
Jurisprudentie
AZ1516
Datum uitspraak2006-09-25
Datum gepubliceerd2006-11-03
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers127766
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-03
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers127766
Statusgepubliceerd
Indicatie
Wrakingsverzoek wordt toegewezen, nu in de hoofdzaak een oordeel wordt gevraagd over een geschilpunt, waarover de rechter in een eerdere zaak (waarin verzoekster een vordering had ingesteld tegen een andere gedaagde) al op een zeer brede en stellige wijze haar visie heeft gegeven.
Uitspraak
beslissing
RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 127766 / HA RK 06-91
datum beslissing: 25 september 2006
Op verzoek van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats], gemeente [X],
verzoekster,
procureur mr. E. Bongers
1. Procesverloop
1.1. Op de openbare zitting van 7 september 2006 heeft verzoekster de wraking verzocht van mr.[rechter], hierna te noemen: de rechter,
in de bij deze rechtbank, sector civiel recht, aanhangige zaak met zaaknummer [nummer], hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2. De rechter heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3. De wederpartij in de hoofdzaak heeft schriftelijk gereageerd.
1.4. Verzoekster, de wederpartij en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 13 september 2006. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door
mr. M. Velsink, kantoorgenoot van mr. Bongers voornoemd. De rechter en de wederpartij hebben van de geboden gelegenheid, met bericht, geen gebruik gemaakt.
1. Het standpunt van verzoekster
1.1. Verzoekster heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd dat - zakelijk weergegeven - zowel de vordering in conventie als de vordering in reconventie in de hoofdzaak geschilpunten betreffen waarover de rechter in een eerdere procedure met zaaknummer [nummer] reeds haar oordeel heeft gegeven. Nu in deze hoofdzaak een zelfde vraagstuk een cruciale rol speelt als in voornoemde procedure met zaaknummer [nummer], lijkt het verzoekster onmogelijk dat de rechter thans nog onbevooroordeeld is in deze zaak.
3. Beoordeling
3.1. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert, hierna ook te noemen de subjectieve toets. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn, hierna ook te noemen de objectieve toets. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend
3.2. Gesteld noch gebleken is dat de rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
3.3. In de procedure onder nummer [nummer] hebben verzoekster en haar broer [...] als eisende partij een vordering ingesteld tegen mr. A.Th.L. Hoekstra, notaris te Beverwijk. In die zaak hebben verzoekster en haar broer aan hun vordering primair ten grondslag gelegd dat de notaris verzoekster en haar broer door de inhoud van de volmacht van 11 september 2000 heeft bedrogen. Zij hebben hiertoe gesteld dat de notaris, wetende dat alle activa van de huwelijksgemeenschap bij de scheiding en deling in 1993 door de moeder verkregen waren, welbewust er aan mee heeft gewerkt dat de kinderen op verzoek van de vader de volmacht hebben getekend, terwijl daarin in strijd met de waarheid staat dat de vader alle bezittingen van de moeder had gefinancierd en uit dien hoofde een vordering op de nalatenschap van de moeder had, die de omvang van de nalatenschap overtrof. Subsidiair hebben zij gesteld dat de notaris door de volmacht aldus te redigeren en vervolgens de woning aan de vader te transporteren onzorgvuldig jegens verzoekster en haar broer hebben gehandeld.
3.4. De rechter heeft bij vonnis van 4 mei 2005 de vordering van verzoekster en haar broer afgewezen. Omtrent het ondertekenen door verzoekster van de volmacht werd in dat vonnis onder 6.7. het volgende overwogen.
“(…)
Ook in het geval de notaris de kinderen bij zich op kantoor zou hebben uitgenodigd en hen op de hoogte had gesteld van de inhoud van de akte van deling/levering (…) is het niet aannemelijk dat zij, in de wetenschap van de fictieve echtscheiding, de volmacht niet zouden hebben getekend. In dit verband is van belang dat de kinderen als enige erfgenamen van de nalatenschap het aan de vader overlieten zich tot de notaris te wenden om de nalatenschap af te wikkelen. Dat wijst erop, dat het voor hen toen kennelijk niet van belang was om zich op de hoogte te stellen van de omvang van de nalatenschap en daaromtrent navraag bij de notaris te doen. Uit hun verklaringen op de comparitie blijkt tenslotte dat zij er altijd vanuit zijn gegaan dat alles van de vader was en hij daarmee kon doen wat hij wilde. Uit deze houding en verklaringen blijkt dat zij het in september 20000 eens waren met de afwikkeling van de nalatenschap, zoals deze zich heeft voorgedaan. De kinderen hebben geen concrete feiten en/of omstandigheden gesteld, die tot een bewijsopdracht kunnen leiden. Uit hun thans ingenomen proceshouding blijkt dat zij de fictie van de echtscheiding en verdeling willen wegdenken om alsnog, via een omweg, af te rekenen. De rechtbank is van oordeel dat zulks niet mogelijk is.
(…)”
3.5. In de hoofdzaak heeft de vader een geldvordering ingesteld tegen verzoekster. In reconventie vordert verzoekster veroordeling van de vader tot betaling aan haar van schadevergoeding. Ter onderbouwing van die schadevordering stelt verzoekster onder meer dat zij bij de totstandkoming van de onder 3.3. bedoelde volmacht door de vader is misleid, althans dat zij door zijn toedoen bij de totstandkoming van die volmacht heeft gedwaald.
3.4. Evenals in de zaak met nummer [nummer] wordt in de hoofdzaak een oordeel gevraagd over de volmacht van 11 september 2000. Wel is het zo dat in de zaak met nummer [nummer] die volmacht beoordeeld werd in relatie tot notaris Hoekstra, terwijl in de hoofdzaak de volmacht beoordeeld moet worden in relatie tot de vader van verzoekster. De wijze echter waarop de rechter onder 6.7 van het vonnis van 4 mei 2005 haar visie gegeven heeft op genoemde volmacht is dermate breed en stellig dat het geen verschil lijkt te maken of een en ander moet worden bezien in relatie tot notaris Hoekstra danwel in relatie tot de vader van verzoekster. Daardoor kan worden gevreesd dat het eerdere oordeel in de weg zal staan aan een onbevangen behandeling door de rechter van de huidige zaak. In die situatie moet de door verzoekster geuite vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd worden geacht.
3.5. Het verzoek tot wraking is daarom voor toewijzing vatbaar.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1. wijst het verzoek tot wraking toe,
4.2. beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter en de wederpartij een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
4.3. bepaalt dat de hoofdzaak verder zal worden behandeld door een andere rechter en beveelt dat de comparitie van partijen wordt voortgezet op een nader te bepalen tijdstip.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. van der Meer, voorzitter, en mrs. J.T.M. Nijenhof en S.R. Mellema, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2006 in tegenwoordigheid van drs. E.A. Verloop als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.