
Jurisprudentie
AZ1292
Datum uitspraak2006-11-01
Datum gepubliceerd2006-11-01
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200601079/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-01
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200601079/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 28 augustus 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam (hierna: het college) bouwvergunning verleend aan [vergunninghouder] voor het uitbreiden van zijn woning op het perceel [locatie] te Volendam.
Uitspraak
200601079/1.
Datum uitspraak: 1 november 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05-2334 van de rechtbank Haarlem van 20 december 2005 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 augustus 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam (hierna: het college) bouwvergunning verleend aan [vergunninghouder] voor het uitbreiden van zijn woning op het perceel [locatie] te Volendam.
Bij besluit van 8 december 2004 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 december 2005, verzonden op 28 december 2005, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 7 februari 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 8 maart 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 28 april 2006 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 3 mei 2006 is een nader stuk ontvangen van vergunninghouder. Deze is aan de andere partijen toegezonden.
Bij brieven van 25 en 30 augustus 2006 zijn nader stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september 2006, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. M.A. de Boer, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door drs K. Kooijman, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord vergunninghouder, bijgestaan door mr. C.H.G. van Baarsen, gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan, voor zover thans van belang, voorziet in een ophoging van de gevel van de eengezinswoning (met een kap) met ongeveer 1 meter. Realisering van het bouwplan leidt tot een vermindering van de bestaande afstand ter plekke tussen de zijgevels van de woningen van respectievelijk appellant en de vergunninghouder.
2.2. Niet in geschil is dat door realisering van het bouwplan een ontoegankelijke ruimte ontstaat, zodat het bouwplan niet voldoet aan het bepaalde in artikel 2.5.17, eerste lid, aanhef en onder b, van de bouwverordening van de gemeente Edam-Volendam (hierna: de bouwverordening). Het hoger beroep beperkt zich tot de vraag of het college ontheffing mocht verlenen op grond van het tweede lid van voormeld artikel.
2.2.1. Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college bij zijn standpunt dat het die ontheffing kon verlenen heeft betrokken dat appellant in een civiele procedure een vergoeding is toegekend ten behoeve van reiniging en onderhoud.
2.2.2. Ingevolge artikel 2.5.17, eerste lid, van de bouwverordening, voor zover thans van belang, moet de zijdelingse begrenzing van een bouwwerk ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:
a. vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn;
b. niet toegankelijk zijn.
Ingevolge het tweede lid kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.
2.2.3. Niet in geschil is dat er onvoldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van het deel van de dakkapel dat onder het niveau van de nieuwe dakgoot is komen te liggen. Daarmee staat vast dat niet is voldaan aan de in het tweede lid van artikel 2.5.17 van de bouwverordening vervatte voorwaarde voor ontheffing. De rechtbank heeft niet onderkend dat het college de gevraagde bouwvergunning daarom had moeten weigeren op grond van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b van de Woningwet. Deze conclusie brengt mee dat voor een nadere belangenafweging in deze procedure geen plaats is.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 8 december 2004 alsnog gegrond verklaren. Het besluit van het college van 28 augustus 2001 tot verlening van de bouwvergunning dient te worden herroepen en de bouwvergunning dient alsnog te worden geweigerd.
2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 20 december 2005 in zaak no. AWB 05-2334;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam (hierna: het college) van 8 december 2004, kenmerk GB 3961;
V. herroept het besluit van het college van 28 augustus 2001, kenmerk 2000-559;
VI. weigert de gevraagde bouwvergunning;
VII. veroordeelt het college tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Edam-Volendam aan appellant onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VIII. gelast dat de gemeente Edam-Volendam aan appellant het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 345,00 (zegge: driehonderdvijfenveertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Roemers w.g. Boermans
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 november 2006
430