Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ0771

Datum uitspraak2006-09-06
Datum gepubliceerd2006-10-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers142788 HAZA 05-297
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het betreft: toerekenbare tekortkoming door kliniek.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK BREDA Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 142788 / HA ZA 05-297 Vonnis van 6 september 2006 in de zaak van RAMSES KLAUS, wonende te Dordrecht, eiser, procureur mr. N. van Bruggen, advocaat mr. A.J.T.M. van Iersel te Dordrecht, tegen de stichting STICHTING HANS BERGER KLINIEK, gevestigd te Breda, gedaagde, procureur mr. N.TH. ter Haar Romeny, advocaat mr. O.L. Nunes. Partijen zullen hierna Klaus en de Kliniek genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 30 november 2005 en de daarin genoemde stukken; - het proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 februari 2006; - het faxbericht van 27 februari 2006 van de zijde van de Kliniek waarin wordt afgezien van het houden van contra-enquête; - de conclusie na enquête; - de antwoordconclusie na enquête. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 1. De verdere beoordeling 1.1. Bij voornoemd tussenvonnis is Klaus toegelaten feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat het onjuist voorgeschreven geneesmiddel Rivotril oorzaak is geweest van zijn woedeaanval. 1.2. Op verzoek van Klaus zijn als getuigen gehoord: mevrouw W.E. Klaus-Kind, mevrouw C. Klaus, de heer J. Klaus en hijzelf als partijgetuige. 1.3. Klaus zelf heeft verklaard dat hij in mei 1998 van dr. De Froe het middel Frisium voorgeschreven kreeg in plaats van het middel Rivotril, omdat Klaus bij dat laatstgenoemde middel last had van angstgevoelens. Hij heeft verklaard dat dr. De Froe in augustus 1998 voorstelde om weer Rivotril voor te schrijven, omdat gebleken was dat Frisium niet helemaal het goede middel voor hem was. Klaus heeft verklaard dat hij diezelfde dag het middel Rivotril heeft afgehaald bij de apotheek, dat hij diezelfde avond ook een halve tablet heeft genomen en dat hij de volgende ochtend nog een halve tablet heeft genomen, waarna hij in de loop van de ochtend de woedeaanval kreeg. Klaus heeft verklaard dat hij, toen hij eerder Rivotril gebruikte, nooit last had van woedeaanvallen en dat hij toen 0,5 mg. gebruikte, terwijl nu -zoals zijn broer naderhand zag- 2 mg. was voorgeschreven. Klaus heeft verklaard dat hij in augustus 1998 samen met zijn vader bij dr. De Froe was en dat hij bang is dat deze arts voor hem per abuis de dosering die zijn vader gebruikt heeft voorgeschreven. Klaus heeft verklaard dat ten onrechte in de stukken staat vermeld dat de woedeaanval in februari 1999 heeft plaatsgevonden, terwijl dat in augustus 1998 was. Klaus heeft verklaard dat geen sprake was van alcoholgebruik en dat hij nooit eerder een woede-aanval heeft gehad en dat hij dat daarna ook niet meer heeft gehad. 1.4. Mevrouw W.E. Klaus-Kind heeft verklaard dat haar zoon op 27 of 28 augustus 1998, op een donderdag, een woedeaanval heeft gehad en dat hij daarbij de ruit van een caravan heeft ingeslagen. Zij heeft verklaard dat zij dit in september 1998 heeft verteld aan dr. De Froe en dat deze toen te kennen gaf dat hij het verkeerde medicijn had voorgeschreven. Mevrouw W.E. Klaus-Kind heeft verklaard dat haar zoon trouw is in het nemen van medicatie en dat hij geen alcohol heeft gebruikt omdat hij weet dat alcohol en medicijnen niet goed samengaan. Zij heeft verklaard dat de stemming van haar zoon op de ochtend van de woedeaanval aanvankelijk goed was, dat het gezellig was en dat ze naar de markt zouden fietsen. Zij heeft verklaard dat haar zoon binnenkwam, raar begon te praten, te schelden en te schreeuwen en dat zijn ogen raar stonden. Mevrouw W.E. Klaus-Kind heeft verklaard dat zij haar zoon zo niet kende en dat zij verbijsterd was. Voor en na de bewuste woedeaanval heeft haar zoon nooit iets dergelijks gehad. 1.5. Mevrouw C. Klaus heeft verklaard dat haar broer in augustus 1998 een woedeaanval heeft gehad. Zij heeft verklaard dat ze iets gezelligs zouden gaan doen en dat haar broer opeens een ander persoon werd; hij werd boos en driftig terwijl hij normaal rustig en lief is. Zij heeft verklaard dat ze schrok, naar haar vader liep en toen glasgerinkel hoorde. Mevrouw C. Klaus heeft verklaard dat ze weet dat haar broer de avond voor de woedeaanval medicijnen heeft genomen, althans dat ze meent gezien te hebben dat hij medicijnen heeft ingenomen. Zij heeft verklaard dat het leven van haar broer nu is verwoest. 1.6. De heer J. Klaus heeft verklaard dat hij sinds ongeveer 2 jaar weet dat hij dezelfde erfelijke aandoening heeft als zijn broer, lijdt aan myoclonisch spierdystonie, ver verwant aan de ziekte van Parkinson, en dat hij sinds anderhalve maand het medicijn Rivotril 0,5 mg. gebruikt, in de dosering van ½ tablet per dag zodat hij 0,25 mg. werkzame stof per dag binnen krijgt. Hij heeft verklaard dat zijn broer al langer medicijnen gebruikt. Hij heeft verklaard dat hij in 1998 in de stacaravan op een gegeven moment zag dat zijn broer zijn medicijnen nam en dat zijn broer ongeveer een half uur later raar begon te doen. Zij ogen begonnen raar te draaien en hij kreeg een vreemde gezichtsuitdrukking. De heer J. Klaus heeft verklaard dat hij plotseling geschreeuw en glasgerinkel hoorde. Hij heeft verklaard dat zijn broer voor en na augustus 1998 geen woedeaanval meer heeft gehad en dat zijn broer normaal gesproken nooit driftig of boos wordt. 1.7. Bij conclusie na enquête heeft Klaus kort gezegd aangevoerd dat uit de getuigenverklaringen volgt : - dat de woedeaanval niet in februari 1999 maar kort na augustus 1998 heeft plaats-gevonden; - dat het voorval heeft plaatsgevonden 1 dag nadat Klaus voor de eerste maal de door dr. De Froe verkeerd voorgeschreven medicatie had ingenomen; - dat Klaus nooit eerder last had van woedeaanvallen; - dat Klaus geen alcohol had genuttigd; - dat de stemming kort voor het voorval goed was; - dat Klaus sociaal, zachtaardig, rustig en gevoelig is; - dat het krijgen van woedeaanvallen niet past bij Klaus. 1.8. Bij antwoordconclusie na enquête heeft de Kliniek kort gezegd aangevoerd dat Klaus niet is geslaagd in zijn bewijs, nu de getuigen alleen hebben verklaard dat het incident op de camping heeft plaatsgevonden na het gebruik van Rivotril en niet ten gevolge van het gebruik van Rivotril. De Kliniek stelt voorts dat, uitgaande van de juistheid van de verklaring van Klaus, ten processe ten onrechte is aangenomen dat in augustus 1998 het verkeerde geneesmiddel is voorgeschreven en dat onder deze omstandigheden van een tekortkoming van de Kliniek geen sprake kan zijn. De Kliniek voert aan dat Rivotril bij de aandoening van Klaus het geneesmiddel van eerste keus is en dat Klaus middels de bijsluiter gewaarschuwd was voor de bijwerking van een eventuele woedeaanval. Omdat volgens de Kliniek de feitelijke misvatting omtrent het voorschrijven van Rivotril is toe te rekenen aan Klaus, dient de rechtbank terug te komen op haar eerdere overweging dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming van de Kliniek. Voorts voert de Kliniek aan dat er meer omstandigheden zijn die het aannemelijk maken dat Rivotril niet de oorzaak was van de woedeaanval. Op de eerste plaats lijdt Klaus aan familiair hemiballisme en een van de symptomen van dit ziektebeeld is een woedeaanval. Op de tweede plaats heeft Klaus in 1996 ook Rivotril gebruikt en heeft hij toen geen woedeaanval gehad. Het is aannemelijk dat er evenmin een woedeaanval optreedt bij gebruik van dat medicijn in 1998. Op de derde plaats was volgens prof. Offerhaus sprake van een kinderdosering waarvan nagenoeg geen effect te verwachten valt. Op de vierde plaats heeft dr. De Froe in zijn brief van 17 mei 1999 vermeld dat Klaus hem zelf heeft verteld dat hij uit frustratie over het feit dat hij niet goed voor zijn aandoening geholpen kon worden, zijn rechterarm heeft stukgeslagen in glas. De Kliniek voert aan dat, gelet op de thans beschikbare gegevens, het niet is uitgesloten dat een combinatie van factoren –de aard van de aandoening en het gebruik van Rivotril- oorzaak is van het incident op de camping en dat er een causale en proportionele verdeling van aansprakelijkheid dient plaats te vinden. De Kliniek stelt tot slot dat, indien de vordering van Klaus niet aanstonds wordt afgewezen, deskundigenonderzoek dient plaats te vinden naar het causaal verband tussen het gebruik van Rivotril en de woedeaanval, temeer nu uit recente wetenschappelijke studies is gebleken dat de aandoening van Klaus aanleiding kan geven tot woedeaanvallen. De Kliniek voert aan dat het aantal deskundigen in Nederland beperkt is omdat de aandoening van Klaus uiterst zeldzaam is en stelt voor om partijen in de gelegenheid te stellen een gezamenlijke voordracht aan de rechtbank te doen. 1.9. De rechtbank overweegt nu als volgt. De vordering van Klaus is zowel gebaseerd op het voorschrijven van een foutief medicijn als op het voorschrijven van een foutieve dosering (punt 11 van de dagvaarding en petitium). Na de gehouden enquete en de wisseling van de conclusies na enquête, kan worden vastgesteld dat dr. De Froe in augustus 1998 met Klaus heeft besproken dat hij weer opnieuw Rivotril zou voorschrijven. Niet is gesteld of gebleken dat dr. De Froe met Klaus heeft besproken dat een veel hogere dosering, namelijk 4x de eerdere hoeveelheid werkzame stof, zou worden voorgeschreven. Evenmin is gesteld of gebleken dat dr. De Froe medische gronden had om de dosering zo aanzienlijk te verhogen. De stelling van Klaus dat de dosering foutief was wordt ook niet, althans niet voldoende gemotiveerd betwist door de Kliniek. Gelet op het bovenstaande kan dan ook aangenomen worden dat de Kliniek op dit punt ten opzichte van Klaus toerekenbaar is tekortgeschoten. 1.10. In het tussenvonnis van 30 november 2005 is overwogen dat de fout van de Kliniek is gelegen in het voorgeschreven medicijn. Inmiddels is gebleken dat de fout van de Kliniek niet is gelegen in het voorgeschreven soort medicijn, doch in de voorgeschreven dosering. Ook dit is onder de gegeven omstandigheden een toerekenbare tekortkoming van de zijde van de Kliniek. De vraag doet zich vervolgens voor of deze toerekenbare tekortkoming, bestaande in de voorgeschreven foutieve dosering Rivotril, de woedeaanval van Klaus heeft veroorzaakt. 1.11. Ter beantwoording van de vraag of Rivotril de oorzaak is geweest van de woedeaanval, is aan Klaus een bewijsopdracht opgelegd. De getuigen hebben verklaard dat de woedeaanval heeft plaatsgevonden 1 dag nadat Klaus voor de eerste maal de door dr. De Froe verkeerd voorgeschreven medicatie had ingenomen. Voorts blijkt uit de getuigenverklaringen dat Klaus nooit eerder last had van woedeaanvallen, geen alcohol had genuttigd, de stemming kort voor het voorval goed was, Klaus sociaal, zachtaardig, rustig en gevoelig is en dat het krijgen van woedeaanvallen niet bij hem past. Daarmee heeft Klaus bewezen dat de woedeaanval is veroorzaakt door het gebruik van het toen voorgeschreven medicijn, te weten Rivotril met de dosering 2 mg. de Kliniek voert nog aan dat de getuigen hebben verklaard dat de woedeaanval na, en niet ten gevolge van het gebruik van Rivotril heeft plaatsgevonden. Van de getuigen kan echter niet verwacht worden dat zij verklaren dat de aanval heeft plaatsgevonden ten gevolge van het gebruik van Rivotril, nu de getuigen niet ter zake deskundig zijn. Zij hebben wel kunnen verklaren omtrent hetgeen zij hebben waargenomen. 1.12. De vraag doet zich nu nog voor of er een verband is tussen de woedeaanval en de voorgeschreven hoge dosering. Daarbij is van belang dat Klaus bij het eerdere gebruik van Rivotril in de lage dosering geen last had van woedeaanvallen. Voorts is van belang dat kort na het gebruik van 2 mg werkzame stof de woedeaanval is opgetreden en dat niet van andere, bijkomende omstandigheden is gebleken, die het gedrag van Klaus kunnen verklaren. Daarmee heeft Klaus in beginsel aangetoond dat er een causaal verband bestaat tussen de woedeaanval en de voorgeschreven dosering. Van dat causaal verband zal slechts dan geen sprake kunnen zijn, indien zou komen vast te staan dat het medisch onmogelijk is dat de dosering van 2 mg bij Klaus de betreffende reactie heeft veroorzaakt. 1.13. Weliswaar heeft de Kliniek aangevoerd dat de ziekte van Klaus op zich woedeaanvallen met zich mee kan brengen, doch daarmee heeft zij nog niet aangetoond dat het geneesmiddel Rivotril in de dosering van 2 mg. de woedeaanval bij Klaus niet heeft kunnen veroorzaken. Bovendien heeft Professor dr.F.A. de Wolff in zijn brief van 18 mei 2004 aangevoerd dat de werkzame stof in Rivotril ontremming, agitatie en agressie kan veroorzaken. De Kliniek heeft dan ook onvoldoende aangevoerd om het causaal verband tussen het voorgeschreven medicijn in de dosering van 2mg. en de woedeaanval te weerleggen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om een deskundigenbericht te gelasten. 1.14. De Kliniek voert aan dat een verdeling van aansprakelijkheid op zijn plaats is omdat de aandoening zelf ook een woedeaanval met zich mee kan brengen en bij Klaus sprake was van frustratie. Hierin kan de Kliniek echter niet worden gevolgd. Dat zou anders zijn indien was komen vast te staan dat Klaus vaker last had van woedeaanvallen. Nu echter sprake is van een incident en van een causaal verband tussen het incident en het voorgeschreven medicijn, kan van een verdeling van aansprakelijkheid geen sprake zijn. 1.15. De vordering van Klaus ligt derhalve voor toewijzing gereed, in die zin dat voor recht kan worden verklaard dat de Kliniek toerekenbaar tekort gekomen is in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst, dat zij gehouden is de schade te vergoeden, welke schade nader opgemaakt dient te worden bij staat en vereffend dient te worden volgens de wet en dat de Kliniek aan Klaus een voorschot onder algemene titel dient te voldoen ter hoogte van € 10.000,--. 1.16. De Kliniek zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. 3. De beslissing De rechtbank: verklaart voor recht dat aan de zijde van gedaagde sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst; veroordeelt gedaagde tot vergoeding van de materiële en immateriële schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiser van een voorschot op de schadevergoeding onder algemene titel van euro 10.000,--; veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding deze voor zover aan de zijde van eiser gevallen tot op heden begroot op euro 1.926,60, waaronder begrepen een bedrag van euro 1.582,-- aan salaris; bepaalt, nu eiser met een toevoeging procedeert, dat die kostenbetaling dient te geschieden door voldoening: A aan de griffier van deze rechtbank, door middel van overschrijving op bankrekening-nummer 192325779, Rabobank Nederland N.V. ten name van DS 535 Arrondissement Breda - wegens het in debet gestelde deel griffierecht euro 183,-- - wegens exploitkosten (deurwaarder Uitdehaag te Etten-Leur) euro 85,60 - wegens procureurssalaris euro 1.582,-- met welke bedragen de griffier zal dienen te handelen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 243 Rv; B aan eiser (Klaus): - het voor rekening van die partij gekomen deel van het griffierecht ad euro 61,-- - de door die partij betaalde getuigentaxen ad in totaal euro 15,-- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het anders of meer gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. Schnitzler en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2006.?