Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ1414

Datum uitspraak2006-09-12
Datum gepubliceerd2006-11-02
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC200400401
Statusgepubliceerd


Indicatie

Voeging van deze zaak betreffende het hoger beroep tegen een tussenvonnis in reconventie met de zaak in het hoger beroep tegen een eerder tussenvonnis in conventie, waarin nog niet van grieven is gedeind, gelet op de samenhang tussen conventie en reconventie.


Uitspraak

C0400401/BR ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH, zevende kamer, van 12 september 2006, gewezen in de zaak van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FAR TRADING B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], hierna: “FAR”, appellante bij exploot van dagvaarding van 30 januari 2004, procureur: mr. J.E. Lenglet, tegen: [X.], wonende te [woonplaats], hierna: “[X.]”, geïntimeerde bij voormeld exploot van dagvaarding, procureur: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann, op het hoger beroep van het door de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Breda gewezen vonnissen van 12 februari 2003 en 17 december 2003 tussen FAR als eiseres in conventie tevens gedaagde in reconventie en [X.] als verweerder in conventie tevens eiser in reconventie. 1. Het verloop van het geding in eerste aanleg Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen met zaak/rolnummer 251693 CV 03-14, alsmede naar het incidentele vonnis van 26 maart 2003, het vonnis van 13 augustus 2003 en het vonnis van 9 februari 2005. 2. Het verloop van het geding in hoger beroep 2.1. Bij memorie van grieven, met bewijsstukken, heeft FAR drie grieven aangevoerd tegen het vonnis van 17 december 2003 en verklaard geen grieven aan te voeren tegen het vonnis van 12 februari 2003 en in dat vonnis te berusten. FAR heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis van 17 december 2003 zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alsnog [X.] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vorderingen in reconventie althans hem deze zal ontzeggen, met veroordeling van [X.] in de proceskosten in beide instanties. 2.2. Bij memorie van antwoord, met bewijsstukken, heeft [X.] de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis van 17 december 2003 met veroordeling van FAR in de proceskosten (naar het hof begrijpt: in hoger beroep). 2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. 3. Voeging 3.1. Het hoger beroep betreft het deelvonnis (in reconventie) van 17 december 2003 waarbij de kantonrechter de vordering in reconventie van [X.] gedeeltelijk heeft toegewezen en FAR heeft veroordeeld tot het betalen van huurpenningen voor het pand [adres] te [vestigingsplaats] vanaf januari 2003 tot en met juli 2004. 3.2. Bij het eerdere deelvonnis van 13 augustus 2003 heeft de kantonrechter in conventie de vordering van FAR tot verkrijging van een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst voor het pand [adres] te [vestigingsplaats] met ingang van 1 november 2002 is geëindigd, althans tot ontbinding van deze huurovereenkomst afgewezen. FAR heeft hiertegen afzonderlijk hoger beroep ingesteld dat aanhangig is onder rolnummer C03/01384. Deze zaak is nog niet in staat van wijzen en staat op de rol van 24 juli 2007 voor memorie van antwoord aan de zijde van [X.]. 3.3. FAR neemt in haar memorie van grieven het standpunt in dat het hoger beroep tegen het vonnis van 17 december 2003 nauw samenhangt met het afzonderlijke hoger beroep tegen het vonnis van 13 augustus 2003, zodat (ambtshalve) voeging van beide zaken geboden is. FAR vordert echter geen voeging omdat artikel 220 lid 2 Rv daaraan in de weg zou staan nu zij al een memorie van grieven heeft genomen. 3.4. [X.] heeft zich in de memorie van antwoord niet over de voeging van beide zaken uitgelaten. 3.5. Het hof is van oordeel dat beide zaken gevoegd dienen te worden nu zij nauw samenhangen. Immers, indien in hoger beroep op de vordering van FAR in conventie - waarop de zaak met rolnummer C03/01384 betrekking heeft - alsnog zou worden beslist dat de huurovereenkomst op enig tijdstip vóór januari 2003 is geëindigd, komt daarmee de grondslag aan de vordering van [X.] tot betaling van huurpenningen vanaf die datum - waarop onderhavige zaak betrekking heeft - te ontvallen. 3.6. Het hof zal beide zaken voegen. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor voortprocederen tegelijk met de zaak met nummer C03/01384. Het hof gaat ervan uit dat partijen zullen verzoeken deze laatste zaak bij vervroeging op dezelfde roldatum te plaatsen, alsmede dat [X.] op die roldatum van memorie van antwoord zal dienen. 3.7. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. 4. De uitspraak Het hof: voegt de zaak ter behandeling met de zaak welke onder nummer C03/01384 aanhangig is; verwijst de zaak naar de rol van 10 oktober 2006 voor uitlating voortgang procedure beide partijen; houdt iedere verdere beslissing aan. Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Den Hartog Jager en Van den Bergh en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 12 september 2006.