
Jurisprudentie
AZ1330
Datum uitspraak2006-10-31
Datum gepubliceerd2006-11-03
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC0501608
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-03
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC0501608
Statusgepubliceerd
Indicatie
Aansluiting zoekend bij het arrest van het hof EG van 19 februari 2002 (zaak C-256/00 inzake Besix/ WABAG) oordeelt de rechtbank dat met het oog op de rechtszekerheid in een geval als het onderhavige, waarin één enkele plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de vordering ten grondslag ligt - het voortzetten van de onderhandelingen - niet kan worden bepaald, artikel 5 sub 1 EEX-Vo niet van toepassing is.
Partijen hebben geen overeenkomst gesloten omtrent de plaats waar zij zouden moeten onderhandelen.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat in de onderhavige zaak het Nederlands recht geen uitsluitsel geeft op de vraag waar onderhandelingen moeten worden gevoerd of voortgezet. [..]
Uit het voorgaande vloeit naar het oordeel van het hof noodzakelijkerwijze voort dat het oordeel van de rechtbank [..] dat art. 5 lid 1 sub a EEX-Vo in het onderhavige geval niet van toepassing is, juist is.
Uitspraak
typ. JD
rolnr. C0501608/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
tweede kamer, van 31 oktober 2006,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PINGO POULTRY PRODUCTS B.V.,
thans genaamd: POULTRY PRODUCTS CUIJK B.V.,
gevestigd te Cuijk,
appellante,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
tegen:
de rechtspersoon naar vreemd recht
BOPARAN HOLDINGS LIMITED,
gevestigd te Smethwick (Groot-Brittannië),
geïntimeerde,
procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven,
op het bij exploot van dagvaarding van 2 augustus 2005 tijdig ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank te 's-Hertogenbosch onder zaakno. 108445 / HA ZA 04-707 gewezen vonnis van 4 mei 2005 tussen appellante - hierna: Pingo - als eiseres in de hoofdzaak tevens verweerster in het incident en geïntimeerde - hierna: Boparan - als gedaagde in de hoofdzaak tevens eiseres in het incident.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft Pingo één grief aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot afwijzing alsnog van de incidentele vordering van Boparan.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft Boparan de grieven bestreden.
2.3. Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten door hun advocaten, ieder aan de hand van de overgelegde pleitnotities. Partijen hebben daarna de stukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de exacte inhoud van de grief verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.1. Pingo is een (indirecte) 100% dochtermaatschappij van Nutreco International B.V., die op haar beurt een 100% dochtermaatschappij is van Nutreco Holding B.V. Pingo drijft een onderneming op het gebied van de slachterij en verwerking van kippen te Cuijk.
Boparan houdt zich onder meer in Engeland en in Nederland bezig met de verwerking van pluimveevlees.
4.1.2. Partijen hebben vanaf april 2003 onderhandeld over de overname van (een deel van) de onderneming van Pingo door Boparan. Op 5 augustus 2003 ondertekenden Boparan en BG Agri Food NW Europe ("Nutreco International B.V.") te Schiphol een stuk met als opschrift: 'Heads of Agreement'. Het eerste van de zeven door partijen overeengekomen artikelen luidt als volgt:
'1. Boparan will purchase on or before 15 september 2003 100% of the shares in Pingo Poultry Products B.V. in Cuijk, the Netherlands or the assets and contracts jointly comprising the processing business of Pingo Poultry Products B.V. in Cuijk (i.e. real estate, equipment and labor agreements), for a net amount of EURO 2.5 million;'
4.1.3. Partijen hebben nadien onderhandeld over de overeenkomst van overname van de onderneming van Pingo (de Sale and Purchase Agreement, afgekort als: SPA) en een daarbij behorende bijlage (Schedule). Tevens hebben partijen onderhandeld over de overeenkomst van levering van levende vleeskuikens (de Supply Agreement).
Partijen hebben geen overeenstemming over de uiteindelijk te sluiten overeenkomst bereikt.
4.1.4. Bij inleidende dagvaarding van 5 februari 2004 heeft Pingo de veroordeling van Boparan gevorderd tot betaling aan Pingo van vergoeding van schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, die Pingo heeft geleden, lijdt en nog zal lijden, door primair het ongeoorloofd afbreken van de onderhandelingen omtrent de SPA en Supply Agreement in de eindfase en subsidiair het ongeoorloofd afbreken van de onderhandelingen omtrent de SPA en Supply Agreement in de vervolgfase, vermeerderd met wettelijke rente en de proceskosten.
Pingo heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat zij erop mocht vertrouwen dat er tussen haar en Boparan een overeenkomst tot stand zou komen. Pingo baseert dit vertrouwen op de gesloten Heads of Agreement en de veelvuldige uitlatingen van Boparan gedurende het onderhandelingstraject. Nu Boparan in de eindfase de onderhandelingen ongeoorloofd heeft afgebroken, is Boparan volgens Pingo schadeplichtig geworden.
4.1.5. Boparan heeft bij incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren. Boparan legt daaraan - kort gezegd - ten grondslag dat zij ingevolge artikel 2 EEX-Verordening (verder: EEX-Vo) had moeten worden opgeroepen voor de gerechten van de lidstaat waar zij haar woonplaats heeft, derhalve voor de Engelse rechter.
4.1.6. De rechtbank heeft zich bij het vonnis waarvan beroep onbevoegd verklaard. De rechtbank heeft daartoe onder meer overwogen:
'2.9. (...) In het onderhavige geval zijn partijen het er over eens dat de ondertekening van de Heads of Agreement voor Boparan de verplichting meebracht om verder te onderhandelen met Pingo over de overname. Schending van deze verbintenis ligt aan de eis van Pingo ten grondslag en daarom is de rechtbank met partijen van oordeel dat de vordering van Pingo kan worden gekwalificeerd als een vordering uit overeenkomst als bedoeld in artikel 5 sub 1a EEX-Vo.
(...)
2.11. (...) Daargelaten het antwoord op de vraag welk recht op de litigieuze verbintenis van toepassing is, biedt deze methode in de onderhavige zaak geen uitsluitsel, nu het Engels recht noch het Nederlands recht antwoord geeft op de vraag waar onderhandelingen moeten worden gevoerd of voortgezet. De verbintenis tot het voeren van onderhandelingen is in beginsel op elke plaats uitvoerbaar en ook in dit geval zijn door partijen geen afspraken gemaakt over een vaste onderhandelings-plaats en hebben gesprekken ook feitelijk op verschillende locaties plaatsgevonden; meerdere malen in Nederland maar ook in Engeland en er is ook onderhandeld via de telefoon, e-mail en fax. De plaats waar de verbintenis is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd, is hier derhalve niet eenduidig vast te stellen.
2.12. (...) Aansluiting zoekend bij het arrest van het hof EG van 19 februari 2002 (zaak C-256/00 inzake Besix/ WABAG) oordeelt de rechtbank dat met het oog op de rechtszekerheid in een geval als het onderhavige, waarin één enkele plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de vordering ten grondslag ligt - het voortzetten van de onderhandelingen - niet kan worden bepaald, artikel 5 sub 1 EEX-Vo niet van toepassing is.
(...)
2.14. De bevoegdheid kan hier derhalve slechts worden bepaald overeenkomstig artikel 2 EEX-Vo, dat ertoe leidt dat de Engelse rechter in deze bevoegd is.'
4.2. Pingo heeft tegen voormeld vonnis één grief aangevoerd, die als volgt luidt. Ten onrechte is de rechtbank in rov. 22.11 (het hof leest: 2.11) van haar vonnis voorbij gegaan aan de overige verplichtingen zoals zijn opgenomen in de Heads of Agreement en heeft zich enkel en alleen toegelegd op de vraag waar de onderhandelingen moeten worden gevoerd of voortgezet. De rechtbank heeft daardoor ten onrechte geoordeeld dat niet is vast te stellen waar de verbintenissen die aan de eis in de hoofdzaak ten grondslag liggen zijn uitgevoerd, of uitgevoerd moesten worden.
4.3. Het hof overweegt dat voor zover de verplichting van Boparan tot dooronderhandelen met Pingo voortvloeit uit de tussen Boparan en Nutreco International B.V. gesloten Heads of Agreement partijen er kennelijk beide van uitgaan dat Pingo aan deze overeenkomst rechten kan ontlenen.
4.4.1. Het hof overweegt voorts dat gesteld noch gebleken is dat partijen voor het onderhavige geschil een forumkeuze ex art. 23 EEX-Vo voor de Nederlandse rechter hebben gemaakt.
4.4.2. Partijen strijden verder er niet (meer) over dat de verbintenis, die aan de eis ten grondslag ligt, valt onder het bepaalde van art. 5 aanhef en lid 1 sub a EEX-Vo. De verbintenis, die Pingo ten grondslag heeft gelegd aan zijn vordering (zie rov. 4.1.4.) betreft de verplichting van Boparan tot dooronderhandelen met Pingo. Voor zover Pingo zich er thans in haar grief op beroept dat de rechtbank bij de beoordeling van haar bevoegdheid tevens de overige verplichtingen uit de Heads of Agreement had moeten betrekken, mist de grief feitelijke grondslag nu de door Pingo in eerste aanleg ingestelde vordering niet op andere verplichtingen dan de verplichting tot dooronderhandelen is gebaseerd.
4.4.3. Bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep hebben beide partijen verklaard dat op de verbintenis tot dooronderhandelen Nederlands recht van toepassing is.
4.4.4. Dit brengt met zich dat de Nederlandse rechter aan art. 5 aanhef en lid 1 sub a EEX-Vo alleen dan internationale bevoegdheid kan ontlenen indien de op Boparan rustende verplichting tot dooronderhandelen in Nederland uitgevoerd is of uitgevoerd moet worden.
4.4.5. Partijen hebben geen overeenkomst gesloten omtrent de plaats waar zij zouden moeten onderhandelen.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat in de onderhavige zaak het Nederlands recht geen uitsluitsel geeft op de vraag waar onderhandelingen moeten worden gevoerd of voortgezet. Uit de formulering van haar grief en hetgeen Pingo in haar pleitnota in hoger beroep (onder meer onder 22. sub iii) stelt, volgt dat Pingo dit oordeel van de rechtbank in zoverre niet bestrijdt.
4.4.6. Uit het voorgaande vloeit naar het oordeel van het hof noodzakelijkerwijze voort dat het oordeel van de rechtbank onder rov. 2.12. dat art. 5 lid 1 sub a EEX-Vo in het onderhavige geval niet van toepassing is, juist is.
4.5.1. Pingo bepleit in afwijking van het voorgaande dat door de bijzondere aanknoping tussen geschil en bevoegdheid de rechtbank had dienen te onderzoeken of uit de onderhandelingsresultaten op het moment van afbreken van de onderhandelingen reeds eenduidig naar voren komt waar de te sluiten overeenkomsten uitgevoerd zouden moeten worden. Pingo bepleit dat deze uitvoering in Nederland zou zijn gelegen.
4.5.2. Het hof verwerpt dit betoog nu daarvoor geen steun in het recht is te vinden.
4.6. De grief van Pingo faalt zodat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Pingo zal als de in het ongelijk gestelde partij uitvoerbaar bij voorraad, zoals gevorderd, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
5. De uitspraak
Het hof:
5.1. bekrachtigt het door de rechtbank te 's-Hertogenbosch onder zaakno. 108445 / HA ZA 04-707 tussen partijen gewezen vonnis van 4 mei 2005;
5.2. veroordeelt Pingo in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van Boparan tot de dag van deze uitspraak worden begroot op E. 291,00 aan verschotten en E. 2.682,00 aan salaris procureur en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Venhuizen, Keizer en Van Wechem en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 31 oktober 2006.