Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ0533

Datum uitspraak2006-08-21
Datum gepubliceerd2006-10-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2006/626
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het hof acht het in het kader van de beoordeling of [appellant] heeft voldaan aan zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatieplicht, niet relevant om (achteraf) vast te stellen wat de beweegredenen van Salus waren om het re-integratietraject ten aanzien van [appellant] te beëindigen. Het gaat hier immers om inlichtingen waarvan [appellant] toen behoorde te begrijpen dat zij van belang waren voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Als maatstaf dient hierbij te gelden of, in het licht van de overige omstandigheden van het geval, het niet verstrekken van de inlichtingen een duidelijke aanwijzing vormt dat bij de schuldenaar de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling ontbreekt. Het hof is van oordeel dat dit in casu het geval is. Het onbeantwoord laten van de brief van de rechter-commissaris van 16 maart 2006, waarin [appellant] om informatie wordt gevraagd over de voortgang van het zeer stroef verlopende re-integratietraject bij Salus als gevolg van de passieve houding van [appellant], moet als tekortkoming in zijn informatieplicht worden aangemerkt, die hem moet worden aangerekend. Het moge zo zijn dat [appellant] met een van zijn dochters ernstige problemen had, die hem grotendeels in beslag hebben genomen, maar dit neemt niet weg dat het voor [appellant], ondanks deze privé-problemen, een kleine moeite zou zijn geweest de gevraagde informatie te verschaffen dan wel de rechter-commissaris dan toch in elk geval op de hoogte te stellen van deze problemen en nadere afspraken te maken.


Uitspraak

21 augustus 2006 eerste civiele kamer rekestnummer 2006/626 G E R E C H T S H O F T E A R N H E M Arrest in de zaak van: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, procureur: mr. P.A.C. de Vries. 1 Het geding in eerste aanleg 1.1 Bij vonnis van de rechtbank te Almelo van 3 augustus 2004 is ten aanzien van appellant (hierna te noemen: [appellant]) de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken. Hierbij is tot rechter-commissaris benoemd mr. A.E. Zweers en tot bewindvoerder F.C. Heithuis. 1.2 Bij vonnis van de rechtbank te Almelo van 20 juni 2006 is de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] op voordracht van de rechter-commissaris beëindigd. In het faillissement, waarin [appellant] van rechtswege zal komen te verkeren met ingang van de datum dat dit vonnis in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, is tot rechter-commissaris benoemd mr. A.E. Zweers en tot curator F.C. Heithuis. 1.3 Het hof verwijst naar laatstgenoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht. 2 Het geding in hoger beroep 2.1 Bij ter griffie van het hof op 27 juni 2006 per fax en op 28 juni 2006 per gewone post ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis. 2.2 Het hof heeft kennisgenomen van de bij het verzoekschrift behorende stukken, van de brief met bijlagen van 12 juli 2006 van de bewindvoerder, alsmede van de brief met bijlagen van 10 augustus 2006 van de procureur. 2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2006, waarbij [appellant] is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. R.J.B.M. Bongaarts, advocaat te Enschede. De bewindvoerder is met bericht vooraf niet verschenen. 3 De motivering van de beslissing in hoger beroep 3.1 De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] tussentijds beëindigd, omdat [appellant] kort gezegd zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende inlichtingenplicht toerekenbaar niet naar behoren is nagekomen. 3.2 [appellant] kan zich niet verenigen met het vonnis van de rechtbank en stelt zich op het standpunt dat de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens één keer falen in zijn inlichtingenplicht, vanwege de omstandigheden waaronder dit is gebeurd, een te zware sanctie is. Met betrekking tot deze omstandigheden voert [appellant] aan dat hij in gemeenschap van goederen is gehuwd met [A.], die eveneens gelijktijdig is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling en met wie hij de zorg heeft voor meerdere minderjarige kinderen. Toen hij de brief ontving van de rechter-commissaris van 16 maart 2006, waarin hem was opgedragen informatie te verschaffen over de stand van zaken met betrekking tot het re-integratietraject bij Salus, had hij uitzonderlijk grote problemen met een van zijn dochters. Daardoor had hij geen overzicht meer in de eigen problemen en heeft de beantwoording van deze brief niet, althans niet tijdig plaatsgevonden. Mede door deze problemen en door het feit dat oproepbrieven van Salus door de bewindvoering met vertraging binnenkwamen, waardoor hij de oproep onder ogen kreeg nadat de geplande afspraak al was verlopen, is het re-integratietraject stroef verlopen. Tot slot voert [appellant] aan dat hij tot dan toe steeds zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren was nagekomen en dat ook de bewindvoerder liever had gezien dat de voordracht van de rechter-commissaris geen doorgang zou hebben gevonden. 3.3 Ter zitting heeft [appellant] nog aangevoerd dat Salus, in tegenstelling tot wat eerder door de bewindvoerder en de rechtbank is aangenomen, het re-integratietraject ten aanzien van hem niet heeft beëindigd op grond van zijn herhaaldelijk niet verschijnen op oproepen maar uitsluitend op grond van medische redenen. Door de medische beperkingen achtte Salus [appellant] “minder kansrijk” en gewijzigd intern beleid bij Salus heeft ertoe geleid dat het re-integratietraject is geëindigd. 3.4 Het hof acht het in het kader van de beoordeling of [appellant] heeft voldaan aan zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatieplicht, niet relevant om (achteraf) vast te stellen wat de beweegredenen van Salus waren om het re-integratietraject ten aanzien van [appellant] te beëindigen. Het gaat hier immers om inlichtingen waarvan [appellant] toen behoorde te begrijpen dat zij van belang waren voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Als maatstaf dient hierbij te gelden of, in het licht van de overige omstandigheden van het geval, het niet verstrekken van de inlichtingen een duidelijke aanwijzing vormt dat bij de schuldenaar de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling ontbreekt. Het hof is van oordeel dat dit in casu het geval is. Het onbeantwoord laten van de brief van de rechter-commissaris van 16 maart 2006, waarin [appellant] om informatie wordt gevraagd over de voortgang van het zeer stroef verlopende re-integratietraject bij Salus als gevolg van de passieve houding van [appellant], moet als tekortkoming in zijn informatieplicht worden aangemerkt, die hem moet worden aangerekend. Het moge zo zijn dat [appellant] met een van zijn dochters ernstige problemen had, die hem grotendeels in beslag hebben genomen, maar dit neemt niet weg dat het voor [appellant], ondanks deze privé-problemen, een kleine moeite zou zijn geweest de gevraagde informatie te verschaffen dan wel de rechter-commissaris dan toch in elk geval op de hoogte te stellen van deze problemen en nadere afspraken te maken. 3.5 Alles overziende is het hof van oordeel dat het hoger beroep faalt. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het verzoek desondanks zou moeten worden toegewezen, is onvoldoende gebleken. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. 4 De beslissing Het hof, rechtdoende in hoger beroep: bekrachtigt het vonnis van de rechtbank te Almelo van 20 juni 2006. Dit arrest is gewezen door mrs. Smeeïng-Van Hees, Van der Kwaak en Van den Brink en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2006.