
Jurisprudentie
AZ1366
Datum uitspraak2006-11-01
Datum gepubliceerd2006-11-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers309573 CV EXPL 06-4352
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2006-11-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers309573 CV EXPL 06-4352
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Leidinggevende werkneemster zegt arbeidsovereenkomst op, omdat zij elders een betrekking heeft gevonden. Werkgever stemt ermee in. Tijdens de opzegtermjin geeft werkgever aan werkneemster een berisping en maakt dat via email intern bekend aan alle medewerkers. In onderling overleg wordt einde van het dienstverband een maand naar voren geschoven. Werkneemster vordert thans intrekking berisping, rectificatie van de berichtgeving en schadevergoeding.
Kantonrechter oordeelt dat werkgever ten onrechte berisping heeft gegeven, nu volgens de eigen stelling van werkgever op grond van de CAO een berisping geen bestaande maatregel is/was. Verklaring voor recht dat berisping ten onrechte gegeven was toegewezen, alsmede de vordering tot recitificatie. Schadevergoeding geheel afgewezen.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 309573 CV EXPL 06-4352
datum uitspraak: 1 november 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiseres]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiseres]
gemachtigde mr. C.A. Deenik
tegen
de Coöperatieve Rabobank Heemskerk-Uitgeest U.A.
te Heemskerk
gedaagde partij
hierna te noemen de Rabobank
gemachtigde mr. G.P. Poiesz
De procedure
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stuk-ken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen:
- de dagvaarding van 25 april 2006, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het door de kantonrechter tussen partijen gewe-zen en op 19 juli 2006 uitgesproken tussenvonnis,
- de aantekeningen van de griffier van de ingevolge dat vonnis op 3 oktober 2006 gehouden comparitie van partijen.
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro-ken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partij-en het volgende vast:
a. [eiseres] is in dienst geweest van de Rabobank organisatie vanaf 1 januari 1997 en bij de Rabobank van 1 september 1999 tot 1 augustus 2005, laatstelijk in de functie van directeur kantoor Uitgeest.
b. Bij brief van 21 juni 2005 heeft [eiseres] het volgende aan de Rabobank geschreven:
“Gisteren heb ik je mondeling medegedeeld dat ik mijn ontslag wil indienen. Dit is de schriftelijke bevestiging daarvan.
Mijn opzegtermijn is twee maanden, de maanden juli en augustus. Met Reinier zal ik nader afstemmen wanneer mijn laatste werkdag zal zijn.
(…)”
c. [eiseres] heeft bij de mededeling dat zij haar ontslag wilde indienen verzocht om per 1 augustus 2005 uit dienst te mogen treden. Dit verzoek is door de Rabobank niet gehonoreerd.
d. De Rabobank, in de persoon van algemeen directeur [XXX] (hierna: [XXX]), heeft vervolgens aan [eiseres] bericht dat het dienstverband met [eiseres] per 1 september 2005 zal worden beëindigd.
e. Via een e-mailbericht op Localweb van de Rabobank heeft [eiseres] haar collega’s van haar ontslagname op de hoogte gesteld en de reden daarvan uiteengezet.
f. Er heeft een intern onderzoek plaatsgevonden naar de procedurele gang van zaken rond de aanvraag en goedkeuring van een financiering in december 2003 ten behoeve van een cliënt van de Rabobank genaamd [YYY] (hierna: [YYY]).
g. Op 15 juli 2005 heeft naar aanleiding van dit interne onderzoek en de conclusies daaruit een gesprek plaatsgevonden tussen [eiseres], [XXX] en de personeelsadviseur van de Rabobank, mevrouw [ZZZ].
h. Bij brief van 15 juli 2005 heeft [XXX] namens de Rabobank ter bevestiging van het gesprek van 15 juli 2005 het volgende aan [eiseres] geschreven:
“(…)
Tijdens dit gesprek heeft ondergetekende u verteld dat de wijze waarop de besluitvorming heeft plaatsgevonden én de kwaliteit van de inhoudelijke beoordeling van deze financiering ernstig te kort heeft geschoten en wel op verwijtbare wijze.
Voor deze ernstige kunstfout bent u berispt.
Omdat u tijdens het onderzoek zowel als tijdens genoemd gesprek niet heeft laten blijken in te zien dát er een kunstfout is gemaakt én dát deze verwijtbaar is, is het vertrouwen in een adequate behandeling van financieringsaanvragen ernstig onder druk komen te staan.
Om deze reden is u medegedeeld dat uw bevoegdheid tot het goedkeuren van particuliere financieringen terstond is ongetrokken.
(…)”
i. Bij brief van 19 juli 2005 heeft [XXX] namens de Rabobank het volgende aan [eiseres] geschreven:
“Hiermee bevestig ik dat wij hedenmorgen zijn overeengekomen dat uw dienstverband met onze bank per 1 augustus 2005 beëindigd zal worden. U zult uw werkzaamheden met onmiddellijke ingang beëindigen en voor de resterende werkdagen vakantie-uren opnemen.
(…)”
j. Per intern e-mailbericht van 20 juli 2005 heeft [XXX] namens de Rabobank de medewerkers van haar kantoor Uitgeest het volgende medegedeeld:
“Enige tijd geleden is gebleken dat er een zestal particuliere financieringen buiten de goedkeuringsregels zijn verstrekt. (…)
Eén post daarentegen bleek zodanig van de regels af te wijken dat deze nooit verstrekt had mogen worden. Los van wel of geen automatische signalering, deze post had er bij de beoordeling uitgehaald moeten worden. Verstrekking heeft echter wel plaatsgevonden met als resultaat dat de bank een uiterst problematische uitzetting in de boeken heeft en de klant met zodanig extreme lasten en risico’s zit dat problemen niet kunnen uitblijven.
Het ingestelde interne onderzoek naar deze post heeft duidelijk gemaakt dat de toenmalige manager F en H, [eiseres], de post heeft goedgekeurd. Zij heeft de onverantwoorde verstrekking niet onderkend en ze heeft haar bevoegdheden (aanzienlijk) overschreden. Deze beoordelingsmisser en incorrect gebruik van bevoegdheden heeft geleid tot een berisping.
(…)
Gegeven deze situatie heeft onderling overleg ertoe geleid dat de bank alsnog is ingegaan op het verzoek van [eiseres] zelf om eerder uit dienst te treden dan 1 september en wel per 1 augustus. Rekening houden met resterende vrije dagen ed. heeft [eiseres] haar werkzaamheden gisteren, dinsdag 19 juli, beëindigd.
(…)
Buiten de bank kan naar klanten en relaties gemeld worden dat [eiseres] ontslag genomen heeft in verband met een nieuwe baan. Hetgeen hierboven is beschreven wordt door de bank niet naar buiten gebracht. Ik vraag hierbij ook jullie medewerking.
(…)”
De vordering
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat de Rabobank [eiseres] ten onrechte heeft berispt en deze berisping ten onrechte heeft gehandhaafd;
2. de Rabobank zal veroordelen tot ongedaanmaking van de berisping en verwijdering uit het personeelsdossier, meer in het bijzonder het personeelsdossier van [eiseres], zulks onder verbeurte van een dwangsom van €1.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de Rabobank hiermee in gebreke blijft vanaf twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis;
3. de Rabobank zal veroordelen tot rectificatie van de mededeling die zij op 20 juli 2005 verzonden heeft aan alle collega’s van [eiseres] over de wijze waarop de arbeidsovereenkomst tussen haar en de Rabobank is geëindigd en waarin tevens melding wordt gemaakt van de berisping van [eiseres], in die zin dat de Rabobank een nieuwe mededeling maakt die goedgekeurd zal moeten worden door [eiseres] en waarin onder meer zal staan dat [eiseres] ten onrechte berispt is en uit eigen vrije wil vertrokken is bij de Rabobank en niet op de grond als genoemd althans gesuggereerd in bedoelde mededeling onder vermelding van de mededeling van de Rabobank dat zij haar excuses maakt aan [eiseres] over de inhoud van de mededeling van 20 juli 2005, dit alles onder verbeurte van een dwangsom van €1.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de Rabobank hiermee in gebreke blijft, zulks vanaf vijf dagen na betekening van het vonnis;
4. de Rabobank zal veroordelen tot betaling van €20.000,00 bestaande uit:
1. €5.500,00 ter zake van buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand;
2. €5.000,00 ter zake van immateriële schadevergoeding wegens aantasting van haar goede naam en eer;
3. €9.500,00 ter zake van de schade die zij heeft geleden doordat zij op oneigenlijke gronden akkoord is gegaan met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2005 in plaats van 1 september 2005;
5. de Rabobank zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
[eiseres] heeft het volgende aan haar vordering ten grond-slag gelegd:
[eiseres] is ten onrechte berispt. Het onderzoek dat gedaan is naar de toedracht van de goedkeuring van de financiering van [YYY] is onzorgvuldig gebeurd. Geen rekening is gehouden met het aangepaste systeem van Rabobank Nederland, waardoor ook andere financieringsaanvragen naderhand buiten de AGRP bleken te vallen. Ook is door de Rabobank verzuimd eerst [eiseres] zorgvuldig te horen alvorens een beslissing werd genomen. In ieder geval is het verweer van de zijde van [eiseres] onvoldoende meegewogen in de uiteindelijke maatregel die genomen is.
In het onderzoek is onvoldoende rekening gehouden met het feit dat de Kredietcommissie de aanvraag achteraf heeft gefiatteerd, waardoor [eiseres] feitelijk gedechargeerd werd van haar verantwoordelijkheid. Er had daarom geen disciplinaire maatregel genomen kunnen en hoeven worden.
In de besluitvorming die heeft geleid tot de berisping is geen rekening gehouden met de omstandigheden, zoals de risico’s die de Rabobank in dit geval zou lopen. Die risico’s waren zeer klein, inmiddels is dat in de praktijk ook gebleken. De Rabobank heeft geen schade geleden.
Er is voorts geen rekening gehouden met de argumenten van [eiseres], met haar uitstekende staat van dienst, met de voor [eiseres] verstrekkende gevolgen van de berisping en met het feit dat [eiseres] haar dienstbetrekking al had opgezegd zonder dat zij wist dat er een onderzoek liep, laat staan dat zij wist wat de uitslag daarvan was. De Rabobank had de maatregel niet meer hoeven nemen.
Daarnaast is op onzorgvuldige en onrechtmatige wijze aan de collega’s van [eiseres] bericht omtrent de berisping die haar gegeven is en de wijze waarop de arbeidsovereenkomst tussen haar en de Rabobank is geëindigd, ten gevolge waarvan haar goede naam is aangetast. In het bericht van 20 juli 2005 wordt de suggestie gewekt dat [eiseres] haar besluit om (eerder) uit dienst te treden heeft genomen op grond van het feit dat zij haar bevoegdheden zou hebben overschreden. [eiseres] is akkoord gegaan met een eerdere beëindiging op aandringen van de Rabobank omdat zij zich geïntimideerd en onder druk gezet voelde. De Rabobank heeft met deze berichtgeving onzorgvuldig en zelfs onrechtmatig gehandeld in strijd met het goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW en is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de verbintenissen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst.
[eiseres] wordt in ernstige mate belemmerd in haar toekomstige ontwikkelingen door de ten onrechte gegeven berisping.
Het verweer
De Rabobank heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal, voor zover relevant, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
De Rabobank heeft allereerst aangevoerd dat aan de vordering een grondslag, althans een belang ontbreekt en dat daarom de vordering op grond van artikel 3:303 BW moet worden afgewezen. De Rabobank heeft daartoe het volgende aangevoerd:
In een geval dat een financiële instelling navraag doet over de betrouwbaarheid van een voormalig werknemer past de Rabobank de Regels Screening Medewerkers toe. Uit die regels blijkt dat in het geval een betreffende medewerker minder dan 5 jaar daarvoor bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is veroordeeld in strafrechtelijke zin, die medewerker eerst als onbetrouwbaar wordt aangemerkt. Deze omstandigheid doet zich volgens de Rabobank hier niet voor.
De kantonrechter verwerpt dit verweer van de Rabobank. De regel en de daarbij behorende bijlage 1, waar de Rabobank zich op beroept, is van toepassing op de situatie waarin de Rabobank zelf voorafgaande aan de indiensttreding van een medewerker inlichtingen inwint bij een andere financiële instelling. Hier is evenwel sprake van een andere situatie, namelijk die waarop het bepaalde bij artikel 6 van de door de Rabobank genoemde regels van toepassing is, terwijl daarbij niet wordt verwezen naar de eerder genoemde bijlage 1. Op grond van dat artikel 6 moet de Rabobank desgevraagd en onder bepaalde voorwaarden inlichtingen verstrekken over de betrouwbaarheid van [eiseres].
Het spreekt voor zich dat het vermelden van een in het dossier van [eiseres] aanwezige berisping die betrekking heeft op het overschrijden van haar bevoegdheden in beginsel in aanmerking zal kunnen komen om in het kader van die betrouwbaarheid te worden vermeld. Namens de Rabobank is ter zitting verklaard dat de Rabobank zich ook bij dit soort inlichtingen op het standpunt stelt dat slechts strafrechtelijke veroordelingen als hierboven vermeld een rol zullen spelen. Dit blijkt evenwel niet uit de overgelegde regels en is verder onvoldoende aannemelijk geworden om voor [eiseres] de zekerheid in het leven te roepen dat zij in de toekomst niet zal worden geconfronteerd met de thans in haar dossier aanwezige berisping.
Voldoende duidelijk is dat, indien de onderhavige berisping wordt gehandhaafd en in haar personeelsdossier aanwezig blijft, [eiseres] er alle belang bij heeft om die berisping te doen toetsen. Bij toekomstige sollicitaties werkt een dergelijke berisping, gelet op de aard van de functie van [eiseres], ongetwijfeld in haar nadeel.
Op grond van het vorenstaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat [eiseres] wel degelijk belang heeft bij haar vordering.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of de Rabobank terecht is overgegaan tot het berispen van [eiseres]. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is.
De Rabobank heeft zelf aangevoerd dat de berisping niet als een disciplinaire maatregel kan worden aangemerkt, althans dat de van toepassing zijnde CAO die maatregel niet kent (conclusie van antwoord onder 23).
Gelet op die eigen stelling van de Rabobank is het onbegrijpelijk dat zij tot deze stap is overgegaan. Gelet ook op de inhoud van de interne mededeling heeft de Rabobank de bedoeling gehad [eiseres] een maatregel op te leggen. Nu de Rabobank een in de verhouding tussen partijen niet bestaande maatregel heeft getroffen kan de conclusie geen andere zijn dan dat de Rabobank dit ten onrechte heeft gedaan. In het midden kan daarom blijven of de berisping op goede gronden is gegeven. Immers, ook al zou het verwijt van de Rabobank aan [eiseres] juist zijn, dan nog had zij geen berisping kunnen geven maar anders moeten handelen. Eén en ander geldt temeer, nu tussen partijen vaststaat dat [eiseres] altijd naar behoren heeft gefunctioneerd en tussen partijen reeds was afgesproken dat de arbeidsovereenkomst per 1 september 2005 zou eindigen. De Rabobank heeft derhalve niet gehandeld als een goed werkgever.
Reeds op grond van het vorenstaande moeten de vorderingen onder 1., 2. en 3. worden toegewezen. De daarbij gevorderde dwangsom zal worden gematigd.
Met betrekking tot de gevorderde schadevergoedingen is de kantonrechter het volgende van oordeel. Nog daargelaten dat [eiseres] op onvoldoende deugdelijke wijze de schade-componenten heeft onderbouwd, komen de gevorderde bedragen niet voor toewijzing in aanmerking. De kantonrechter overweegt daartoe het volgende.
Het had voor [eiseres] uit de tussen partijen (en/of hun gemachtigden) gewisselde correspondentie voldoende duidelijk moeten zijn dat de Rabobank niet bereid was om tot intrekking van de berisping en rectificatie van de betrokken mededeling over te gaan. Het had dus geen zin om buiten rechte te proberen de Rabobank tot andere gedachten te brengen. De kantonrechter is daarom van oordeel dat, als er al buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt, deze nodeloos zijn gemaakt. Het gevorderde bedrag zal daarom worden afgewezen.
Op geen enkele wijze heeft [eiseres] de gevorderde immateriële schade onderbouwd. Mede gelet op het feit dat naar het oordeel van de kantonrechter de schade reeds voldoende wordt hersteld door de verklaring voor recht dat de Rabobank de berisping ten onrechte heeft gehandhaafd, de verwijdering van die berisping uit het dossier en de rectificatie van de berichtgeving, wijst de kantonrechter ook dit onderdeel van de schadevordering af.
De kantonrechter is van oordeel dat ook de vordering tot vergoeding van schade voor het eerder uit dienst treden moet worden afgewezen. [eiseres] heeft gesteld dat zij er onder druk en intimidatie mee akkoord is gegaan eerder uit dienst te treden. In het licht van de gemotiveerde bestrijding van een en ander door de Rabobank heeft [eiseres] voor haar stelling geen bewijs aangedragen en evenmin een specifiek bewijsaanbod gedaan. [eiseres] heeft verder erkend dat zij reeds voordat het conflict tussen partijen ontstond, heeft verzocht om per 1 augustus 2005 uit dienst te mogen treden en dat zij slechts tot 1 september 2005 in dienst zou blijven omdat zij door de Rabobank aan de officiële opzegtermijn werd gehouden. Mede gelet op die eerdere uitdrukkelijke wens van [eiseres] acht de kantonrechter het onvoldoende aannemelijk dat de wilsovereenstemming tussen partijen op dit punt op ondeugdelijke wijze tot stand is gekomen.
Omdat de Rabobank wat de berisping betreft foutief heeft gehandeld en dit foutieve handelen de kern van het geschil uitmaakt, is zij als de in het ongelijk gestelde partij te beschouwen en zal zij de kosten van de procedure moeten dragen.
Hetgeen partijen verder nog te berde hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
Beslissing
De kantonrechter:
Verklaart voor recht dat de Rabobank [eiseres] ten onrechte heeft berispt en deze berisping ten onrechte heeft gehandhaafd.
Veroordeelt de Rabobank tot ongedaanmaking van de berisping en verwijdering uit het personeelsdossier, meer in het bijzonder het personeelsdossier van [eiseres], zulks onder verbeurte van een dwangsom van €1.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de Rabobank hiermee in gebreke blijft vanaf twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis, met dien verstande dat boven een bedrag van €20.000,00 geen dwangsommen meer zullen worden verbeurd.
Veroordeelt de Rabobank tot rectificatie van de mededeling die zij op 20 juli 2005 verzonden heeft aan alle collega’s van [eiseres] over de wijze waarop de arbeidsovereenkomst tussen haar en de Rabobank is geëindigd en waarin tevens melding wordt gemaakt van de berisping van [eiseres], in die zin dat de Rabobank een nieuwe mededeling maakt die goedgekeurd zal moeten worden door [eiseres] en waarin onder meer zal staan dat [eiseres] ten onrechte berispt is en uit eigen vrije wil vertrokken is bij de Rabobank en niet op de grond als genoemd althans gesuggereerd in bedoelde mededeling, onder vermelding van de mededeling van de Rabobank dat zij haar excuses maakt aan [eiseres] over de inhoud van de mededeling van 20 juli 2005, dit alles onder verbeurte van een dwangsom van €1.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de Rabobank hiermee in gebreke blijft, zulks vanaf vijf dagen na betekening van het vonnis, met dien verstande dat boven een bedrag van €20.000,00 geen dwangsommen meer zullen worden verbeurd.
Veroordeelt de Rabobank in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op €267,32 aan verschotten en €600,00 aan salaris voor de gemachtigde, met bepaling dat de explootkosten worden verhoogd met een percentage dat overeenkomt met het percentage bedoeld in artikel 9, 1e lid van de Wet op de Omzetbelasting 1968.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voor-raad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.