Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ1337

Datum uitspraak2006-11-01
Datum gepubliceerd2006-11-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/923085-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank veroordeelt een inwoner van Wezep tot 3 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf van 240 uur voor het voorhanden hebben van een partij illegaal vuurwerk. De rechtbank acht niet bewezen dat deze verdachte betrokken is geweest bij opslag van vuurwerk in Wier, provincie Friesland. Verdachte is daar wel een keer aanwezig geweest, maar dat was enkel om vuurwerk uit te zoeken en te bestellen voor handel in de omgeving van zijn woonplaats.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Economische kamer Parketnummer(s): 06/923085-05 Uitspraak d.d.: 1 november 2006 Tegenspraak/ dip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] op [geboortedatum], wonende te [adres]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 oktober 2006. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 06 december 2005, te Hattemerbroek, gemeente Oldebroek, samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen, al dan niet opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten 314, althans een aantal flowerbeds, 176, althans een aantal Romeinse kaarsen, 15, althans een aantal vuurpijlen en/of 36, althans een aantal Mortier en/of mortierbommen, voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers was voornoemd vuurwerk niet voorzien van: a. de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik"; b. een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan, en/of a. had (een deel van) voornoemd vuurwerk een zodanige constructie, was (een deel van) voornoemd vuurwerk zodanig vervaardigd en/of verkeerde (een deel van) voornoemd vuurwerk in een zodanige staat, b. was (een deel van) voornoemd vuurwerk, wat aard, samenstelling en overige eigenschappen van het materiaal betreft, zodanig, en c. functioneerde (een deel van) voornoemd vuurwerk zodanig, dat bij gebruik niet overeenkomstig de gebruiksaanwijzing van dat vuurwerk letsel of schade kon ontstaan; art 1.2.2 lid 1 ahf/ond a Vuurwerkbesluit art 2.1.3 lid 1 Vuurwerkbesluit 2. hij op of omstreeks 7 december 2005, te Wier, gemeente Menaldumadeel, samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen, al dan niet opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten 3000, althans een aantal vuurpijlen, 540, althans een aantal mortieren en/of 1724, althans een aantal flowerbeds, voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers was voornoemd vuurwerk niet voorzien van: a. de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik"; b. een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan, en/of a. had (een deel van) voornoemd vuurwerk een zodanige constructie, was (een deel van) voornoemd vuurwerk zodanig vervaardigd en/of verkeerde (een deel van) voornoemd vuurwerk in een zodanige staat, b. was (een deel van) voornoemd vuurwerk, wat aard, samenstelling en overige eigenschappen van het materiaal betreft, zodanig, en c. functioneerde (een deel van) voornoemd vuurwerk zodanig, dat bij gebruik niet overeenkomstig de gebruiksaanwijzing van dat vuurwerk letsel of schade kon ontstaan art 1.2.2 lid 1 ahf/ond a Vuurwerkbesluit art 2.1.3 lid 1 Vuurwerkbesluit Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan. Uit het dossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting is gebleken dat verdachte wel aanwezig is geweest in de vuurwerkopslag te Wier, maar dat hij daar enkel is geweest om vuurwerk uit te zoeken en te bestellen voor handel in de omgeving van zijn woonplaats. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: 1. hij op 6 december 2005, te Hattemerbroek, gemeente Oldebroek, samen en in vereniging met anderen, opzettelijk consumentenvuurwerk, te weten 314 flowerbeds, 176 Romeinse kaarsen, 15 vuurpijlen en 36 mortierbommen, voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers was voornoemd vuurwerk niet voorzien van: a. de aanduiding: "Geschikt voor particulier gebruik"; b. een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: 1. medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 24, eerste lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte en zijn mededaders vanwege geldelijk gewin een grote hoeveelheid illegaal en zeer krachtig vuurwerk voorhanden hebben gehad. Het is algemeen bekend dat het gebruik van zodanig vuurwerk zeer ernstige risico’s pleegt op te leveren. Die risico’s zijn er niet alleen voor degene die het vuurwerk afsteekt, maar ook voor niets vermoedende omstanders. De rechtbank acht de voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest voor een soortgelijk feit, maar hij heeft erkend dat hij zich in het recente verleden wel heeft bezig gehouden met handel in illegaal vuurwerk. Ad informandum gevoegde zaak De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaak, bekend onder parketnummer 923085-05. Verdachte heeft bekend dat feit te hebben begaan en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor dat feit geen verdere strafvervolging zal volgen. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen: - 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 91 van het Wetboek van Strafrecht; - 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten; - 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen; - 1.2.2 en 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen. Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht. Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis. Aldus gewezen door mrs. Borgerhoff Mulder, voorzitter, Van Hoorn en Hemrica, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 november 2006.