Jurisprudentie
AY8860
Datum uitspraak2006-08-21
Datum gepubliceerd2006-09-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersFA RK 04-6909 233433
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-09-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersFA RK 04-6909 233433
Statusgepubliceerd
Indicatie
Erkenning Argentijnse adoptie, reeds meerderjarig persoon, adoptiefouders overleden, analoge toepassing Wet conflictenrecht adoptie (WCAd).
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Familie- en Jeugdrecht
Meervoudige Kamer
Verklaring voor recht ex artikel 1:26 BW + vaststelling geboortegegevens
rekestnummer: FA RK 04-6909
zaaknummer: 233433
datum beschikking: 21 augustus 2006
BESCHIKKING op het op 30 november 2004 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: verzoekster,
procureur: mr. M.Y.M. Renken.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage,
zetelend te 's-Gravenhage,
hierna te noemen: de ambtenaar.
PROCEDURE
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 20 maart 2006 is:
- bepaald dat de behandeling zal worden voortgezet op de terechtzitting van de Meervoudige Kamer en is de zaak daartoe verwezen naar die Kamer;
- verzoekster in de gelegenheid gesteld bedoelde stukken (de Argentijnse adoptie-uitspraak alsmede een gewaarmerkt afschrift van de verklaring van het Consulaat Generaal van de Republiek Argentinië) uiterlijk veertien dagen voor de dag der terechtzitting in afschrift aan de belanghebbende en aan de rechtbank te doen toekomen;
- iedere verdere beslissing aangehouden.
De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken, waaronder thans ook:
- de brief met bijlagen d.d. 8 juni 2006 van de zijde van verzoekster;
- de conclusie van de officier van justitie d.d. 22 juni 2006.
Op 26 juni 2006 is de behandeling ter terechtzitting van de Meervoudige Kamer voortgezet. Hierbij zijn verschenen:
- verzoekster en haar procureur;
- de echtgenoot van verzoekster;
- de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage in de persoon van mevrouw J.A. Roestenburg-de Rooij, alsmede
- de heer Baptiste, zijnde een collega van mevrouw Roestenburg-de Rooij.
BEOORDELING
De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist.
Ter verdere onderbouwing van haar verzoeken heeft verzoekster de volgende stukken in het geding gebracht:
1. een gelegaliseerd adoptievonnis d.d. 21 april 1987 van de Nationale Rechtbank van Eerste aanleg voor Burgerzaken Nr. 19 van de Federale Hoofdstad te Buenos Aires, Republiek Argentinië, onder verantwoordelijkheid van Mr. Elisa M. Díaz de Vivar, griffie Nr. 38, onder verantwoordelijkheid van Mr. Martha R. Brilla de Serrat (hierna ook: de adoptiebeslissing). Bij dit vonnis is als volgt beslist: Redenen waarom en in overeenstemming met het bepaalde in de artikelen 10, 14 en volgende van de Wet 19.134 en in overeenstemming met de criteria van de deskundige op het gebied van kinderbescherming en de officier van justitie spreek ik het volgende vonnis uit:
Het verzoek tot volledige adoptie van de minderjarige [verzoekster] wordt toegewezen (AKTE No. 471 van de gemeente [geboorteplaats]). Als gevolg hiervan verklaar ik de minderjarige geadopteerde dochter van [adoptiefvader] en [adoptiefmoeder]. In het vervolg draagt de minderjarige de achternaam [adoptiefouders] van de adoptiefouders.
2. een gewaarmerkt afschrift van de op 28 september 1994 afgegeven verklaring van het Consulaat Generaal van de Republiek Argentinië te Amsterdam, inhoudende dat zich op 13 juni 1985 op dit kantoor meldde de minderjarige [verzoekster], geboren op [geboortedatum] 1973, dat op grond van het verzoek tot adoptie dat werd ingediend door het echtpaar [adoptiefvader] en [adoptiefmoeder] voor dit doel de benodigde formaliteiten werden gerealiseerd en dat op 21 april 1987 de adoptie plaatsvond van de minderjarige [verzoekster] die vanaf die tijd de achternaam [adoptiefouders] zou dragen.
In het navolgende zal de rechtbank beoordelen of bij de blijkens de adoptiebeslissing totstandgekomen adoptie vatbaar is voor erkenning. De rechtbank zal daarbij, om redenen zoals vermeld in de beschikking van 20 maart 2006, aansluiting zoeken bij de regels die artikel 6 van de Wet conflictenrecht adoptie (WCAd) geeft voor de erkenning van rechtswege van buitenlandse adopties die niet vallen onder het Haagse Adoptieverdrag van 29 mei 1993 (Trb. 1996, 94).
Bevoegde autoriteit
Te dezen is komen vast te staan dat zowel de adoptiefouders als verzoekster waarschijnlijk ten tijde van het indienen van het adoptieverzoek in Argentinië doch in ieder geval ten tijde van de adoptiebeslissing hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. Zoals bij beschikking van 20 maart 2006 is overwogen, moet de vraag worden beantwoord of het recht in een dergelijk geval voorziet in erkenning van de adoptiebeslissing van de Argentijnse rechter. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de Memorie van Toelichting bij de WCAd (kamerstuk 2001-2002, 28457, nr. 3, Tweede Kamer) blijkt het navolgende. Een adoptiebeslissing komt voor erkenning in aanmerking indien zij is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit van een staat die kan worden geacht (indirecte) internationale bevoegdheid te hebben. Blijkens artikel 6 lid 1 WCAd wordt (indirecte) internationale jurisdictie aangenomen indien de adoptie is uitgesproken in de vreemde staat waar zowel de adoptanten als het kind gedurende de adoptieprocedure hun gewone verblijfplaats hadden, of in de vreemde staat waar hetzij de adoptanten, hetzij het kind in die periode zijn gewone verblijfplaats had. In deze gevallen zijn er volgens de Memorie van Toelichting goede redenen op te bepleiten dat de adoptie in beginsel als fait accompli dient te worden aanvaard. Er mag van worden uitgegaan dat er een voldoende aanknoping was met de rechtssfeer van de staat waar de adoptie is uitgesproken. Verondersteld mag worden dat de autoriteiten van de betrokken staat zich een oordeel hebben kunnen vormen over de wenselijkheid van de adoptie, en in het bijzonder de vraag of het belang van het kind daarmee gediend was.
Mede gelet op bovengenoemde passage uit de Memorie van Toelichting is de rechtbank van oordeel dat het recht ruimte biedt voor de mogelijkheid van erkenning van buitenlandse adoptiebeslissingen in een geval waarin - zoals zich te dezen voordoet - zowel de adoptiefouders als het adoptiefkind ten tijde van de buitenlandse adoptieprocedure hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. Dit indien en voor zover anderszins blijkt dat er voldoende aanknoping was met de rechtssfeer van de staat waar de adoptie is uitgesproken, en verondersteld mag worden dat de autoriteiten van de betrokken staat zich een oordeel hebben kunnen vormen over de wenselijkheid van de adoptie, en in het bijzonder de vraag of het belang van het kind daarmee gediend was. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
Verzoekster is op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats], Argentinië, geboren. Voorts staat vast dat verzoekster op 24 november 1994 de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Gelet op het vorenstaande en de door verzoekster overgelegde kopie van haar inmiddels verlopen Argentijnse paspoort, acht de rechtbank het aannemelijk dat zij vóór 24 november 1994 en derhalve ook ten tijde van de adoptieprocedure de Argentijnse nationaliteit had.
Verzoekster heeft gesteld dat zij in 1984 naar Nederland is gekomen, zodat zij de eerste elf jaren van haar leven in Argentinië haar gewone verblijfplaats had. Uit de adoptiebeslissing blijkt echter dat de adoptiefouders zorg droegen voor de opvoeding van de minderjarige vanaf het moment dat zij de leeftijd van twee jaar had bereikt. Verzoekster heeft hieromtrent gesteld dat zij tot haar elfde levensjaar officieel bij haar biologische moeder heeft gewoond, maar dat de adoptiefmoeder elk jaar vanuit Nederland naar Argentinië kwam om voor haar te kunnen zorgen. Zij heeft naar voren gebracht dat de adoptiefmoeder soms wel drie maanden aaneengesloten in haar appartement in Argentinië verbleef, gedurende welke perioden verzoekster bij haar verbleef. De adoptiefmoeder was volgens verzoekster een zus van haar biologische vader en zij had zowel de Nederlandse als de Argentijnse nationaliteit. Verzoekster heeft voorts verklaard dat zij de adoptiefvader eerst na haar komst in Nederland heeft leren kennen. Haar biologische ouders zijn volgens haar nog immer in Argentinië woonachtig. De ambtenaar heeft deze omstandigheden niet (gemotiveerd) betwist, zodat de rechtbank ook daarvan uitgaat.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, voldoende aanknopingspunten aanwezig om ter zaken van de adoptie van verzoekster uit te gaan van internationale jurisdictie van een bevoegde autoriteit in Argentinië. Als een dergelijk ter plaatse bevoegde autoriteit in Argentinië kan kennelijk worden aangemerkt de Nationale Rechtbank van Eerste aanleg voor Burgerzaken Nr. 19 van de Federale Hoofdstad die op 21 april 1987 de adoptiebeslissing heeft gegeven. De rechtbank is derhalve van oordeel dat te dezen kan worden voorzien in erkenning van de adoptiebeslissing van de Argentijnse rechter, tenzij aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van die beslissing kennelijk in strijd met de openbare orde is. Daaromtrent overweegt de rechtbank als volgt.
Behoorlijk onderzoek en een behoorlijke rechtspleging
Uit de adoptiebeslissing blijkt - voor zover thans van belang - het volgende. Beide biologische ouders van de minderjarige zijn voor de zitting opgeroepen en de biologische moeder is ter zitting verschenen. Er zijn diverse rapporten opgesteld, waaronder een rapport over de gezinsomstandigheden, waaruit blijkt van de morele geschiktheid en de nodige financiële middelen aan de zijde van de adoptiefouders om te kunnen voldoen aan de verplichtingen die voorvloeien uit de adoptie.
Tot slot was blijkens die beslissing het adoptieverzoek in overeenstemming met het bepaalde in de Argentijnse Wet 19314 betreffende de adoptie van minderjarigen van 21 juli 1971, alsmede met de criteria van de deskundige op het gebied van de kinderbescherming en het oordeel van de officier van justitie.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldoende is gebleken dat aan de Argentijnse adoptiebeslissing een behoorlijk onderzoek en een behoorlijke rechtspleging zijn voorafgegaan.
Strijd met de Nederlandse openbare orde
De rechtbank merkt op - en sluit daarmee aan bij het bepaalde in artikel 6 lid 4 WCAd - dat erkenning van de adoptiebeslissing niet op grond van strijdigheid met de openbare orde kan worden geweigerd, enkel omdat op deze beslissing geen Nederlands recht is toegepast.
Niet gebleken is dat de adoptiebeslissing kennelijk op een schijnhandeling betrekking heeft gehad. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de adoptie tussen familieleden heeft plaatsgevonden. Evenmin is gebleken dat er sprake is van andere feiten of omstandigheden die maken dat erkenning van de adoptiebeslissing van de Argentijnse rechter kennelijk in strijd met de openbare orde is. De rechtbank neemt hierbij de conclusie van de officier van justitie in aanmerking.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de adoptiebeslissing voor erkenning vatbaar is. Zij gelast op de voet van artikel 1:26a van het Burgerlijk Wetboek ambtshalve dat voornoemde adoptie als latere vermelding aan de daarvoor in aanmerking komende akte van de burgerlijke stand wordt toegevoegd.
Vaststelling geboortegegevens
Ten aanzien van de buiten Nederland geboren geadopteerde is hier te lande geen als zodanig in aanmerking te nemen akte van geboorte opgemaakt.
Verzoekster heeft als bewijzen en aanwijzingen aangaande wanneer en waar haar geboorte moet hebben plaatsgevonden in het bijzonder overgelegd:
- een originele (herregistratie van de) geboorteakte van de provincie Buenos Aires, provinciaal register van de burgerlijke stand, afdeling afgifte en uittreksels, afgegeven op 25 april 1995 door Julio E. Locatelli , plaatsvervangend hoofd afdeling afgifte en uittreksels. Dit stuk vermeldt dat in de akte 471, jaar 1973, van het Boek der Geboorten van het kantoor [geboorteplaats], zich de inschrijving bevindt van de geboorte van [verzoekster], DNI 23314018, welke heeft plaatsgevonden op [geboortedatum] 1973 om 23.45 uur. Voorts is in dit stuk vermeld dat de geboorteplaats [geboorteplaats] is, het geslacht vrouwelijk is en dat zij kind is van [adoptiefvader] en [adoptiefmoeder];
- de gelegaliseerde adoptiebeslissing. Dit stuk vermeldt - voor zover hier van belang - dat [verzoekster] een dochter is van [ vader] en [moeder];
- een gewaarmerkt afschrift van de verklaring van het Consulaat-generaal van de Republiek Argentinië te Amsterdam. Dit stuk vermeldt - voor zover hier van belang - dat de destijds minderjarige [verzoekster] is geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats], Provincie Buenos Aires.
Voldoende aannemelijk is gemaakt dat met betrekking tot verzoekster niet kan worden beschikt over een overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte van geboorte van verzoekster, welke voor inschrijving in de Nederlandse registers in aanmerking komt. De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de in het geding gebrachte stukken voldoende aanwijzingen zijn verkregen omtrent de omstandigheden waaronder en de datum waarop de geboorte van verzoekster moet hebben plaatsgehad.
De rechtbank beslist ambtshalve, gelet op artikel 1:26b jo 1:25c van het Burgerlijk Wetboek, als volgt.
BESLISSING:
De rechtbank:
verklaart voor recht dat de uitspraak van 21 april 1987 van de Nationale Rechtbank van Eerste aanleg voor Burgerzaken Nr. 19 van de Federale Hoofdstad te Buenos Aires, Republiek Argentinië, onder verantwoordelijkheid van Mr. Elisa M. Díaz de Vivar van de, griffie Nr. 38, onder verantwoordelijkheid van Mr. Martha R. Brilla de Serrat, waarin is uitgesproken de adoptie van [verzoekster] door [adoptiefmoeder] en adoptiefvader], overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand;
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand een latere vermelding van adoptie aan de (nog op te maken) geboorteakte van verzoekster toe te voegen;
stelt vast:
op [geboortedatum] 1973 is geboren te [geboorteplaats], Argentinië, van het vrouwelijk geslacht:
[verzoekster],
dochter van [de vader] en [de moeder].
wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gegeven te 's-Gravenhage door mrs. I.D. Bellaart, A.M.G. Ellenbroek en R. Cats, bijgestaan door mr. A.W. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2006.