
Jurisprudentie
AZ1479
Datum uitspraak2006-07-11
Datum gepubliceerd2006-11-03
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsArnhem
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/158
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-03
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsArnhem
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/158
Statusgepubliceerd
Indicatie
Geloofwaardigheid nationaliteit / procesverloop.
Verweerder heeft een voornemen uitgebracht waarin primair is gesteld dat het niet aannemelijk is dat eiseres de Sierraleoonse nationaliteit bezit. Subsidiair is verweerder ervan uitgegaan dat eiseres de Guinese nationaliteit bezit en heeft inhoudelijk getoetst aan de gronden van artikel 29 Vw 2000. In de zienswijze heeft eiseres zich erop beroepen dat zij te vrezen heeft voor besnijdenis van haar kind zowel bij terugkeer naar Sierra Leone als naar Guinee. Tevens heeft eiseres gesteld dat zij niet in staat zal zijn haar kind aan de besnijdenis in Guinee te onttrekken. Ter ondersteuning van dit standpunt is verwezen naar de uitspraak Awb 05/6436 van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 11 augustus 2005. Vervolgens heeft verweerder conform artikel 3.119 Vb 2000 een nieuw voornemen uitgebracht. De rechtbank constateert dat het nieuwe voornemen inhoudelijk niet verschilt van het eerdere voornemen, behalve dat verweerder in dit nieuwe voornemen inzake het subsidiaire standpunt, te weten het standpunt dat eiseres de Guinese nationaliteit bezit, een overweging heeft gewijd aan het risico van besnijdenis in het kader van schending van artikel 3 EVRM. In het besluit heeft verweerder het primaire en subsidiaire standpunt gehandhaafd. In het verweerschrift heeft verweerder het subsidiaire standpunt, te weten het standpunt dat eiseres de Guinese nationaliteit bezit, niet langer gehandhaafd, waardoor volgens verweerder een inhoudelijke toetsing aan de problemen van eiseres die zij heeft ondervonden in Guinee niet hoeft plaats te vinden maar enkel hoeft te worden getoetst of de Sierraleoonse nationaliteit aannemelijk moet worden geacht. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het hiervoor geschetste procesverloop het intrekken van het subsidiaire standpunt op een zodanig laat moment in de procedure als onzorgvuldig moet worden aangemerkt op grond van het volgende: Tussen het uitbrengen van het nieuwe voornemen en het verweerschrift waarin het subsidiaire standpunt is ingetrokken, is feitelijk ten aanzien van de situatie van eiseres niets veranderd. Verweerder heeft aangegeven dat het subsidiaire standpunt is ingetrokken, omdat moet worden getoetst aan het land waar de problemen hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het asielrelaas van eiseres ziet op de problemen die zij heeft ondervonden in Guinee. De rechtbank constateert echter dat verweerder reeds ten tijde van het eerste voornemen welbewust naar aanleiding van de uitkomsten van de taalanalyses, waaruit volgde dat eiseres mogelijk afkomstig is uit Guinee, het relaas van eiseres dat zich heeft afgespeeld in Guinee heeft beoordeeld. Vervolgens heeft eiseres in de zienswijze een beroep gedaan op het risico van besnijdenis en heeft verweerder wederom weloverwogen op grond van artikel 3.119 Vb 2000 een nieuw voornemen uitgebracht waarin is ingegaan op het risico van besnijdenis. Ter zitting heeft verweerder niet ontkend dat destijds een nieuw voornemen is uitgebracht naar aanleiding van het aangevoerde in de zienswijze over het risico van besnijdenis en heeft verweerder tevens niet ontkend dat de problematiek rondom het al dan niet kunnen onttrekken aan het risico van besnijdenis in de grote steden van Guinee, een rol heeft gespeeld bij het intrekken van het subsidiaire standpunt. Beroep gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Vreemdelingenkamer
Nevenzittingsplaats Arnhem
Registratienummer: AWB 06/158
Datum uitspraak: 11 juli 2006
Uitspraak
ingevolge artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
inzake
[eiseres],
geboren op [geboortedatum] 1985,
v-nummer 010.503.9841,
van Sierraleoonse nationaliteit,
eiseres,
mede namens haar minderjarige kind,
[kind],
geboren op [geboortedatum] 2003,
gemachtigde mr. J. Nourhussen,
tegen
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND),
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. S.H.M. Maas,
ambtenaar in dienst van de IND.
Het procesverloop
Bij besluit van 25 november 2005 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 22 oktober 2001 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
Op 22 december 2005 heeft eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit.
De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 14 juni 2006. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. P.M.W. Jans.
De beoordeling
1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb, dient de rechtbank het bestreden besluit — de motivering waarop dit besluit berust daaronder begrepen — te toetsen aan de hand van de tegen dat besluit aangevoerde beroepsgronden.
2. Eiseres heeft, kort samengevat, het volgende aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd. Op zesjarige leeftijd is eiseres door Guinese militairen uit Sierra Leone meegenomen naar Guinee waar zij werd verkocht aan haar “pleegmoeder”. Tijdens haar verblijf bij haar pleegmoeder werd zij slecht behandeld en misbruikt door haar pleegvader. Nadat de pleegmoeder hem erop betrapte dat hij eiseres verkrachtte, heeft ze eiseres verteld dat zij afkomstig was uit Sierra Leone en was gekocht op zesjarige leeftijd. Vervolgens heeft ze eiseres het huis uitgegooid. Daarop werd eiseres geronseld door een blanke man en misbruikt als prostituee. Als gevolg daarvan is ze zwanger geworden en heeft zij een abortus ondergaan. Eiseres vreest bij terugkeer naar Sierra Leone of Guinee voor besnijdenis van haar dochtertje.
3. Verweerder heeft onaannemelijk geacht dat eiseres de Sierraleoonse nationaliteit heeft, nu uit rapporten van de taalanalyses van 12 juni 2003, 25 augustus 2003 en 1 september 2003 blijkt dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Sierra Leone. In het bestreden besluit is verweerder er subsidiair vanuit gegaan dat indien eiseres de Guinese nationaliteit bezit, zij niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op één van de gronden van artikel 29 van de Vw 2000.
4. De rechtbank stelt vast dat het asielrelaas van eiseres ziet op haar verblijf in Guinee en betrekking heeft op de periode vanaf haar zesde jaar. Ter zitting heeft verweerder bevestigd het niet ongeloofwaardig te achten dat eiseres op zesjarige leeftijd naar Guinee is gegaan. Eveneens acht verweerder het relaas van eiseres, en daarmee hetgeen haar in Guinee is overkomen, niet ongeloofwaardig.
5. De rechtbank constateert verder dat de procedure in de zaak van eiseres als volgt is verlopen.
Naar aanleiding van de aanvraag van eiseres van 22 oktober 2001 heeft verweerder op 17 augustus 2005 een voornemen uitgebracht waarin primair is gesteld dat het niet aannemelijk is dat eiseres de Sierraleoonse nationaliteit bezit. Verweerder heeft hieraan de taalanalyses van 12 juni 2003, 25 augustus 2003 en 1 september 2003 ten grondslag gelegd. Subsidiair is verweerder ervan uitgegaan dat eiseres de Guinese nationaliteit bezit en heeft inhoudelijk getoetst aan de gronden van artikel 29 van de Vw 2000.
Hierop heeft eiseres een reactie gegeven in de zienswijze van 23 september 2005, waarin zij zich erop heeft beroepen dat zij te vrezen heeft voor besnijdenis van haar kind zowel bij terugkeer naar Sierra Leone als naar Guinee. Tevens heeft eiseres gesteld dat zij niet in staat zal zijn haar kind aan de besnijdenis in Guinee te onttrekken. Ter ondersteuning van dit standpunt is verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 11 augustus 2005 (Awb 05/6436).
Vervolgens heeft verweerder op 19 oktober 2005 conform artikel 3.119 van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 op grond van gewijzigde inzichten besloten tot het uitbrengen van een nieuw voornemen dat het eerder uitgebrachte voornemen heeft vervangen. De rechtbank constateert dat het nieuwe voornemen inhoudelijk niet verschilt van het eerdere voornemen van 17 augustus 2005, behalve dat verweerder in dit nieuwe voornemen van 19 oktober 2005 inzake het subsidiaire standpunt, te weten het standpunt dat eiseres de Guinese nationaliteit bezit, een overweging heeft gewijd aan het risico van besnijdenis in het kader van schending van artikel 3 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Eiseres heeft op dit nieuwe voornemen gereageerd in een zienswijze, waarin zij wederom een beroep doet op het risico van besnijdenis en daarbij stelt dat zij zich aan dit risico niet kan ontrekken.
In het besluit van 25 november 2005 waarin de aanvraag van eiseres is afgewezen, heeft verweerder het primaire standpunt gehandhaafd. In dit besluit is verweerder wederom ingegaan op de stellingen omtrent het risico van besnijdenis en is het standpunt gehandhaafd dat het voor eiseres mogelijk is om zich eraan te onttrekken in de grote steden van Guinee.
Gelet daarop heeft eiseres in de gronden van beroep gemotiveerd betwist dat het mogelijk zou zijn om zich aan besnijdenis te onttrekken in de grote steden van Guinee.
In het verweerschrift heeft verweerder het subsidiaire standpunt, te weten het standpunt dat eiseres de Guinese nationaliteit bezit, niet langer gehandhaafd, waardoor volgens verweerder een inhoudelijke toetsing aan de problemen van eiseres die zij heeft ondervonden in Guinee niet hoeft plaats te vinden maar enkel hoeft te worden getoetst of de Sierraleoonse nationaliteit aannemelijk moet worden geacht.
Derhalve is, aldus verweerder, hetgeen eiseres heeft gesteld omtrent besnijdenis niet langer aan de orde. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd opgemerkt dat het nieuwe voornemen van 19 oktober 2005 te uitgebreid was.
6. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het hiervoor geschetste procesverloop het intrekken van het subsidiaire standpunt op een zodanig laat moment in de procedure als onzorgvuldig moet worden aangemerkt. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
7. De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen het uitbrengen van het nieuwe voornemen van 19 oktober 2005 en het verweerschrift waarin het subsidiaire standpunt is ingetrokken, feitelijk ten aanzien van de situatie van eiseres niets is veranderd, zodat daarin geen reden kan worden gevonden voor het intrekken van het subsidiaire standpunt.
8. Verweerder heeft aangegeven dat het subsidiaire standpunt is ingetrokken, omdat moet worden getoetst aan het land waar de problemen hebben plaatsgevonden. Met verweerder heeft de rechtbank echter vastgesteld dat het asielrelaas van eiseres ziet op de problemen die zij heeft ondervonden in Guinee. Verweerder heeft dit relaas niet ongeloofwaardig geacht. Derhalve volgt de rechtbank verweerder zonder nadere motivering niet in het standpunt dat slechts hoefde te worden getoetst of de Sierraleoonse nationaliteit van eiseres aannemelijk moet worden geacht.
9. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd aangegeven niet te weten waarom het nieuwe voornemen van 19 oktober 2005 is uitgebracht. De rechtbank constateert echter dat verweerder reeds ten tijde van het eerste voornemen welbewust naar aanleiding van de uitkomsten van de taalanalyses, waaruit volgde dat eiseres mogelijk afkomstig is uit Guinee, het relaas van eiseres dat zich heeft afgespeeld in Guinee heeft beoordeeld, hetgeen door verweerder ter zitting is bevestigd. Vervolgens heeft eiseres in de zienswijze een beroep gedaan op het risico van besnijdenis en heeft verweerder wederom weloverwogen op grond van artikel 3.119 van het Vb 2000 een nieuw voornemen uitgebracht waarin is ingegaan op het risico van besnijdenis, terwijl de rest van het nieuwe voornemen inhoudelijk hetzelfde was als het oude voornemen. Ter zitting heeft verweerder niet ontkend dat destijds een nieuw voornemen is uitgebracht naar aanleiding van het aangevoerde in de zienswijze over het risico van besnijdenis en heeft verweerder tevens niet ontkend dat de problematiek rondom het al dan niet kunnen onttrekken aan het risico van besnijdenis in de grote steden van Guinee, een rol heeft gespeeld bij het intrekken van het subsidiaire standpunt.
10. Nu verweerder destijds welbewust heeft getoetst aan de problemen in Guinee, verweerder zelf heeft aangegeven dat aan het land moet worden getoetst waar de problemen hebben plaatsgevonden en verweerder het geloofwaardig acht dat de problemen van eiseres in Guinee hebben plaatsgevonden, acht de rechtbank het intrekken van het subsidiaire standpunt en daarmee de toetsing aan de problemen van eiseres in Guinee onzorgvuldig.
11. Derhalve is het beroep gegrond wegens schending van het zorgvuldigheidsbeginsel (artikel 3:2 van de Awb). Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Er bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het besluit van 25 november 2005;
draagt verweerder op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644,00, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die deze kosten dient te voldoen aan de griffier van deze nevenzittingsplaats.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.F. Gielissen en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2006 in tegenwoordigheid van K.M.C. van Middelkoop als griffier.
de griffier? de rechter
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Een afschrift van de uitspraak dient overgelegd te worden. Meer informatie treft u aan op de website van de Raad van State (www.raadvanstate.nl).