Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ1344

Datum uitspraak2006-10-31
Datum gepubliceerd2006-11-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers323036/ VV EXPL 06-234
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Arbeidszaak. Vordering van loon na overgang van onderneming. Partijen zijn aanvankelijk overeengekomen dat eiser bij gedaagde zijn functie van vertegenwoordiger zou blijven bekleden. Vervolgens heeft gedaagde eiser de nieuwe functie van Operations Medewerker aangeboden. Eiser heeft deze functie aanvaard. Niet is gebleken dat eiser daaraan de voorwaarde van het behoud van de bedrijfsauto heeft verbonden. Uit de door eiser geuite wens om in de functie van Operations Medewerker over de bedrijfsauto te kunnen blijven beschikken, kan niet zonder meer worden afgeleid dat eiser die functie heeft geweigerd.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector kanton Locatie Haarlem zaak/rolnr.: 323036/ VV EXPL 06-234 datum uitspraak: 31 oktober 2006 VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING inzake [eiser] te [woonplaats] eisende partij in conventie verwerende partij in reconventie hierna te noemen [eiser] gemachtigde mr. E.A.C. Stam tegen de besloten vennootschap EVERARDUS CORNELIS & WILLEM B.V. h.o.d.n. RT & S Express en Distri Rose Logistics te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer gedaagde partij in conventie eisende partij in reconventie hierna te noemen RT & S Express gemachtigde mr. L.C. de Jager De procedure [eiser] heeft RT & S Express op 21 september 2006 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2006, waarbij de gemachtigden zich hebben bediend van pleitnotities. RT & S Express heeft een eis is reconventie ingesteld onder overlegging van producties. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is verhandeld. De zaak is aangehouden voor een nadere, schriftelijke reactie van [eiser] op de eis in reconventie. Bij brief van 24 oktober 2006 heeft [eiser] gereageerd. Vonnis is bepaald op heden. De feiten 1. [eiser] is op 7 september 2004 in dienst getreden van Distri Rose in de functie van vertegenwoordiger tegen een salaris van (laatstelijk) € 2.497,49 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. Aan [eiser] is een bedrijfsauto ter beschikking gesteld 2. Distri Rose heeft haar activiteiten en personeel per 1 juli 2006 overgedragen aan RT & S Express. 3. Op 21, 26 en 28 juni 2006 heeft tussen partijen overleg plaatsgevonden over de door [eiser] bij RT & S Express te bekleden functie. 4. Op 21 juni 2006 zijn partijen overeengekomen dat [eiser] zijn werkzaamheden als vertegenwoordiger bij RT & S Express zou voortzetten. 5. Op 26 juni 2006 heeft [XXX], directeur van RT & S Express (hierna: [XXX]), [eiser] de functie van Operations Medewerker aangeboden. [eiser] diende in dat geval de bedrijfsauto in te leveren. 6. Op 28 juni 2006 heeft [eiser] telefonisch aan [XXX] medegedeeld de functie van Operations Manager te accepteren, maar dat hij over de bedrijfsauto wilde blijven beschikken. 7. Bij brief van 30 juni 2006 heeft de gemachtigde van Distri Rose onder meer het volgende aan [eiser] medegedeeld: “U hebt te kennen gegeven niet mee te willen overgaan naar RT & S Express Logistics. Dat heef tot gevolg dat het dienstverband, dat u met Distri Rose had, per 1/7/’06 eindigt.” 8. Bij brief van 30 juni 2006 heeft [XXX] het volgende aan [eiser] medegedeeld: “Hierbij bevestigen wij u dat RT & S Express Logistics u per 01 juli 2006 een baan heeft aangeboden als vertegenwoordiger […]. Tevens hebben wij u de optie gegeven om per 01 juli 2006, de operations voor ons te verzorgen. U heeft te kennen gegeven van beide opties geen gebruik te willen maken.” 9. Bij brief van 2 juli 2006 heeft [eiser] geprotesteerd tegen de beëindiging van het dienstverband en zich beschikbaar gehouden voor de werkzaamheden. 10. Op 3 juli 2006 is [eiser], na zich op het werk te hebben gemeld, door [XXX] naar huis gestuurd. Bij brief van gelijke datum heeft [eiser] hiertegen geprotesteerd. 11. Bij brief van 7 juli 2006 heeft de gemachtigde van [eiser] RT & S Express gesommeerd het ontslag in te trekken en aanspraak gemaakt op doorbetaling van loon en tewerkstelling van [eiser]. 12. Op 11 juli 2006 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en [XXX]. [eiser] heeft zich na dit gesprek ziek gemeld. 13. RT & S Express heeft vervolgens een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser] ingediend. RT & S Express heeft het verzoekschrift op 4 september 2006 ingetrokken. 14. RT & S Express heeft [eiser] vanaf juli 2006 geen salaris meer betaald. 15. [eiser] heeft de bedrijfsauto op 15 september 2006 aan RT & S Express teruggegeven. 16. [eiser] is per 1 oktober 2006 in dienst getreden bij een nieuwe werkgever. IN CONVENTIE De vordering van [eiser] [eiser] vordert, na zijn vordering vermeerderd te hebben, bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van RT & S Express tot betaling van € 7.492,47 bruto ter zake van achterstallig salaris over de maanden juli tot en met september 2006, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, alsmede van € 350,-- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] stelt daartoe het volgende. [eiser] heeft beide door RT & S Express aangeboden functies geaccepteerd, zowel die van vertegenwoordiger als die van Operations Manager. Het ontslag is niet rechtsgeldig, omdat er geen sprake is van het weigeren van functies. Het dienstverband is derhalve na 30 juni 2006 blijven voortbestaan. RT & S Express dient vanaf die datum tot 1 oktober 2006 haar betalingsverplichtingen jegens [eiser] na te komen. Nu RT & S Express het aan [eiser] toekomende salaris niet tijdig heeft voldaan, is er tevens aanleiding om RT & S Express te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging ad 50% en de wettelijke rente. RT & S Express heeft [eiser] genoodzaakt rechtsbijstand in te schakelen ten einde in der minne betaling te verkrijgen. [eiser] heeft daardoor vermogensschade geleden, bestaande uit de buitengerechtelijke incassokosten ten belope van € 350,--. Deze kosten komen ingevolge de wet voor rekening van RT & S Express. RT & S Express is in verzuim met de tijdige betaling van het salaris, zodat zij tevens de wettelijke rente verschuldigd is. Het verweer RT & S Express betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan. Er is sprake van een overgang van onderneming. Het stond [eiser] vrij om mee over te gaan en per 1 juli 2006 bij RT & S Express in dienst te treden. [eiser] heeft echter zowel de functie van vertegenwoordiger als die van Operations Medewerker afgewezen. De arbeidsovereenkomst met [eiser] is derhalve per 1 juli 2006 geëindigd. RT & S Express heeft vanaf die datum dan ook geen betalingsverplichtingen meer jegens [eiser]. De buitengerechtelijke incassokosten zijn voorts niet toewijsbaar, omdat de verrichte werkzaamheden zijn aan te merken als werkzaamheden in het kader van de procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De beoordeling van het geschil Vooropgesteld dient te worden dat de gevorderde voorlopige voorziening slechts voor toewijzing in aanmerking komt als in dit geding aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden de verwachting gewettigd is dat in een eventueel tussen partijen nog te voeren bodemprocedure een soortgelijke vordering van [eiser] tot een toewijzing daarvan zal leiden. De kantonrechter volgt RT & S Express niet in haar redenering dat [eiser] de aan hem aangeboden functies heeft geweigerd. Zulks is uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld noch anderszins gebleken. Feiten of omstandigheden op grond waarvan RT & S Express redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat [eiser] de hem aangeboden functie(s) heeft geweigerd, heeft RT & S Express niet aangevoerd. Partijen waren immers overeengekomen dat [eiser] zijn functie van vertegenwoordiger zou voortzetten, voordat RT & S Espress hem de functie van Operations Medewerker aanbood. Uit de door [eiser] geuite wens om in de functie van Operations Medewerker de beschikking over de auto te houden, kan niet zonder meer worden afgeleid dat hij die functie van de hand heeft gewezen, te minder nu gesteld noch gebleken is dat [eiser] RT & S Express te verstaan heeft gegeven alleen op voorwaarde van het behoud van de auto de functie van Operations Medewerker te willen aanvaarden. Daarbij is tevens van belang dat RT & S Express niet gemotiveerd heeft betwist, dat [XXX] het telefoongesprek van 28 juni 2006 abrupt heeft beëindigd, toen [eiser] het behoud van de auto ter sprake bracht, en dat hij, nadat [eiser] hem nogmaals had gebeld om deze kwestie te bespreken, wederom de telefoonverbinding verbrak. Het had op de weg van RT & S Express gelegen om op zijn minst met [eiser] in gesprek te gaan over de auto. De onwil van [XXX] om dat te doen, kan niet in het nadeel van [eiser] worden uitgelegd. De kantonrechter is voorshands, op grond van de thans voorliggende gegevens, van oordeel dat niet aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal komen vast te staan dat ten gevolge van het feit dat [eiser] de door RT & S Express aan hem aangeboden functies niet heeft willen aanvaarden, de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 juli 2006 rechtsgeldig is geëindigd. Dit leidt ertoe dat de vordering tot betaling van achterstallig salaris over de maanden juli tot en met september 2006 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, nu de niet tijdige betaling van het salaris RT & S Express valt aan te rekenen. Er is tevens aanleiding voor toewijzing van de buitengerechtelijke kosten, nu op grond van de door [eiser] overgelegde stukken genoegzaam is gebleken dat door de gemachtigde van [eiser] de nodige incassowerkzaamheden zijn verricht ter voldoening van de vordering buiten rechte. IN RECONVENTIE De vordering van RT & S Express RT & S Express vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van [eiser] tot betaling van € 4.238,13. RT & S Express stelt daartoe het volgende. [eiser] had na de beëindiging van het dienstverband per 30 juni 2006 geen recht meer op het gebruik van de bedrijfsauto. Hij was verplicht de auto per direct bij RT & S Express in te leveren. [eiser] heeft de auto echter pas op 15 september 2006 teruggegeven. RT & S Express was daardoor genoodzaakt om in de periode tussen 1 juli 2006 en 15 september 2006 een auto te huren. Zij heeft daardoor vermogensschade geleden, bestaande uit de huurkosten ten belope van € 1.000,--. [eiser] dient die schade aan RT & S Express te vergoeden. [eiser] heeft de auto bovendien met diverse schades ingeleverd. De reparatiekosten bedragen € 3.238,13. [eiser] dient de reparatiekosten te dragen. Distri Rose heeft de vordering die zij ter zake op [eiser] heeft, op 1 oktober 2006 aan RT & S Express overgedragen door middel van een akte van cessie. Het verweer [eiser] betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan. [eiser] heeft de door RT & S Express gestelde schade niet veroorzaakt. Zo er al sprake is van enige schade, dan komt deze als gebruiksschade voor rekening van de werkgever. De huurschade is niet door RT & S Express onderbouwd. Overigens leent de vordering zich volgens [eiser] niet voor een beoordeling in het kader van een kort geding procedure. De beoordeling Het laatste verweer is het verst strekkend, zodat hierop als eerste zal worden beslist. Volgens RT & S Express is er aanleiding voor een onmiddellijke voorziening, omdat de auto niet kan worden gebruikt, zolang deze niet is hersteld. De kantonrechter volgt RT & S Express niet in haar redenering, nu zij geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat de auto niet eerder kan worden gerepareerd dan nadat in rechte over de aansprakelijkheid van [eiser] voor de (beweerde) schade is beslist. Dat de reparatie, zoals RT & S Express ter zitting heeft aangevoerd, afhangt van de uitkomst van de onderhavige procedure, zodat een spoedvoorziening is gerechtvaardigd, is derhalve niet aannemelijk geworden. Nog daargelaten dat RT & S Express ter onderbouwing van de vordering met betrekking tot de huurschade geen stukken heeft overgelegd, waaruit de door haar gestelde (huur)schade blijkt en dat, gelet op het gemotiveerde verweer van [eiser], met betrekking tot de schade aan de auto nadere bewijslevering noodzakelijk is - hetgeen niet strookt met het spoedeisend karakter van een kort geding procedure - leidt het voorgaande ertoe dat de vordering zal worden geweigerd. Hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd, behoeft geen bespreking meer, nu dit niet tot een andere uitkomst kan leiden. IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE De kosten De proceskosten, zowel in conventie als in reconventie, komen voor rekening van RT & S Express omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. Beslissing De kantonrechter: In conventie - veroordeelt RT & S Express tot betaling aan [eiser] van: a. € 7.492,47 bruto ter zake van achterstallig salaris over de maanden juli tot en met september 2006, te vermeerderen met de wettelijke rente over de respectievelijke loontermijnen telkens vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van de algehele voldoening; b. € 3.746,24 ter zake van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW; c. € 350,-- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten; - veroordeelt RT & S Express tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd: exploot € 71,32 vastrecht € 196,00 salaris gemachtigde € 400,00; - verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; - wijst af hetgeen meer of anders mocht zijn gevorderd. In reconventie - weigert de gevorderde voorlopige voorziening; - veroordeelt RT & S Express tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot en met vandaag worden begroot op € 200,00. Dit vonnis is gewezen door mr. C.J. Harts en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.