
Jurisprudentie
AZ1340
Datum uitspraak2006-11-01
Datum gepubliceerd2006-11-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/922034-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/922034-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank veroordeelt een inwoner van Drachten overeenkomstig de eis van de officier van justitie tot een 10 maanden gevangenisstraf, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, voor de handel in illegale sigaretten en export van een partij softdrugs. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien de gevorderde straf te matigen, nu de officier van justitie in zijn eis al rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de rechtbank heeft vastgesteld dat de eis ver beneden de voor dit soort feiten geldende richtlijnen is.
Het in deze zaak wederrechtelijk verkregen voordeel is geschat op een bedrag van € 15.000,--. Het is aannemelijk is geworden dat veroordeelde niet over vermogen of inkomsten van enige betekenis beschikt en dat hij een aanzienlijke schuldenlast heeft opgebouwd. Het is niet waarschijnlijk dat hij in de naaste toekomst een inkomen zal verwerven waarmee, naast de kosten van levensonderhoud, het door de rechtbank geschatte bedrag kan worden betaald.Daarin is de vordering ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gematigd en op nihil gesteld.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/922034-06
Uitspraak d.d.: 1 november 2006
Tegenspraak/ dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 oktober 2006.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 augustus 2005 tot en met 7 december 2005, althans het jaar 2005, te Wier, in de gemeente Menaldumadeel, althans in het gerechtelijk arrondissement Leeuwarden, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk een of meerdere accijnsgoed(eren), te weten een (grote) hoeveelheid sigaretten, in elk geval een of meerdere handelshoeveelheden/handelshoeveelheid sigaretten voorhanden heeft gehad of voorhanden heeft doen hebben, die (telkens) niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken;
artikel 97 j.o.
art 5 lid 1 onder b Wet op de accijns
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 augustus 2005 tot en met 7 december 2005, althans het jaar 2005, te Wier, in de gemeente Menaldumadeel, althans in het gerechtelijk arrondissement Leeuwarden, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
c. waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien, en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst, en/of
e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertoonden, te weten
een (grote) hoeveelheid sigaretten, in elk geval een of meerdere handelshoeveelheden/handelshoeveelheid sigaretten van het merk [merk], heeft ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad heeft gehad, zulks terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) van het plegen van dit misdrijf zijn beroep heeft/hebben gemaakt en/of het plegen van dit misdrijf/misdrijven bedrijf heefthebben uitgeoefend;
art 337 lid 3 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 augustus 2005 tot en met
7 december 2005, althans het jaar 2005, te Wier, in de gemeente Menaldumadeel, althans in het gerechtelijk arrondissement Leeuwarden, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, te weten
een (grote) hoeveelheid sigaretten, in elk geval een of meerdere
handelshoeveelheden/handelshoeveelheid sigaretten van het merk [merk], heeft ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad heeft gehad;
art 337 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
(parketnummer 922033-06)
een persoon, genaamd [medeverdachte], op of omstreeks 26 september 2005 te Aalten en /of Arnhem, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 25 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), zijnde hashish een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst II, immers heeft/hebben voornoemde [medeverdachte]/persoon en/of de mededader(s) van die [medeverdachte]/persoon, opzettelijk voornoemd(e) hasj/middel in een auto (die werd bestuurd door [medeverdachte]) geladen en/of vervolgens voornoemd(e) hasj/middel vervoerd in een auto (in de richting van Winterswijk/Doetinchem),
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks het tijdvak omvattende 25 september 2005 en 26 september 2005, althans in of omstreeks de maand september 2005 te Drachten en/of Arnhem en/of Deventer, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door (meermalen, althans eenmaal) die [medeverdachte] in contact te brengen met een of meerdere mededader(s) van die [medeverdachte] en/of door als
tussenpersoon te fungeren tussen die [medeverdachte] een of meerdere mededader(s) van die [medeverdachte];
artikel 48/1 Wetboek van strafrecht j.o.
art 3 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 26 september 2005, te Aalten en /of Arnhem, en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 25 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), zijnde hashish een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst II,
immers heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s), opzettelijk voornoemd(e) hasj/middel in een auto geladen en/of vervolgens voornoemd(e) hasj/middel vervoerd in een auto (in de richting van Winterswijk/Doetinchem);
art 3 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachtes opzet was gericht op een vorm hulpverlening bij het plegen van een misdrijf. Er was daarentegen sprake van een zodanig bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders dat verdachte als medepleger van het misdrijf moet worden aangemerkt.
De verdachte behoort van het onder 3 primair ten laste gelegde vrijgesproken te worden.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 augustus 2005 tot en met 7 december 2005, te Wier, gemeente Menaldumadeel, opzettelijk meerdere accijnsgoederen, te weten een grote hoeveelheid sigaretten, voorhanden heeft gehad, die telkens niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken;
2.
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 augustus 2005 tot en met 7 december 2005, te Wier, gemeente Menaldumadeel, opzettelijk
a. valse merken, en
b. waren, die op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had,
te weten een grote hoeveelheid sigaretten van het merk [merk], heeft verkocht, te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of in voorraad heeft gehad, zulks terwijl verdachte het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft uitgeoefend;
3.
hij op 26 september 2005, te Aalten en/of Arnhem, en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 25 kilogram van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), zijnde hashish een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst II,
immers hebben verdachte en verdachtes mededaders, opzettelijk voornoemde hasj in een auto geladen en vervolgens voornoemde hasj vervoerd in een auto in de richting van Winterswijk/Doetinchem.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. opzettelijk het in artikel 5, eerste lid onder b, van de Wet op de accijns opgenomen verbod overtreden, meermalen gepleegd.
2. opzettelijk valse merken en waren die op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waar een ander recht op heeft, verkopen, te koop aanbieden, afleveren en in voorraad hebben, meermalen gepleegd, terwijl de schuldige het plegen van het misdrijf als bedrijf uitoefent;
3. subsidiair: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte zich uit financieel gewin schuldig heeft gemaakt aan het plegen van misdrijven. Hij heeft grote hoeveelheden illegale sigaretten naar Nederland laten komen en deze verder verhandeld. Deze partijen werden aan het oog van de douane onttrokken met als resultaat dat voor grote bedragen aan accijns is ontdoken en de Nederlandse Staat is benadeeld. Bovendien is door de grote gelijkenis met sigaretten die regulier op de markt worden gebracht de producent van die sigaretten, die wel aan de accijnsverplichtingen voldoet, een oneerlijke concurrentie aangedaan.
Voorts is verdachte betrokken geweest bij de uitvoer van een grote partij drugs.
Door en namens verdachte is verzocht bij de hoogte van de op te leggen straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waardoor hij zou zijn gekomen tot het plegen van de strafbare feiten.
De officier van justitie heeft bij de onderbouwing van zijn vordering al aangegeven met die omstandigheden rekening te hebben gehouden en de rechtbank heeft vastgesteld dat de eis ver beneden de voor dit soort feiten geldende richtlijnen is. De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, de gevangenisstraf zoals die door de officier van justitie is gevorderd, een passende, ook al komt zij ten aanzien van feit 3 tot een zwaardere bewezenverklaring dan die waarop de officier van justitie de strafeis heeft gegrond.
De rechtbank ziet geen aanleiding de straf te matigen of om, in plaats van een gevangenisstraf, een werkstraf op te leggen.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
In beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft onttrekking aan het verkeer gevorderd van de onder verdachte in beslaggenomen documenten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de onder verdachte in beslaggenomen documenten onderdeel zijn geworden van het strafdossier, zodat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen de teruggave.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen:
- 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47, 57, 91, 337 van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 en 97 van de Wet op de accijns;
- 1, 3 en 11 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot vijf maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Van Hoorn, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Hemrica, rechters,
in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
1 november 2006.