Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ1257

Datum uitspraak2006-11-01
Datum gepubliceerd2006-11-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200603719/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 14 september 2005 heeft verweerder zijn beslissing om op 12 september 2005 bestuursdwang toe te passen ter zake van het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafval op schrift gesteld. Daarbij heeft verweerder beslist dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 220,00) voor rekening van appellante komen.


Uitspraak

200603719/1. Datum uitspraak: 1 november 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Project Promotions Holding B.V.", gevestigd te Utrecht, appellante, en het college van burgemeester en wethouders van Utrecht, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 14 september 2005 heeft verweerder zijn beslissing om op 12 september 2005 bestuursdwang toe te passen ter zake van het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafval op schrift gesteld. Daarbij heeft verweerder beslist dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 220,00) voor rekening van appellante komen. Bij besluit van 25 april 2006, verzonden op 26 april 2006, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 18 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op 19 mei 2006, beroep ingesteld. Bij brief van 19 juni 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Na afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van appellante. Dit is aan de andere partij toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 september 2006, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. N. Oosterwegel, ambtenaar van de gemeente, is verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening Utrecht 2004 (hierna: de Verordening) is het verboden bedrijfsafvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst.    De toepassing van bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van twee vuilniszakken die op 12 september 2005 zijn aangetroffen op de Maliesingel, ter hoogte van nummer 56, te Utrecht. Volgens verweerder bevatten de vuilniszakken bedrijfsafvalstoffen afkomstig van appellante en zijn deze in strijd met de Verordening ter inzameling aangeboden. 2.2.    Appellante betwist dat sprake is van bedrijfsafval. Gelet op de aard van het afval (papier) en de geringe hoeveelheid, en gelet op het feit dat sprake is van een kantoor aan huis, moet het afval van kantoor, aldus appellante, niet worden beschouwd als bedrijfsafval. Zij stelt verder dat het bestreden besluit innerlijk tegenstrijdig is nu daarin twee verschillende data en twee verschillende tijdstippen worden genoemd waarop de huisvuilzakken zouden zijn aangetroffen. 2.3.    Ingevolge artikel 1, onder o, van de Verordening wordt in deze verordening onder huishoudelijke afvalstoffen verstaan: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen.    Ingevolge artikel 1, onder p, van de Verordening wordt in deze verordening onder bedrijfsafvalstoffen verstaan: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen. 2.3.1.    Het is de Afdeling uit de stukken gebleken dat op 12 september 2005 om 17:03 uur twee vuilniszakken zijn aangetroffen op de Maliesingel, ter hoogte van nummer 56, te Utrecht, met daarin twee poststukken met naam en adresgegevens van het bedrijf van appellante. Nu de brieven, gelet op de adressering, afkomstig zijn van een bedrijf en geen sprake is van gevaarlijke afvalstoffen, heeft verweerder, gelet op de definitie van bedrijfsafvalstoffen in de Verordening, naar het oordeel van de Afdeling terecht geconcludeerd dat sprake is van bedrijfsafvalstoffen. De aard van het afval, de geringe hoeveelheid aangetroffen brieven, en de omstandigheid dat sprake is van een kantoor aan huis kan, anders dan appellante betoogt, aan het vorenstaande niet afdoen. 2.3.2.    Op pagina drie van het bestreden besluit is vermeld dat het bedrijfsafval is aangetroffen op zondag 27 november 2005 om 12:32 uur. Nu in het proces-verbaal, het primaire besluit en op de eerste pagina van de beslissing op bezwaar de juiste datum en het juiste tijdstip zijn vermeld waarop de huisvuilzakken zijn aangetroffen, is de Afdeling van oordeel dat het hier een verschrijving betreft die voor appellante gemakkelijk kenbaar was. Aangezien appellante door deze kennelijke verschrijving niet in haar belangen is geschaad, ziet de Afdeling hierin geen grond voor vernietiging van het bestreden besluit. 2.4.    Het beroep is ongegrond. 2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. TH.G. Drupsteen, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat. w.g. Drupsteen w.g. Van der Zijpp Lid van de enkelvoudige kamer     ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 1 november 2006 262-415.