Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ1324

Datum uitspraak2006-10-31
Datum gepubliceerd2006-11-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830308-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ter terechtzitting is aan verdachte uitdrukkelijk gevraagd of hij wil voldoen aan de voorwaarden betreffende behandeling in het kader van een T.B.S. met voorwaarden, ook indien dit inhoudt opname in een kliniek. De rechtbank is gebleken dat verdachte de noodzaak tot behandeling bagatelliseert. Volgens verdachte hoeft een behandeling slechts te bestaan uit enkele gesprekken en het aanbieden van excuses aan zijn familie. Hoe zeer de rechtbank ook heeft getracht verdachte ervan te overtuigen dat een intensieve behandeling in het kader van een T.B.S. met voorwaarden, gelet op de diverse adviezen, noodzakelijk zal zijn, verdachte blijft niet gemotiveerd zich daarvoor in te zetten. De rechtbank rest niets anders dan te gelasten dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en te bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte]1963, wonende [adres verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 17 oktober 2006. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen. De officier van justitie mr. G.C. Bruins Slot acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: - een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren; - de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij in of omstreeks de periode van 19 oktober 1997 tot en met 18 oktober 2004 in de gemeente Emmen, met [naam slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte in genoemde periode - meermalen, althans eenmaal zijn penis door die [naam slachtoffer] heeft laten vasthouden, en/of - meermalen, althans eenmaal zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer] gedrukt/gebracht en/of gehouden, en/of - meermalen, althans eenmaal zijn penis door die [naam slachtoffer] in haar mond laten nemen; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij in of omstreeks de periode van 19 oktober 1997 tot en met 18 oktober 2004 in de gemeente Emmen, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1992, bestaande die ontucht hierin dat hij in genoemde periode - meermalen, althans eenmaal zijn penis aan die [naam slachtoffer] heeft getoond, en/of - meermalen, althans eenmaal zijn penis door die [naam slachtoffer] heeft laten vasthouden, en/of - meermalen, althans eenmaal zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer] heeft gedrukt/gebracht en/of gehouden, en/of - meermalen, althans eenmaal zijn penis door die [naam slachtoffer] in haar mond heeft laten nemen; BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij in de periode van 19 oktober 1997 tot en met 18 oktober 2004 in de gemeente Emmen, met [naam slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte in genoemde periode - meermalen zijn penis door die [naam slachtoffer] laten vasthouden, en - meermalen zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer] gedrukt/gebracht en - meermalen zijn penis door die [naam slachtoffer] in haar mond laten nemen; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het onder primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het primair bewezen verklaarde levert op: Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 29 maart 2006, opgemaakt door R. Vriesema, psychiater, psychoanalyticus en vast gerechtelijk deskundige. 'Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -: Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis der geestvermogens in de zin van een schizo-affectieve stemmingsstoornis alsook een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de zin van een gemengde persoonlijkheidsstoornis. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. In verband met de hiervoor beschreven psychopathologie zijn een aantal factoren relevant in verband met het tenlastegelegde, Verdachte heeft een beperkt realiteitsbesef, tengevolge van primitieve afweermechanismen en neiging tot externalisering. Verder vertoont verdachte een kinderlijke naïeve attitude hetgeen haaks staat op verantwoordelijkheid, passend bij de rol van ouder. Daarnaast is hij behept met een lacunaire gewetensontwikkeling waardoor bijsturing van binnenuit niet optimaal is. De psychiater acht de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar inzake het tenlastegelegde, waarbij is afgewogen dat verdachte wel degelijk normbesef had en heeft en dat hij wist dat hij verkeerd bezig was.' Drs. N.A. Schoenmaker, GZ-psycholoog te Groningen, komt in haar rapport van 31 maart 2006 tot eenzelfde conclusie. De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusies en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate. De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; - hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - het requisitoir van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsman van verdachte; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 15 oktober 2005, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld; De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval naast het opleggen van na te melden maatregel van terbeschikkingstelling een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij als vader zijn dochtertje, in de leeftijd van circa vijf tot elf jaar, gedurende een lange periode stelselmatig heeft verkracht. Verdachte heeft aldus misbruik gemaakt van het aan zijn zorg toevertrouwde slachtoffer en dit misbruik heeft plaatsgevonden in de beschutte omgeving van haar eigen huis. De rechtbank is van oordeel dat het hier een zeer ernstig feit betreft waarbij verdachte door zijn handelen forse inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het jeugdige slachtoffer. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat slachtoffers van zedendelicten daarvan langdurig ernstige traumatische gevolgen kunnen ondervinden. Dit geldt in het bijzonder nu het delict is gepleegd door een persoon onder wiens zorg het slachtoffer viel. Verdachte heeft daarmee het vertrouwen en het gevoel van bescherming, wat hij het slachtoffer als vader geacht wordt te bieden, ernstig geschonden. MOTIVERING MAATREGELVAN TERBESCHIKKINGSTELLING. Door de gedragsdeskundigen R. Vriesema, psychiater en psychoanalyticus, en N.A. Schoenmaker, GZ-psycholoog, beiden voornoemd, die de verdachte beiden hebben onderzocht, is elk afzonderlijk een met reden omkleed, gedagtekend en ondertekend advies uitgebracht op 29 maart 2006, respectievelijk 31 maart 2006. De conclusies in beide adviezen houden zakelijk weergegeven in: dat verdachte nog steeds een pedofiele voorkeur heeft en een kinderlijk naïeve attitude met externalisering van verantwoordelijkheid voor eigen deviant gedrag vertoont; dat ter preventie van recidive en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte wordt geadviseerd een TBS met voorwaarden op te leggen waarbij de voorwaarden bestaan uit een behandeling in verband met zijn pedofilie en gericht op zelfbegrenzing middels een opname in een forensische psychiatrische kliniek. Het Leger des Heils, afdeling reclassering, te Groningen, heeft vervolgens de mogelijkheid tot plaatsing van de verdachte in de F.P.K. te Assen binnen het kader van een T.B.S. met voorwaarden onderzocht. De F.P.K. aldaar zag geen mogelijkheden tot behandeling omdat de verdachte niet gemotiveerd bleek te zijn voor een dergelijke behandeling. Vervolgens werd door de gedragsdeskundigen R. Vriesema, psychiater en psychoanalyticus, en N.A. Schoenmaker, GZ-psycholoog, beiden voornoemd, nader advies uitgebracht na verdachte wederom te hebben onderzocht. De nadere conclusies in beide aanvullende rapporten d.d. 8 september 2006 respectievelijk 21 september 2006 houden zakelijk weergegeven in: dat indien verdachte niet bereid is in te stemmen met de voorwaarde van een opname in een F.P.K. of F.P.A. dan wel een dergelijke behandeling op praktische gronden niet haalbaar blijkt, een T.B.S. met dwangverpleging wordt geadviseerd. De visie van de gedragsdeskundigen werd ter terechtzitting nog eens bevestigd door de getuige-deskundigen de heren F.A.M. Brouwer, reclasseringswerker bij het Leger des Heils, en J.C. Boon, zenuwarts te Zuidlaren. Ter terechtzitting is aan verdachte uitdrukkelijk gevraagd of hij wil voldoen aan de voorwaarden betreffende behandeling in het kader van een T.B.S. met voorwaarden, ook indien dit inhoudt opname in een kliniek. De rechtbank is gebleken, dat verdachte de noodzaak tot behandeling bagatelliseert. Volgens verdachte hoeft een behandeling slechts te bestaan uit enkele gesprekken en het aanbieden van excuses aan zijn familie. Verdachte is van mening dat hij zo langzamerhand aan vakantie toe is. En als hij moet worden behandeld dan bij voorkeur in de F.P.A. de Franeker, vanwege de nabijheid van familie. Verdachte stelt dat hij bang is, dat hij het niet zal redden bij opname in een kliniek. Deze houding heeft er ook mede toe geleid, dat zowel de F.P.K. te Assen als de F.P.A. Eikenstein in Zuidlaren geen inhoud kunnen geven aan een plan van aanpak, zoals door de gedragsdeskundigen is geadviseerd in het kader van een T.B.S. met voorwaarden. Een en ander is ter terechtzitting uitdrukkelijk bevestigd door de gehoorde getuige-deskundigen. Hoe zeer de rechtbank ook heeft getracht verdachte ervan te overtuigen dat een intensieve behandeling in het kader van een T.B.S. met voorwaarden, gelet op de diverse adviezen, die zijn uitgebracht, noodzakelijk zal zijn, verdachte blijft niet gemotiveerd zich daarvoor in te zetten. Het bagatelliseren van de noodzaak van behandeling en daartoe tevens niet gemotiveerd zijn brengt naar de mening van de rechtbank met zich mee, dat recidive geenszins is uit te sluiten. Mede in dat licht bezien rest de rechtbank niets anders dan de gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en te bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. Het door de verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan. Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank in raadkamer tot het oordeel gekomen dat, zoals hierboven nader overwogen, een forse gevangenisstraf en de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op zijn plaats is. Hierbij past naar het oordeel van de rechtbank niet, dat verdachte de executie van het te wijzen vonnis in vrijheid afwacht. Om die reden zal de rechtbank dan ook ambtshalve de gevangenneming ter terechtzitting van de verdachte bevelen. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 37a, 37b, 37c, 37d, 37e, en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. De rechtbank beveelt dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd. De rechtbank stelt vast dat de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling een periode van vier jaar te boven mag gaan. De rechtbank beveelt de gevangenneming van de verdachte ter terechtzitting van heden. Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. N.R. Boonstra en mr. A.M.E. van der Sluijs, rechters in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 31 oktober 2006, zijnde mr. Van der Sluijs buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.