Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ0299

Datum uitspraak2006-10-05
Datum gepubliceerd2006-10-18
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers05/6752
Statusgepubliceerd


Indicatie

Naheffing van BPM na verkoop van taxi. De melding van de verkoop aan de inspecteur kan in principe ook op andere wijze dan schriftelijk worden gedaan. Eiser had tijdig, binnen vier weken, telefonisch contact opgenomen met de inspecteur. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslag naar het resterend aantal termijnmaanden.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 05/6752 Uitspraakdatum: 5 oktober 2006 Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen X, wonende te Z, eiser, en de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder. De bestreden uitspraak op bezwaar De uitspraak van verweerder van 17 oktober 2005 op het bezwaar van eiser tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag belasting van personenauto's en motorrijwielen ten bedrage van € 1.498. Zitting Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2006. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de uitspraak op bezwaar; - vermindert de naheffingsaanslag tot € 374; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ad € 10 en gelast de Staat dit bedrag aan eiser te voldoen; - gelast de Staat het door eiser betaalde griffierecht ad € 138 te vergoeden. Gronden 1. Bij beschikking van 2 oktober 2002 is op verzoek van eiser in afwijking van artikel 16 Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet BPM) met toepassing van het besluit van 27 juli 2001, nr. CPP2001/2033 (het Besluit) in één keer teruggaaf verleend van de bij de aanschaf van de personenauto met kenteken 61-FX-KL (de taxi) geheven BPM. 2. Aan het slot van voormelde beschikking is het volgende opgenomen: “Let op: Het bedrag dat u nu terugkrijgt wordt voorwaardelijk teruggegeven. Indien op enig moment niet meer aan de voorwaarden van het besluit van 27 juli 2001, nr. CPP2001/2033 wordt voldaan, wordt een bedrag nageheven op grond van artikel 20 AWR. Daarbij wordt rekening gehouden met de reeds verstreken periode waarin wel aan de voorwaarden werd voldaan. U loopt evenwel het risico dat bij u het na te heffen bedrag wordt gerekend op basis van perioden van één, twee of drie jaar. Het afrekenen op basis van maanden is namelijk alleen maar mogelijk, als u mij binnen vier weken nadat niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan, daarvan op de hoogte hebt gesteld. Houdt u er dus rekening mee dat u mij direct een bericht stuurt, zodra de taxi niet meer overeenkomstig alle voorwaarden gebruikt wordt.” 3. In het Besluit is onder meer het volgende bepaald: “2. Goedkeuring Onder de hierna te noemen voorwaarden en beperkingen kan de belasting als bedoeld in artikel 16 van de Wet BPM in één keer worden teruggegeven. De teruggaaf is voorwaardelijk en wordt jaarlijks voor een derde deel onvoorwaardelijk indien: a. dat gehele jaar is voldaan aan de in punt 3, onderdelen a, b en c, genoemde voorwaarden, en (...) 3. Voorwaarden en beperkingen De belasting wordt op aanvraag in één keer teruggegeven indien is voldaan aan de hierna genoemde eisen, die overigens deels reeds voortvloeien uit de Wet BPM. a. De personenauto dient: I. in het kentekenregister op naam van de aanvrager te zijn gesteld; (...) d. Bij de aanvraag genoemd in artikel 16 eerste lid, van de Wet BPM, dienen de hierna genoemde bescheiden te worden overgelegd: (...) VII. Een verklaring van de kentekenhouder, dat hij bij wijziging van een of meer situaties zoals bedoeld in de in dit besluit genoemde voorwaarden, een opgaaf daarvan aan de inspecteur zal worden gedaan en de eventueel ter zake daarvan verschuldigde belasting zal voldoen. (...) 4. Niet voldoen aan de voorwaarden a. Verschuldigdheid De belasting over de termijnjaren waarvan de teruggaaf nog niet onvoorwaardelijk is geworden, is - gerelateerd aan de hiervoor genoemde voorwaarden - alsnog verschuldigd als: I. de tenaamstelling van het kentekenbewijs wordt gewijzigd; (...) b. Uitzondering 1 In afwijking van de onder a genoemde regel, kan in de onder a, nummers I tot en met VI, genoemde situaties in het lopende termijnjaar, de verschuldigde belasting berekend worden per termijnmaand, mits de kentekenhouder direct doch uiterlijk binnen vier weken na het zich voordoen van een dergelijke situatie dit bij de inspecteur meldt en daarbij aantoont dat die situaties zich in de daarvoor gelegen termijnmaanden niet hebben voorgedaan. In dat geval is geen belasting verschuldigd over de voorgelegen termijnmaanden. De berekening van het over dat termijnjaar verschuldigde belastingbedrag vindt naar tijdsevenredigheid plaats. De belasting over de eventueel resterende termijnjaren dat de teruggaaf nog niet onvoorwaardelijk is geworden, wordt wel in zijn geheel verschuldigd.” 4. Op 24 mei 2005 is de tenaamstelling van de taxi wegens een verkoop gewijzigd. Verweerder heeft bij een brief van 28 juli 2005 het vrijwaringsbewijs ontvangen. 5. Bij de naheffingsaanslag heeft verweerder de BPM over het laatste termijnjaar van het tijdvak 7 augustus 2004 tot en met 6 augustus 2005 nageheven omdat naar zijn mening niet is voldaan aan de voorwaarde van het Besluit dat de verkoop binnen vier weken aan hem is gemeld. 6. Eiser stelt aan de voorwaarden te hebben voldaan nu hij op 13 juni 2005 een verzoek tot teruggaaf en een afschrift van het vrijwaringsbewijs aan verweerder heeft gezonden. Ter zitting heeft hij daaraan toegevoegd dat hij eerst telefonisch contact heeft gehad met een medewerkster van verweerder, door hem aangeduid als mevrouw A, die hem vroeg het vrijwaringsbewijs op te sturen. Vervolgens heeft hij het bewijs op 13 juni opgestuurd. Nadat hij enkele weken had afgewacht en geen reactie had ontvangen, heeft hij nogmaals gebeld en kreeg hij te horen dat zijn schrijven niet was ontvangen. Op verzoek heeft hij de stukken bij brief van 28 juli 2005 nogmaals opgestuurd. 7. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting acht de rechtbank aannemelijk dat eiser op of omstreeks 13 juni 2005 telefonisch aan verweerder melding heeft gedaan van de verkoop van de taxi. De desbetreffende verklaring van eiser, die de rechtbank geloofwaardig acht, heeft verweerder onvoldoende weersproken. Daarbij acht de rechtbank tevens van belang dat verweerder geen navraag heeft gedaan bij de door eiser genoemde medewerkster. De regel dat de melding alleen schriftelijk kan worden gedaan, is niet met zoveel woorden in het Besluit neergelegd, zodat deze in principe ook op een andere wijze, zoals telefonisch, kan worden gedaan. Daaraan doet niet af dat - hetgeen verweerder ter zitting naar voren bracht - het in een dergelijk geval moeilijker is om die melding achteraf aan te tonen. 8. Het voorgaande betekent dat de naheffingsaanslag dient te worden verminderd naar het resterend aantal (gehele) termijnmaanden, te rekenen vanaf 6 mei 2005. Het bedrag van de na te heffen belasting bedraagt alsdan € 374. Proceskosten Nu het beroep gegrond is acht de rechtbank termen aanwezig verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser als bedoeld in artikel 8:75, Awb. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de kosten van de onderhavige procedure gesteld op € 10, bestaande uit de (geschatte) reiskosten per openbaar vervoer 2e klasse van eiser om de zitting bij te wonen. Overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn niet gesteld of gebleken. Deze uitspraak is gedaan op 5 oktober 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E. Polak, in tegenwoordigheid van mr. O. Nijhuis, griffier. Afschrift verzonden aan partijen op: De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum: - hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel - beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt. N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd. Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie. Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een schriftelijke verklaring van de wederpartij gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank; 2 - tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal de rechtbank deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.