Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ1471

Datum uitspraak2006-11-01
Datum gepubliceerd2006-11-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.810565-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Met iemand beneden de zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Parketnummer : 14.810565-05 Datum uitspraak: 1 november 2006 OP TEGENSPRAAK VERKORT VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1949, wonende te [adres en woonplaats]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 oktober 2006. De rechtbank heeft kennisgenomen van - de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank - het tenlastegelegde zal bewezen verklaren - de verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met hieraan verbonden een proeftijd van 3 jaren. Ten aanzien van de benadeelde partij heeft de officier van justitie gerekwireerd tot toewijzing van de vordering, met hieraan verbonden de schadevergoedingsmaatregel en toewijzing van de kosten. Tenslotte heeft de officier van justitie de opheffing van de reeds geschorste voorlopige hechtenis verzocht; - hetgeen door de verdachte en mr. B. Roodveldt, raadsvrouw van de verdachte, naar voren is gebracht. 1. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 29 augustus 2005, in ieder geval op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand augustus 2005, in de gemeente Alkmaar, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer 1] [geboortedatum slachtoffer 1] 1998 en/of met [slachtoffer 2] [geboortedatum slachtoffer 2] 1998, die (beiden) toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, (telkens) buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handeling(en) hierin dat hij, verdachte, * zich ontkleed heeft getoond aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], althans zijn, verdachtes, penis heeft getoond aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of * [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zijn, verdachtes, penis heeft laten aanraken en/of heeft laten aaien en/of * [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in zijn, verdachtes, penis laten knijpen en/of * [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft beetgepakt en/of * (met) zijn, verdachtes, penis tegen en/of over de rug, althans het lichaam, van [slachtoffer 1] en/of over de rug, althans het lichaam, van [slachtoffer 2] heeft bewogen en/of gewreven, althans bewegingen heeft gemaakt als had hij geslachtsgemeenschap. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging. 2. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 29 augustus 2005, in de gemeente Alkmaar, met [slachtoffer 1] [geboortedatum slachtoffer 1] 1998 en met [slachtoffer 2] [geboortedatum slachtoffer 2] 1998, die (beiden) toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen hierin dat hij, verdachte, * zich ontkleed heeft getoond aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en * [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn, verdachtes, penis heeft laten aaien en * [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in zijn, verdachtes, penis laten knijpen en * [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft beetgepakt en * met zijn, verdachtes, penis tegen de rug, van [slachtoffer1] en tegen de rug van [slachtoffer 2] bewegingen heeft gemaakt als had hij geslachtsgemeenschap. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3. BEWIJS De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 4. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert op: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd 5. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 6. MOTIVERING VAN DE STRAFFEN. De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft in de tijd, voorafgaande aan de datum van het gepleegde feit het vertrouwen van de meisjes gewonnen. Hij heeft ze regelmatig binnengelaten en snoep gegeven. Hij was zelfs van plan hen gitaarles te geven. Op de bewuste dag heeft hij ze, in het vooruitzicht van snoep als beloning, nog handdoeken laten vouwen. Toen de meisjes dezelfde dag terugkwamen heeft verdachte de 2 zevenjarige (buur)meisjes in zijn huis toegelaten nadat ze hem om een ijsje hadden gevraagd en vervolgens met hen ontucht gepleegd. Verdachte heeft slechts oog gehad voor de bevrediging van zijn eigen seksuele verlangens en is voorbij gegaan aan de gevolgen die zijn optreden voor de beide meisjes kon hebben. Verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van beide meisjes en het vertrouwen beschaamd dat zij in hem, als volwassen buurman stelden. De ervaring leert dat dit soort gebeurtenissen vaak langdurige psychische gevolgen voor dergelijke jeugdige slachtoffers kan hebben. De rechtbank rekent verdachte deze feiten dan ook zwaar aan. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 29 augustus 2006, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder tot straf is veroordeeld. - het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 25 januari 2006 van N. Schilder als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, behoort te worden opgelegd, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven. De rechtbank is tevens van oordeel dat een vrijheidsstraf dient te worden opgelegd. De rechtbank zal deze vrijheidsstraf geheel in voorwaardelijke vorm opleggen en daarbij de proeftijd stellen op de maximale wettelijke termijn van twee jaar. 7. BENADEELDE PARTIJ De benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres en woonplaats slachtoffer 1], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 1000,- wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Daarnaast is een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand gevorderd tot een bedrag van € 399,-. Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij, mr. G.A.M. van Dijk, deze vordering nader toegelicht. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden, tot een bedrag welke naar redelijkheid vastgesteld en naar billijkheid begroot is op € 500,-, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. Naar het oordeel van de rechtbank is het resterende gedeelte van de vordering niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen. 8. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer [slachtoffer 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op. 9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 247 van het Wetboek van Strafrecht. 10. BESLISSING De rechtbank: Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit. Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar. Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 180 (eenhonderdtachtig) uren. Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 90 dagen. Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering wordt gebracht , voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Stelt het aantal in mindering te brengen uren vast op 6. Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 9 (negen) maanden. Beveelt dat deze vrijheidsstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist. Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: - de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot het hierna te noemen bedrag. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro) als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op € 399,-. Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] te betalen een som geld ten bedrage van € 500,- , (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte. Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Klerk, voorzitter, mr. M.E.J. van Lieshout-Segers en mr. S.N. Schipper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S van Lingen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 november 2006.