Jurisprudentie
AY8013
Datum uitspraak2006-09-13
Datum gepubliceerd2006-09-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/610138-04
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-09-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/610138-04
Statusgepubliceerd
Indicatie
Artikel 289 Wetboek van Strafrecht: moord, want handelen met opzet en voorbedachten rade, bewezen verklaard.
Gelet op de wrede en nietsontziende wijze waarop de moord is gepleegd wordt een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar opgelegd.
Met de uitvoering van de dodingshandelingen is de nodige tijd gemoeid geweest. Zelfs er van uitgaande dat verdachte pas tot het besluit is gekomen ook de neus van [slachtoffer] af te plakken nadat hij reeds haar mond had dicht getapet, heeft hij daarna nog 4 stukken tape van in totaal bijna 5 meter om haar hoofd gewikkeld. Dit omwikkelen van het hoofd heeft de nodige tijd gekost. Verdachte heeft tijdens dit tapen tijd gehad om na te denken over zijn daad. En daar de verstikkingsdood niet onmiddellijk intreedt, heeft verdachte, ook nadat hij klaar was met het geheel intapen van het hoofd, nog voldoende tijd gehad om de tape te verwijderen en zo op zijn schreden terug te keren. Verdachte heeft dit niet gedaan. In plaats hiervan heeft hij [slachtoffer] meerdere malen in de buik gestoken. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit dit gedrag dat er sprake was van opzettelijk en met voorbedachten rade handelen.
Niet alleen heeft verdachte het leven van [slachtoffer] opzettelijk beëindigd, hij heeft dit ook nog eens op een wrede en nietsontziende manier gedaan. Omdat er geen sporen van verzet zijn aangetroffen, kan het niet anders dan dat [slachtoffer], in elk geval het tapen van polsen en benen, onder dwang heeft moeten toelaten. Vanaf dat moment was zij geheel weerloos en heeft zij meegemaakt hoe verdachte eerst haar mond stevig heeft dichtgetapet en hoe hij daarna ook diverse lagen tape over haar neus heeft aangebracht. [slachtoffer] moet zich bewust zijn geweest van haar ademnood en moet zich dientengevolge ook gerealiseerd hebben dat zij ging sterven.
Verdachte moet, gelet op de tijdens het gevorderde stervensproces van [slachtoffer] veelvoudig toegebrachte steekwonden, aanwezig zijn geweest bij de doodsstrijd die [slachtoffer] gehad moet hebben ten gevolge van de optredende verstikking. Dit heeft echter niet geleid tot mededogen. Verdachte heeft het lijden van [slachtoffer] nog verergerd door haar tijdens haar doodsstrijd veelvoudig steekwonden toe te brengen. Een van die steken is zelfs zo heftig dat deze vanuit de buik via de rug nog de onder haar rug liggende arm verwondt. Het behoeft weinig inlevingsvermogen om te beseffen dat in elk geval deze laatste momenten van het leven van [slachtoffer] gruwelijk geweest moeten zijn.
Volgt een veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren.
Uitspraak
RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/610138-04
Uitspraak d.d. : 13 september 2006
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [voorlettters]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [straatnaam]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Roermond.
1. Het onderzoek van de zaak.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 februari 2006, 8 mei 2006, 6 juni 2006 en 30 augustus 2006.
2. De tenlastelegging.
De verdachte staat - na nadere omschrijving van het feit als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering - terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 10 december 2004 te Heijen, in elk geval in de gemeente Gennep, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg (onder meer) de mond
en/of de neus van deze [slachtoffer] te omwikkelen met tape, in elk geval deze [slachtoffer] te verstikken door afsluiting van haar mond en/of neus, en/of deze [slachtoffer] meermalen althans eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp, lang, smal en/of puntig voorwerp in de buik, in elk geval het bovenlichaam, te steken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht;
Althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 10 december 2004 te Heijen, in elk geval in de gemeente Gennep, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet (onder meer) de mond en/of de neus van deze [slachtoffer] te omwikkelen met tape, in elk geval deze [slachtoffer] te verstikken door afsluiting van haar mond en/of neus, en/of deze [slachtoffer] meermalen althans
eenmaal met een mes, in elk geval met een scherp, lang, smal en/of puntig voorwerp in de buik, in elk geval het bovenlichaam, te steken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewezenverklaring.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde moord.
Verdachte ontkent [slachtoffer] te hebben gedood. Subsidiair is door de verdediging aangevoerd, dat zo er al iets bewezen kan worden, dit niet meer kan zijn dan de subsidiair tenlastegelegde doodslag.
De rechtbank overweegt het volgende.
[slachtoffer] en verdachte hebben samen een relatie gehad. In 2004 is beider dochter [naam] geboren. Het stel heeft een tijdlang samengewoond in de woning [adres]. Eind oktober 2004 is deze samenwoning verbroken. [Slachtoffer] is toen samen met [haar dochtertje] ingetrokken bij haar ouders, die in dezelfde plaats wonen.
Op 10 december 2004 vertrekt het slachtoffer met haar dochtertje vanuit de woning van haar ouders naar de voormalige gemeenschappelijke woning. Bedoeling van dit bezoek was, zo niet te praten over de verdere afwikkeling van de beëindiging van de relatie, in elk geval de omgangsregeling voor [naam dochtertje] te bespreken. Volgens de moeder van [slachtoffer] vertrekt zij tussen 14.00 en 14.30 met de auto van haar ouders naar de woning [adres].
Diezelfde dag wordt door een verontrust familielid tussen 20.30 en 21.00 uur het levenloze lichaam van [slachtoffer] liggend op het bed in de slaapkamer van de woning [adres] te Heijen aangetroffen.
Het hoofd van [slachtoffer] is van de kin (ter hoogte van de kaaklijn) tot aan de wenkbrauwen ingetapet met zwarte tape. Voorts heeft zij 9 steekverwondingen in de buik en zijn haar polsen en benen met zwarte tape vastgetapet.
Omtrent de doodsoorzaak vermeldt het sectieverslag van het NFI (verslag d.d. 12 april 2005 van de op 13 december 2004 plaatsgevonden sectie) zakelijk weergegeven het volgende.
Vanwege de omwikkeling van neus en mond met tape moet de mogelijkheid van overlijden als gevolg van verstikking door afsluiten van neus en mond worden overwogen. Er waren bij sectie geen tekenen van verstikking aanwijsbaar, dit sluit verstikking door afsluiting van neus en mond echter niet uit.
Voorts zijn er voorwaarts aan de buik 9 scherprandige buikperforaties geconstateerd en een aan de rug en de rechterarm. De huidperforaties aan de rug en aan de onderarm kunnen in het verlengde gezien worden van een van de huidperforaties aan de buik. Het beeld past bij meermalen gestoken worden met een of meer scherpe, voor wat betreft de steekkanalen ook lange, smalle voorwerpen, zoals bijvoorbeeld messen. De vorm van meerdere huidperforaties past bij een eensnijdend mes.
Blijkens het aantreffen van 650 cc bloed in de buikholte zijn tenminste een deel van de steekverwondingen bij leven opgelopen. Het overlijden kan verklaard worden als gevolg van het oplopen van de steekverwondingen. De hoeveelheid bloedverlies was echter vrij weinig, gerekend het feit dat de lichaamsslagader en een grote tak van de bovenste darmslagader waren beschadigd. Ook was opvallend dat de organen niet weinig bloedhoudend waren in tegenstelling tot wat meestal bij overlijden ten gevolge van beschadiging van grote bloedvaten wordt gezien. Gezien bovenstaande kan overwogen worden of deze vrouw reeds stervende was (en derhalve een verlaagde bloeddruk had) toen tenminste een deel van de steekwonden is opgelopen.
De conclusie van het verslag is dat zowel het omwikkelen van het hoofd met tape als voormelde steekverwondingen ieder op zich het overlijden kunnen verklaren.
Verdachte is dagenlang spoorloos gebleven en uiteindelijk op 15 december 2004 aangehouden. Op 14 december 2004 heeft verdachte contact gehad met zijn vriend en zwager [naam zwager]. Vaststaat dat verdachte [naam zwager] aansprak vlakbij de schuur behorende bij de woning van de ouders van [naam zwager] en dat [naam zwager] vervolgens voor schone kleren, toiletartikelen, een gsm en een geldbedrag heeft gezorgd en verdachte heeft afgezet bij het station te Nijmegen.
Volgens [naam zwager] heeft verdachte hem verteld dat toen hij en [slachtoffer] zich samen in de woning bevonden, die [naam] was binnengekomen, een mes trok en al stekende op hem afkwam, waarna hij gevlucht is. [Slachtoffer] zou zich hebben opgesloten. Uit de context van de uitlatingen van verdachte meende [naam zwager] te begrijpen dat hij met "[naam]" de broer van [slachtoffer] bedoelde (verklaring [naam zwager] p. 1191-1200). Verdachte heeft hierover verklaard dat hij dat over [naam] mogelijk wel verteld heeft tegen [naam zwager] maar dat hij zich dat niet kon herinneren. Volgens verdachte zou [naam zwager] zoiets ook niet verzinnen (p. 575).
Naar aanleiding van deze verklaring van [naam zwager] heeft de politie een onderzoek gedaan naar het alibi van [naam], de broer van [slachtoffer]. Hieruit komt kort gezegd naar voren dat [naam] op 10 december 2004 van 14.00 tot 18.00 in vergadering geweest was op een adres te Stein (p. 1368-1382). Dit, in combinatie met de voormelde verklaring van moeder [moeder slachtoffer] dat [slachtoffer] de ouderlijke woning tussen 14.00 en 14.30 heeft verlaten en het gegeven dat blijkens de op 10 december 2004 uitgevoerde postmortale tijdsintervalbepaling [slachtoffer] tussen 10.30 uur en 16.30 is overleden, maakt dat het verhaal over de aanwezigheid van [naam] die middag in de woning niet kan kloppen.
Pas tijdens de behandeling van de verlenging van de gevangenhouding op 20 januari 2005, dus ruim een maand na zijn aanhouding op 15 december 2004, gaat verdachte voor het eerst inhoudelijk verklaren. Tot die tijd beperkt hij zich tot de verklaring dat hij onschuldig is en beroept hij zich verder op zijn zwijgrecht, dan wel weigert hij te verklaren omdat er van de verhoren video-opnames worden gemaakt. Als er vervolgens géén opnames worden gemaakt, verklaart hij enkel dat hij niets te zeggen heeft of geeft vage hints over plekken waar de politie misschien wel relevante sporen kan aantreffen zonder dit vervolgens uit te willen leggen.
Hoewel verdachte over de volgens hem plaatsgevonden gang van zaken in de loop der tijd niet eensluidend verklaart, komt zijn verhaal er op neer dat, nadat hij en [slachtoffer] sex hadden gehad en [slachtoffer] nog naakt in bed lag, er plotseling twee mannen in de woning waren. Een van die mannen sprak Duits en die heeft hij verder niet gezien. De andere man werd door die Duits sprekende man [X] genoemd. Onder dwang van die [X] moest verdachte [slachtoffer] terwijl zij op haar buik lag aan haar armen en benen vasttapen en haar mond dichttapen. Verdachte heeft dit ook gedaan. Verdachte is stellig in zijn bewering dat hij bij dit tapen de neus van [slachtoffer] heeft vrij gelaten.
Die [X] had volgens verdachte een pistool in de hand (verklaring d.d. 28 januari 2005, p. 541).
Volgens verdachte liet deze [X] hem een foto van een vrouw zien. Verdachte kende deze vrouw als zijnde [Z], een hoertje in club [A] (te [plaatsnaam]). Op 21 januari 2005 verklaart verdachte dat de mannen naar deze vrouw op zoek waren (p. 518). Op 28 januari 2005 verklaart verdachte dat deze [X] tegen hem zei dat hij, verdachte, hem naar het meisje moest brengen (p. 541) en dat als hij (verdachte) dat niet zou doen, hij ([X]) vrouw en kind, levend zou verbranden (p. 542).
Verdachte wordt volgens zijn verklaring vervolgens gedwongen, met [X] verstopt op de achterbank, in zijn auto naar Club [A] te rijden.
Tijdens de terechtzitting van 24 augustus 2005 verklaart verdachte dat hij inmiddels via een medegedetineerde, van wie hij de naam niet wenst te noemen, vernomen heeft dat de Duits sprekende man [Y] is genaamd. Voorts verklaart verdachte tijdens die zitting het volgende: "[Y] heeft mij blijkbaar een tijdje geschaduwd en hij heeft alles op touw gezet. [Y] heeft mij waarschijnlijk bij [A] gezien en mij van daaruit gevolgd naar mijn woning. U vraagt mij dat als [Y] bekend was bij [A], waarom ik [Z] dan voor hem moest vinden aan de hand van een foto. [Y] en [X] wilden geld hebben. Daar is het om gegaan, maar zolang we deze mensen niet hebben, zullen we nooit weten wat er precies speelt."
Op 4 oktober 2005 verklaart verdachte dat hij van die medegedetineerde begrepen heeft dat deze [X] en [Y] drugsgebruikers zijn en dat die [Y] iets te maken heeft met een aantal sexclubs die allemaal club [A] heten. Een van die clubs is gevestigd aan de [straatnaam] in Berlijn, waarmee ene [naam] iets te maken zou hebben (pv. derde aanvulling).
Deze verklaringen van verdachte zijn door de politie nagetrokken. Blijkens het proces-verbaal dienaangaande van 13 maart 2006 bestaat er in Berlijn wel een escortservice genaamd [A] waar volgens de website ene [naam] mee van doen heeft. Op het adres van deze escortservice aan de [straatnaam] is een makelaar gevestigd, die aangeeft als postadres te fungeren voor deze escortservice en dat een mevrouw genaamd [naam] de verantwoordelijke voor [A] [naam] is. Dit levert geen aanknopingspunten op voor verder onderzoek naar de verklaring van verdachte.
Van de door verdachte omschreven [X] is op 5 oktober 2005 een compositietekening gemaakt. Deze tekening is conform de opdracht van de rechtbank van 24 augustus 2005 getoond aan de in club [A] werkzame personen (pv. derde aanvulling). Voorts is de compositiefoto getoond aan enkele familieleden van zowel verdachte als [slachtoffer] (pv. vierde aanvulling). De door verdachte bedoelde [Z] ([naam getuige]) is tijdens haar tweede verhoor bij de rechter-commissaris van 26 januari 2006 de compositietekening getoond. Behoudens de in de club werkzame getuige [naam getuige 2] die verklaart dat het kan zijn dat de man op de compositiefoto wel eens binnen in de club is geweest, herkent niemand de persoon op de compositietekening en leveren deze verhoren geen aanknopingspunten op voor verder onderzoek.
Voorts is - kennelijk op of mede op instigatie van verdachte - deze compositietekening geplaatst bij een artikel over deze zaak in [naam tijdschrift]. Naar aanleiding hiervan is één tip binnengekomen. Deze tip is helemaal uitgerechercheerd en uit dit onderzoek is gebleken dat deze man niets te maken kan hebben gehad met datgene wat op 10 december 2004 te Heijen is voorgevallen (pv. vijfde aanvulling).
Het opsporingsonderzoek levert ook overigens niets op dat duidt op het bestaan van deze [X].
Verdachte en [X] zijn op 10 december 2004 niet bij club [A] aangekomen. Volgens de verklaring van verdachte van 28 januari 2005 is hij onder bedreiging van een pistool met die [X] naar Plasmolen gereden. Aldaar heeft hij [X] 5000 euro aangeboden als hij [slachtoffer] en [naam dochtertje] zou laten gaan. Vervolgens is verdachte op aanwijzingen van [X] via Mook naar Groesbeek gereden alwaar hij van die [X] naar garage [naam garage] moest om een rol tape en een zaklamp te kopen. Omdat ze aldaar geen tape hadden is verdachte naar een bouwmarkt gegaan op het industrieterrein, alwaar hij tape en een zaklamp heeft gekocht. Hij is toen nog door iemand geholpen omdat de zaklamp in eerste instantie niet functioneerde. Nadat hij deze spullen aan [X] heeft afgegeven gaan ze terug naar Heijen. [X] is volgens de verklaring van verdachte al die tijd alleen in de auto achtergebleven.
De verklaringen van verdachte over het bezoek aan de door hem genoemde winkels vinden bevestiging in hetgeen vervolgonderzoek van de politie heeft uitgewezen. Een medewerker van garage [naam garage] kan zich herinneren dat rond die tijd een man heeft gevraagd of ze tape hadden. Omdat ze bij [naam garage] geen tape verkochten heeft hij wel nog in een rommelhoekje naar een rolletje gezocht om die man te helpen. Vervolgens heeft hij die man de weg naar [naam bouwmarkt] gewezen (p. 962). Bij [naam bouwmarkt] kan zich niemand verdachte en zijn aankoop van tape en een zaklamp herinneren. Wel leert een onderzoek van de kassabonnen van die dag dat rond 16.53 een verkoop is geregistreerd van een aantal goederen die heel wel een zaklamp, bijbehorende batterijen en een rol tape kunnen vertegenwoordigen (p. 424, in combinatie met p. 964-979).
Vervolgens rijdt verdachte volgens zijn eigen verklaring nog steeds vergezeld van [X] terug naar de woning alwaar hij tussen 17.30 en 18.00 uur aankomt. Aldaar zet [X] het wapen op zijn hoofd, haalt verdachte de eerder genoemde 5000 euro uit zijn capuchon, geeft dit aan [X] en loopt door naar de slaapkamer. In de slaapkamer ziet verdachte dat [slachtoffer] nog steeds op bed ligt. Hij ziet dat [slachtoffer] meer tape op haar gezicht heeft zitten dan hij had aangebracht. Over de plaatsen waar hij de tape heeft aangeraakt en de manier waarop verklaart verdachte achtereenvolgens het volgende:
- "Ben naar haar toegegaan en heb geprobeerd tape van haar gezicht te halen. Dat lukte niet. Ik heb aan haar nek gevoeld, heb bij haar borsten geluisterd of ze nog leefde. Ik heb het dekbed weggetrokken. Ik zag toen bloed." (proces-verbaal raadkamer van 20 januari 2005);
- "Ik heb bij haar neus en ogen aan de tape gezeten. Ik heb er niet aan zitten peuteren. Ik heb aan haar gezicht gezeten. Ik heb niet echt geprobeerd om het los te trekken. Ik heb haar vastgehouden en om reactie haar hoofd geschud, maar ze reageerde niet." (verhoor bij de rechter-commissaris op 17 februari 2005);
- "Ik heb geprobeerd de tape van de mond van [slachtoffer] los te maken dan wel te verwijderen. Ik heb de tape aan de bovenkant ter hoogte van haar wenkbrauwen vastgepakt en eraan gepulkt.
Opmerking voorzitter: verdachte maakt een gebaar alsof hij met de vingers van beide handen achter de laag tape tracht te komen.
Mogelijk dat er stukjes tape zijn losgeraakt." (citaat uit het proces-verbaal ter terechtzitting van 14 februari 2006);
- "Ik heb geprobeerd om het stuk tape dat eindigde op de kin van [slachtoffer] los te trekken. Daardoor moet mijn DNA zijn terechtgekomen op het uiteinde van stuk 6, laag 1". (tijdens de terechtzitting van 30 augustus 2006);
Met betrekking tot de tape die om het gezicht van [slachtoffer] was gewikkeld beschikt de rechtbank over de volgende processen-verbaal van politie en rapporten van het NFI:
- een proces-verbaal van technisch onderzoek bevattende het veiligstellen van de tape d.d. 16 januari 2005, voorzien van foto's van de tape zoals deze zich op het gezicht bevond en van het losknippen van de tape (vierde aanvulling);
- een deskundigenrapport van het NFI: Vergelijking van duct-tape met gezicht slachtoffer d.d. 30 augustus 2005;
- een samenvattende rapportage van het NFI d.d. 1 februari 2006;
- een deskundigenrapport van het NFI: Haaronderzoek en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Heijen op 10 december d.d. 2 mei 2006;
- een deskundigenrapport van het NFI: Onderzoek naar de positie van de lagen tape op het hoofd van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] aangetroffen in Heijen op 10 december 2004 d.d. 15 juni 2006.
Op basis van deze rapporten blijkt de rechtbank het volgende.
Door het NFI zijn de lagen tape van elkaar losgehaald en onderzocht. Uit dit onderzoek komt naar voren dat om het hoofd van [slachtoffer] 19 lagen tape zijn gewikkeld, verdeeld over 6 stukken. Met dien verstande dat laag 1, stuk 6, de buitenste, laatst aangebrachte laag is en laag 19, het begin van stuk 1, de eerst aangebrachte laag is. De totale lengte van de tape is meer dan 7 meter.
De lagen tape zijn aan de kleefzijde eerst op dactyloscopische sporen onderzocht. De aangetroffen dactyloscopische sporen bleken niet geschikt te zijn voor dactyloscopische identificatiedoeleinden. Vervolgens is de tape op die locaties bemonsterd voor een DNA onderzoek. Daar waar een DNA profiel op deze tape is aangetroffen betrof dit steeds een mengprofiel van verdachte en [slachtoffer].
Het onderzoek van het NFI wijst uit dat de eerste twee stukken tape (stuk 1 en 2, lagen 19 tot 14) onder de neus blijven. Stuk 3, bestaande uit de lagen 13 tot 8 is het eerste stuk dat over de neus, oren en halverwege de oogleden gaat (zie hiervoor figuur 20 van het rapport van 15 juni 2006). Op 3 centimeter na het beginstuk van stuk 3, laag 13, is een DNA mengprofiel aangetroffen van verdachte en [slachtoffer]. Volgens het NFI bevatten de stukken 4 en 5, bestaande uit de lagen 7 tot 2, onvoldoende kenmerken om aan te kunnen geven op welke plaats van het gezicht deze tape gezeten heeft. Gelet op het gegeven dat stuk 3 al tot halverwege de oogleden gaat, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat deze lagen tape voor het overgrote deel de eerder aangebrachte lagen tape bedekken, waaronder de lagen 13 tot 8 van stuk 3. Op stuk 4, lagen 7 tot 5, zijn geen DNA sporen aangetroffen. Op stuk 5 zijn in totaal 4 DNA mengprofielen van verdachte en [slachtoffer] aangetroffen, te weten een aan het begin van laag 4, twee midden op laag 3 en een aan het einde van laag 2. Van stuk 6, laag 1, is vastgesteld kunnen worden dat de tape hier eindigt op de kin van [slachtoffer]. Aan het einde hiervan, zijn wederom twee sporen aangetroffen, bestaande uit het DNA mengprofiel van verdachte en [slachtoffer].
De rechtbank merkt met betrekking tot dit laatste stuk tape, dat eindigt op de kin, op dat blijkens de daarvan genomen foto's (zie hiervoor met name de grotere afdrukken van de foto's 1 en 2, genomen vlak voordat de tape van het gezicht werd veiliggesteld ( pv. vierde aanvulling), dit stuk strak op het gezicht is geplakt en geen sporen van (pogingen tot) lospeuteren laat zien, zoals verdachte tijdens de zitting van 30 augustus 2006 verklaard heeft.
In het nachtkastje op de slaapkamer is een rol tape aangetroffen van gelijksoortige tape als waarmee het gezicht van [slachtoffer] omwikkeld was. Van deze rol tape is in de bemonstering van de randen aan de binnenzijde van taperol celmateriaal aangetroffen, bestaande uit een DNA mengprofiel van verdachte en [slachtoffer]. Op het opgefrommelde begin c.q. uiteinde van de tape die nog op deze rol zat, is in de aldaar aangetroffen dactyloscopische fragmenten wederom twee maal een DNA mengprofiel van verdachte en [slachtoffer] aangetroffen.
Op basis van het soucheonderzoek (NFI rapporten van 13 mei 2005 en 6 december 2005) concludeert het NFI dat het uiteinde van stuk 6 (zijnde het laatst aangebrachte stuk tape) mogelijk een geheel heeft gevormd met de rol. Het begin van stuk 6 heeft waarschijnlijk een geheel gevormd met het uiteinde van laag 2 van stuk 5.
Voorts concludeert het NFI dat in geen van de DNA-mengprofielen een aanwijzing is verkregen op de aanwezigheid van celmateriaal van een derde (onbekende) persoon. Op grond hiervan is het minder waarschijnlijk dat hier sprake kan zijn van een zogenaamde secondary transfer; dat is dat een (onbekende) persoon bij het plaatsen van de dactyloscopische fragmenten die op celmateriaal zijn onderzocht in alle gevallen alleen celmateriaal van een ander overdraagt maar daarbij geen meetbare hoeveelheid celmateriaal van zichzelf achterlaat. Ook het DNA onderzoek van de aan de tape klevende haren levert geen aanwijzingen op dat er nog een derde persoon met de tape van doen heeft gehad, al helemaal geen mannelijk persoon.
Nu de DNA-sporen op de tape afkomstig zijn van dactyloscopische fragmenten, die alleen maar achtergelaten kunnen worden met de blote handen, is er naar het oordeel van de rechtbank geen steun voorhanden voor de suggestie van verdachte dat degene die de tape boven de neus van [slachtoffer] heeft aangebracht dit met handschoenen heeft gedaan, teneinde het achterlaten van eigen vingerafdrukken en DNA te voorkomen, en het vanzelfsprekende in het bed dan wel op het lichaam van [slachtoffer] aanwezige DNA van verdachte aan de tape heeft doen kleven.
Voorstaande, in onderling verband en samenhang bezien, met name:
- verdachtes verklaring dat hij samen met [slachtoffer] in de woning is geweest;
- de op de tape aanwezige DNA sporen van verdachte, aangetroffen op het gedeelte van de tape dat over de neus van [slachtoffer] liep en op het opgefrommelde begin c.q. uiteinde van de rol tape in het nachtkastje;
- het ontbreken van ook maar enige bevestiging van de stelling van verdachte dat er nog twee andere mannen die middag in de woning aanwezig zijn geweest;
- de tegenstrijdige verklaringen van verdachte, met name waar dit gaat over de wijze waarop hij de tape heeft aangeraakt en al dan niet heeft trachten los te peuteren op verschillende plaatsen toen hij naar eigen zeggen [slachtoffer] dood op bed aantrof en het niet aantreffen van enig lospeuterspoor bij het stuk tape op de kin;
- de omstandigheid dat verdachte, terwijl [X] in de auto achterbleef, twee winkels heeft bezocht en daarbij, hoewel hij daartoe voldoende gelegenheid heeft gehad, op geen enkele wijze heeft getracht om hulp te zoeken voor zijn gegijzelde vrouw en kind, ondanks de omstandigheid dat volgens verdachte gedreigd werd hen in brand te steken;
- de ongerijmdheid dat verdachte elk bewijsmiddel dat zijn versie zou kunnen ondersteunen, zoals het mes waarmee hij zichzelf uiteindelijk zou hebben kunnen bevrijden en het pistool van [X], naar eigen zeggen heeft weggegooid;
maakt dat iedere geloofwaardigheid aan de verklaring van verdachte dat niet hij maar iemand anders [slachtoffer] gedood heeft, komt te ontvallen.
De rechtbank acht het gezien bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die de tape niet alleen over de mond, maar ook over de neus en de rest van het gezicht van [slachtoffer] heeft aangebracht.
Nu, gelet op de bevindingen van de sectie, [slachtoffer] in elk geval stervende was toen een deel van de steekwonden werd toegebracht, betekent dit dat er tussen het tapen van mond en neus, waardoor ademnood moet zijn ontstaan, en het toebrengen van de steekwonden niet veel tijd kan hebben gelegen. Gelet hierop en gelet op het feit dat er geen enkele aanwijzing is dat nog een ander of anderen bij de dood van [slachtoffer] betrokken geweest zijn, acht de rechtbank het ook wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die de steekwonden heeft toegebracht.
Met betrekking tot de juridische kwalificatie van dit handelen overweegt de rechtbank het volgende.
Met de uitvoering van de dodingshandelingen is de nodige tijd gemoeid geweest. Zelfs er van uitgaande dat verdachte pas tot het besluit is gekomen ook de neus van [slachtoffer] af te plakken nadat hij reeds haar mond had dicht getapet, heeft hij daarna nog 4 stukken tape van in totaal bijna 5 meter om haar hoofd gewikkeld. Dit omwikkelen van het hoofd heeft de nodige tijd gekost. Verdachte heeft tijdens dit tapen tijd gehad om na te denken over zijn daad. En daar de verstikkingsdood niet onmiddellijk intreedt, heeft verdachte, ook nadat hij klaar was met het geheel intapen van het hoofd, nog voldoende tijd gehad om de tape te verwijderen en zo op zijn schreden terug te keren. Verdachte heeft dit niet gedaan. In plaats hiervan heeft hij [slachtoffer] meerdere malen in de buik gestoken.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit dit gedrag dat er sprake was van opzettelijk en met voorbedachten rade handelen.
Dat er zoals door de verdediging is aangevoerd geen aanwijzingen zijn dat verdachte al veel eerder die dag met het beramen van de dood van [slachtoffer] doende is geweest, doet aan voorstaande conclusie niet af. De rechtbank acht verdachte dan ook schuldig aan moord.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 december 2004 te Heijen opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg de mond en de neus van deze [slachtoffer] te omwikkelen met tape en deze [slachtoffer] meermalen met een mes, in elk geval met een scherp, lang, smal en/of puntig voorwerp in de buik te steken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
8.1 De bewijsmiddelen.
Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering.
9. Kwalificatie van het bewezenverklaarde.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf: moord.
Dit misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
10. De strafbaarheid van verdachte.
Na het gereed komen van de psychologische rapportage van drs. [naam psycholoog], die op basis van zijn onderzoek adviseert verdachte te beschouwen als volledig toerekeningsvatbaar, heeft verdachte geweigerd mede te werken aan de totstandkoming van verdere rapportages.
In deze weigering om mee te werken heeft verdachte ook volhard tijdens zijn verblijf in het Pieter Baan Centrum. Volgens het Pieter Baan Centrum is deze weigering om mee te werken niet op pathologische gronden en lijkt zijn weigering om mee te werken voort te komen uit een weloverwogen keuze om deze procespositie in te nemen. Op basis van het in verband met deze weigering niet volledig gedragskundig onderzoek komt het Pieter Baan Centrum tot de conclusie dat er geen aantoonbare pathologie is die verdachtes vermogen aantast keuzen en (morele) afwegingen te maken, de wederrechtelijkheid van bepaald gedrag in te zien, en om zijn wil daaromtrent in vrijheid te bepalen.
Op basis van voorstaande acht de rechtbank verdachte volledig toerekeningsvatbaar.
11. De straffen en/of maatregelen.
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 30 augustus 2006 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte voor de moord op [slachtoffer] zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 18 jaar, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Geheel subsidiair heeft de verdediging opgemerkt dat deze eis aan de hoge kant is, en dat in de regel voor het vermoorden van een partner een gevangenisstraf van 12 jaar normaal is.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord, zijnde een van de zwaarste misdrijven die in het wetboek van strafrecht voorkomen.
Niet alleen heeft verdachte het leven van [slachtoffer] opzettelijk beëindigd, hij heeft dit ook nog eens op een wrede en nietsontziende manier gedaan. Omdat er geen sporen van verzet zijn aangetroffen, kan het niet anders dan dat [slachtoffer], in elk geval het tapen van polsen en benen, onder dwang heeft moeten toelaten. Vanaf dat moment was zij geheel weerloos en heeft zij meegemaakt hoe verdachte eerst haar mond stevig heeft dichtgetapet en hoe hij daarna ook diverse lagen tape over haar neus heeft aangebracht. [slachtoffer] moet zich bewust zijn geweest van haar ademnood en moet zich dientengevolge ook gerealiseerd hebben dat zij ging sterven.
Verdachte moet, gelet op de tijdens het gevorderde stervensproces van [slachtoffer] veelvoudig toegebrachte steekwonden, aanwezig zijn geweest bij de doodsstrijd die [slachtoffer] gehad moet hebben ten gevolge van de optredende verstikking. Dit heeft echter niet geleid tot mededogen. Verdachte heeft het lijden van [slachtoffer] nog verergerd door haar tijdens haar doodsstrijd veelvoudig steekwonden toe te brengen. Een van die steken is zelfs zo heftig dat deze vanuit de buik via de rug nog de onder haar rug liggende arm verwondt. Het behoeft weinig inlevingsvermogen om te beseffen dat in elk geval deze laatste momenten van het leven van [slachtoffer] gruwelijk geweest moeten zijn.
Met dit gruwelijk beeld van haar overlijden moet ook haar familie leven. Hoe zwaar het verlies van [slachtoffer] valt, heeft haar moeder tijdens de zitting van 30 augustus 2006 ingetogen en treffend verwoord. Door de dood van [slachtoffer] zal [naam dochtertje] moeten opgroeien zonder haar moeder en zal zij ooit moeten gaan leven met de wetenschap dat haar vader haar moeder vermoord heeft, terwijl zij als baby in de woning aanwezig was en in de maxi cosi voor de televisie stond.
Onder verwijzing naar de opmerkingen sub 10 valt verdachte deze daad, in al zijn gruwelijkheid, ten volle aan te rekenen. De rechtbank is dan van oordeel dat enkel de oplegging van een gevangenisstraf van zeer lange duur op zijn plaats is. Alles overwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend. De rechtbank zal verdachte dan ook een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar opleggen.
11.1 Onttrekking aan het verkeer.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten twee doosjes vuurwerk Matchcracker illegaal, vermeld onder nummer 64 op de beslaglijst, dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Genoemde, aan de verdachte toebehorende, voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, terwijl die voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane misdrijf is aangetroffen en kunnen dienen tot de belemmering van de opsporing van soortgelijke misdrijven.
11.2 Teruggave.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer inbeslaggenomen zijn:
1. een personenauto, gekentekend [kentekennummer], Volkswagen,
43. een slot, cilinderslot en sleutel (voordeur),
83. 4 stuks verpakking, platte blikjes,
85. een paar sokken, kleur zwart,
86. een broek, Versace, met zwart lederen riem,
87. ondergoed, kleur donkerblauw, onderbroek,
88. een shirt, Martomod, meerkleurig poloshirt met lange mouwen,
89. schoeisel, Panama Jack halfhoog,
90. een jas, kleur donkerblauw, voering,
91. een jas, kleur zwart, jack,
93. een tas, Enrico Benetti,
94. een klapper, kleur grijs, voorzien van visitekaartjes,
95. papier, diverse blaadjes,
96. een boek, boekje van Autotelex 2004,
97. een boek, notitie,
98. een agenda,
99. een pen, balpen, opschrift 'karwei',
100. een schroevendraaier, platbek,
101. een schroevendraaier, GS platbek,
102. een schroevendraaier, Toyota platbek, zwarte handgreep,
103. een schroevendraaier, dop, blauwe handgreep,
104. kantoorbenodigdheden, paperclip,
105. een tablet (medicijn), kleur wit, Neurofen 450,
106. papier, visitekaartje autobedrijf,
107. 2 stuks kantoorbenodigdheden, elastiek,
108. toiletartikel, rol closet papier,
109. een zaklamp, kleur geel, Vidal,
110. een sleutelbos, Volkswagen,
245. tapeband, kleur zwart, Motip Tapes, gekocht bij [naam bedrijf],
248. 1 ds medicijn, Microgyn 30, d.d. 22 mei 2003,
249. 1 ds medicijn, Citalopram 20 mg d.d. 29 november 2004,
250. 1 ds medicijn, Citalopram 20 mg d.d. 29 november 2004,
271. een ketting, gouden om hals slachtoffer.
Nu met betrekking tot deze voorwerpen niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dienen deze voorwerpen te worden teruggegeven aan degenen aan wie deze toebehoren dan wel onder wie deze zijn inbeslaggenomen, zoals hierna in het dictum genoemd.
11.3 Bewaring.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn een groot aantal goederen opgenomen op de beslaglijst die ofwel de resultaten zijn van sporenonderzoek (een aantal monsters) ofwel zijn te beschouwen als mogelijke sporendragers. Ook staan de videobanden van de van verdachte opgenomen verhoren op de beslaglijst als ook gegevensdragers met daarop de opnames van diverse bewakingscamera's van in het onderzoek betrokken winkels en dergelijke. Naar het oordeel van de rechtbank maken deze spullen onderdeel uit van het strafdossier en dienen deze spullen gelijk het strafdossier bewaard te blijven.
Nu deze spullen eenmaal op de beslaglijst zijn gezet, is de rechtbank verplicht met betrekking tot deze spullen een beslissing te nemen. Nu het belang van een compleet strafdossier en een behoorlijke strafvordering ligt bij de samenleving in haar geheel, zal de rechtbank met betrekking tot deze spullen (zoals opgesomd in het dictum) de bewaring gelasten ten behoeve van de Staat der Nederlanden.
12. Toepasselijke wetsartikelen.
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 36b, 36d, 289.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 18 jaar;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
verklaart onttrokken aan het verkeer twee doosjes vuurwerk Matchcracker illegaal, vermeld onder nummer 64 op de beslaglijst.
gelast de teruggave aan de verdachte van:
1. een personenauto, gekentekend [kentekennummer], Volkswagen,
83. 4 stuks verpakking, platte blikjes,
85. een paar sokken, kleur zwart,
86. een broek, Versace, met zwart lederen riem,
87. ondergoed, kleur donkerblauw, onderbroek,
88. een shirt, Martomod, meerkleurig poloshirt met lange mouwen,
89. schoeisel, Panama Jack halfhoog,
90. een jas, kleur donkerblauw, voering,
91. een jas, kleur zwart, jack,
93. een tas, Enrico Benetti,
94. een klapper, kleur grijs, voorzien van visitekaartjes,
95. papier, diverse blaadjes,
96. een boek, boekje van Autotelex 2004,
97. een boek, notitie,
98. een agenda,
99. een pen, balpen, opschrift 'karwei',
100. een schroevendraaier, platbek,
101. een schroevendraaier, GS platbek,
102. een schroevendraaier, Toyota platbek, zwarte handgreep,
103. een schroevendraaier, dop, blauwe handgreep,
104. kantoorbenodigdheden, paperclip,
105. een tablet (medicijn), kleur wit, Neurofen 450,
106. papier, visitekaartje autobedrijf,
107. 2 stuks kantoorbenodigdheden, elastiek,
108. toiletartikel, rol closet papier,
109. een zaklamp, kleur geel, Vidal,
110. een sleutelbos, Volkswagen;
214. een sleutelbos, (5 sleutels, cilinder- en baardsleutels),
gelast de teruggave aan [naam eigenaar] van
43. een slot, cilinderslot en sleutel (voordeur);
gelast de teruggave aan de Politie regio Limburg-Noord van
245. tapeband, kleur zwart, Motip Tapes, gekocht bij [naam bedrijf];
gelast de teruggave aan de erven van het slachtoffer van:
248. 1 ds medicijn, Microgyn 30, d.d. 22 mei 2003,
249. 1 ds medicijn, Citalopram 20 mg, d.d. 29 november 2004,
250. 1 ds medicijn, Citalopram 20 mg, d.d. 29 november 2004,
271. een ketting, gouden, om hals slachtoffer;
gelast de bewaring ten behoeve van de Staat der Nederlanden van:
Het betreft de volgende goederen:
8. tapeband, kleur zwart,
13. een sprei,
14. een dekbedovertrek,
15. een laken, kleur wit,
16. een kussensloop,
17. een kussensloop, kleur oranje,
18. beddengoed, matras overtrek,
19. beddengoed, matrasovertrek slachtoffer,
20. een kast, lade,
21. een bustehouder,
22. een sok,
23. ondergoed, een slip,
24. een pantoffel,
25. een trui,
26. een paar laarzen, kleur zwart,
29. folie, afplakfolie vloer slaapkamer,
31. een schaar,
34. tapeband, kleur zwart,
35. een kaart, nieuwjaarskaart met enveloppe,
36. een kaart, geboortekaart en 2 concept brieven,
40. een foto, foto op aankleedblok (babykamer),
41. een brief, diverse papiersnippers aangetroffen in container,
42. tapeband, stuk aangetroffen onder trap,
44. sporen, nagelvuil linker en rechterhand,
45. tapeband, kleur bruin, twee plastic zakken met bruine tape,
46A. tapeband, kleur zwart,
46B. tapeband,
46C. tapeband,
46D. tapeband,
50. tapeband, kleur zwart, 1 rol aangebroken tape,
55. een broek, Blue Image spijker,
56. kleding, rode trui en wit t-shirt,
57. een jacquet, kleur groen, Duomo,
63. twee stuks tapeband,
65. 1 stuks verpakking, rietje,
66. 4 stuks touw,
67. een doos, piepschuim,
68. een doek, een papieren doekje,
69. een stuks verpakking, appelsientje,
70. sporen, rietje,
71. isolatiemateriaal, piepschuim,
72. 1 stuk papier, aangetroffen achter piepschuim voor kelderraam,
73. een laken,
74. een gordijn,
75. twee lakens,
76. een laken, kleur groen, hoeslaken,
77. een stuks papier, aangetroffen in sinaasappelkisten,
78. een fles melk,
80. een fles, een lege plastic fles Aquarius,
82. een mes, Amefa vleesmes,
84. sporen, zedenkit verdachte [verdachte],
162. een videoband, verhoor, d.d. 15 december 2004,
163. een videoband, verhoor, d.d. 16 december 2004,
164. een cassetteband, verhoor, d.d. 16 december 2004,
165. een videoband, verhoor, d.d. 20 december 2004,
166. twee cassettebanden, verhoor, d.d. 20 december 2004,
167. een videoband, verhoor, d.d. 21 december 2004,
168. een cassetteband, verhoor, d.d. 21 december 2004,
169. een videoband, verhoor, d.d. 30 december 2004 (ochtend),
170. twee cassettebanden, verhoor, d.d. 30 december 2004 (ochtend),
171. een videoband, verhoor, d.d. 30 december 2004 (middag),
172. twee cassettebanden, verhoor, d.d. 30 december 2004 (middag),
173. een videoband, verhoor, d.d. 6 januari 2005 (ochtend),
174. twee cassettebanden, verhoor, d.d. 6 januari 2005 (ochtend),
175. een videoband, verhoor, d.d. 6 januari 2005 (middag),
176. twee cassettebanden, verhoor, d.d. 6 januari 2005 (middag),
177. een videoband, verhoor, d.d. 21 januari 2005,
178. twee cassettebanden, verhoor, d.d. 21 januari 2005,
179. een kaart, beschreven kaartje bij bos bloemen,
193. een badpak, kleur blauw,
194. een sjaal, kleur grijs,
215. een tas, papieren opschrift, [bedrijfsnaam],
216. toiletartikel, gepropt stuk toiletpaper,
217. een stuk papier, met tekst [tekst],
218. twee pennen,
219. 1 ds medicijn,
220. twee stuks medicijnen, Talopram 20 mg, lege doordrukstrips op naam van [slachtoffer] 6-9-04,
221. een kaart, routekaart Nederland, België, Luxemburg,
222. een velg, met daaromheen een stuk gereden band,
223. tapeband, kleur zilver, inclusief een aantal bladeren,
224. een tachograafschijf,
225. een tachograafschijf, kleur wit, Kienzle,
239. twee compactdisc (melding [adres] te [woonplaats] 10 december 2004),
240. een videoband, van benzinetankstation [bedrijfsnaam],
241. een videoband, van [bedrijfsnaam],
242. twee DVDdisc, [bedrijfsnaam]
243. een DVDdisc met opname van verdachte [verdachte],
244. 10 stuks Compactdisc, opnames van station NS Nijmegen 14 januari 2004,
246. een compactdisc met beelden van winkel [bedrijfsnaam],
247. een CD-Rom, bewakingssysteem op 10 december 2004,
251. een videoband, opname begrafenis [slachtoffer],
254. een mes, Allstar Messer, messenset voor 3 messen, 2 messen aanwezig,
272. een CD-Rom, backup computer,
273. een stuk papier, aankoop nota [bedrijfsnaam] + emotionele brieven.
Vonnis gewezen door mrs. L.P. Bosma, M.J.A.G. van Baal en N.J.M. Ruyters, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van P.W.A. Beckers als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op
13 september 2006.