Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ0462

Datum uitspraak2006-10-10
Datum gepubliceerd2006-10-19
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/5828 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking WAO-uitkering. Minder dan 15% arbeidsongeschikt.


Uitspraak

04/5828 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 23 september 2004, 03/1711 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv), Datum uitspraak: 10 oktober 2006 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. A.C.S. Grégoire, advocaat te Sittard, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2006. Partijen zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. II. OVERWEGINGEN Bij besluit van 13 november 2003, verder: het bestreden besluit, heeft het Uwv ongegrond verklaard het bezwaar van appellante tegen een besluit van 19 mei 2003, waarbij appellantes uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 21 april 2003 is ingetrokken op de grond dat het Uwv haar met ingang van die datum voor minder dan 15% arbeidsongeschikt in de zin van die wet beschouwt. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak overwogen dat het Uwv weliswaar nalatig is geweest met de tijdige toezending van alle op de zaak betrekking hebbende stukken en in strijd heeft gehandeld met artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar zij heeft hierin geen aanleiding gezien het bestreden besluit te vernietigen omdat appellante voldoende gelegenheid heeft gehad adequaat op de stukken te reageren. De rechtbank heeft de door het Uwv verrichte medische en arbeidskundige beoordeling, die aan het bestreden besluit ten grondslag ligt, juist geacht en appellantes beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante haar in beroep aangevoerde grieven herhaald. Daarnaast heeft zij nog gewezen op de uitspraken van de Raad van 9 november 2004, LJN AR4716 en volgende met betrekking tot de hantering van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). Het gaat in dit geding om de beantwoording van de vraag of het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit in rechte stand kan houden. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend en stelt zich geheel achter de overwegingen van de aangevallen uitspraak. Naar aanleiding van de verwijzing van de gemachtigde van appellante naar de uitspraken van 9 november 2004 merkt de Raad nog het volgende op. In bovengenoemde uitspraken heeft de Raad overwogen dat het CBBS in beginsel rechtens aanvaardbaar is te achten als ondersteunend systeem en als methode bij de beoordeling of en zo ja, in welke mate, iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten. Op een aantal met name genoemde onderdelen voldoet het CBBS echter niet aan de eisen van inzichtelijkheid, controleerbaarheid en toetsbaarheid. Eén van deze onderdelen betreft de zogeheten niet-matchende punten. Dit zijn punten in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) waarvoor geen corresponderend belastingpunt bestaat op de analyse van de geselecteerde functies. Ook in het onderhavige geval bevat de FML van 24 september 2002 een aantal niet-matchende punten. Zoals de Raad eerder heeft uitgesproken zal ingeval het bestreden besluit dateert van vóór 1 juli 2005 worden geaccepteerd dat de arbeidsdeskundige, zo nodig in overleg met de verzekeringsarts, “handmatig” beoordeelt of de op de FML voorkomende niet-matchende punten in de weg staan aan het verrichten van de werkzaamheden die zijn verbonden aan de geselecteerde functies. Blijkens het rapport van 20 februari 2003 van de arbeidsdeskundige H.Ortmans en diens notities op de "Recapitulatie Voorselectie"en de "Samenvatting arbeidsmogelijkhedenlijst" zijn alle aanvankelijk geselecteerde functies zowel door hemzelf als door de verzekeringsarts beoordeeld en geschikt bevonden wat betreft de niet-matchende punten. In verband met de veelvuldige storingen in de werksituatie is de functie van assistente consultatiebureau verworpen. De overige functies zijn geschikt bevonden. Ook de Raad heeft, mede gezien de analyses van de geselecteerde functies, geen aanleiding tot twijfel omtrent de geschiktheid van de functies voor appellante. Daarbij is in aanmerking genomen dat in verband met de beperkte mentale spankracht van appellante een urenbeperking van vier uur per dag en 20 uur per week is aangegeven en dat het gaat om routinematige productiefuncties waarin een zelfstandige taakuitvoering niet aan de orde is. Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen. Voor vergoeding van schade als door appellante verzocht is ingevolge artikel 8:73 van de Awb in het onderhavige geval dan ook geen plaats, zodat de Raad dit verzoek afwijst. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door K.J.S. Spaas als voorzitter en C.P.M. van de Kerkhof en N.J. Haverkamp als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2006. (get.) K.J.S. Spaas. (get.) M. Gunter. Gw