
Jurisprudentie
AZ1268
Datum uitspraak2006-11-01
Datum gepubliceerd2006-11-01
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200600984/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-01
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200600984/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 10 april 2002 heeft appellant sub 1 (hierna: het dagelijks bestuur) aan appellant sub 2, voor zover thans van belang, bouwvergunning verleend voor het plaatsen en gedeeltelijk vernieuwen van een damwand aan de sloot Molenvaart op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Uitspraak
200600984/1.
Datum uitspraak: 1 november 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek, gemeente Rotterdam,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
appellanten,
tegen de uitspraak in zaak no. WRO 05/984 van de rechtbank Rotterdam van 22 december 2005 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Rotterdam
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek, gemeente Rotterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 april 2002 heeft appellant sub 1 (hierna: het dagelijks bestuur) aan appellant sub 2, voor zover thans van belang, bouwvergunning verleend voor het plaatsen en gedeeltelijk vernieuwen van een damwand aan de sloot Molenvaart op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 26 oktober 2004 heeft dagelijks bestuur het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij besluit van 3 februari 2005 heeft het dagelijks bestuur aan appellant sub 2, voor zover thans van belang, bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een damwand.
Bij uitspraak van 22 december 2005, verzonden op 23 december 2005, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de besluiten met betrekking tot de damwand van 26 november 2004 en 3 februari 2005 vernietigd en bepaald dat het dagelijks bestuur opnieuw op het bezwaar van [wederpartij] beslist met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben het dagelijks bestuur bij brief van 2 februari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 3 februari 2006, en appellant sub 2 bij brief van 2 februari 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.
[wederpartij] heeft bij brief van 6 maart 2003 te kennen gegeven als partij te willen deelnemen aan het geding. Hij is daartoe op grond van artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld. Bij brief van 9 april 2006 heeft hij een reactie ingediend. Deze is aan de andere partijen toegezonden.
Bij brief van 17 maart 2006 is een nader stuk ontvangen van appellant
sub 2. Deze is aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september 2006, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. M.A.C. Kooij, ambtenaar van de gemeente Rotterdam, en appellant sub 2 in persoon, bijgestaan door mr. I.H. van den Berg, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. Voorts is [wederpartij] als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in het plaatsen en gedeeltelijk vernieuwen van een damwand aan de Molenvaart op het perceel.
2.2. Het dagelijks bestuur en appellant sub 2 betogen allereerst dat de rechtbank heeft miskend dat [wederpartij] ten onrechte in zijn bezwaar is ontvangen omdat hij niet als belanghebbende bij het besluit voor het plaatsen en gedeeltelijk vernieuwen van een damwand kan worden aangemerkt.
2.2.1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2.2. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een persoon een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door een besluit.
2.2.3. [wederpartij] heeft vanuit zijn woning geen zicht op het perceel. Voorts is [wederpartij] - in aanmerking genomen dat de afstand van zijn woning tot het perceel 200 meter bedraagt - niet zodanig in de directe nabijheid van het perceel woonachtig dat hij op die grond als een belanghebbende omwonende kan worden beschouwd. Daarbij is in aanmerking genomen dat het perceel van [wederpartij] niet grenst aan het perceel waar de inmiddels gerealiseerde damwand loopt. Voorts is ter zitting gebleken dat [wederpartij] voor de toegang tot zijn perceel via de watergang, niet aangewezen is op de watergang waarlangs de damwand loopt. Nu ook anderszins niet is gebleken van specifieke omstandigheden die maken dat [wederpartij] rechtstreeks in zijn belang is getroffen kan hij niet worden aangemerkt als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
2.2.4. Gelet hierop kon [wederpartij] geen bezwaar maken tegen het besluit van 10 april 2002. De rechtbank heeft niet onderkend dat het dagelijks bestuur het bezwaar niet-ontvankelijk had dienen te verklaren. Gelet hierop komt de Afdeling niet toe aan een bespreking van de overige door het dagelijks bestuur en appellant sub 2 aangevoerde gronden.
2.3. De hoger beroepen zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank had behoren te doen zal de Afdeling het beroep van [wederpartij] gegrond verklaren en de besluiten op bezwaar van 26 oktober 2004 en 3 februari 2005 vernietigen voor zover [wederpartij] ontvankelijk is geacht in zijn bezwaar. De Afdeling zal op hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten.
2.4. Het dagelijks bestuur dient op de hierna te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de hoger beroepen gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 december 2005 in zaak no. WRO 05/984;
III. verklaart het bij de rechtbank door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt de besluiten van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek van 26 oktober 2004 en 3 februari 2005, kenmerk 104/1321/3065 en 2003/00-2073/33/01 voor zover [wederpartij] ontvankelijk is geacht in zijn bezwaar;
V. verklaart het bezwaar van [wederpartij] tegen het besluit van 10 april 2002 alsnog niet-ontvankelijk;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;
VII. veroordeelt het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek tot vergoeding van bij appellant sub 2 in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Rotterdam aan appellant sub 2 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VIII. gelast dat de gemeente Rotterdam aan appellant sub 2 het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 207,00 (zegge: tweehonderdzeven euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Roemers w.g. Klein Nulent
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 november 2006
430