Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY8011

Datum uitspraak2006-09-12
Datum gepubliceerd2006-09-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830141-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank acht onvoldoende gebleken dat verdachte wil worden behandeld voor zijn alcoholprobleem, ook de psycholoog die de verdachte heeft onderzocht ziet onvoldoende aankopingspunten voor behandeling. Voorts is over de verdachte geen reclasseringsrapport uitgebracht waaruit kan blijken dat de reclassering verdachte wil en kan begeleiden.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte 1961, wonende [adres verdachte], verblijvende in [plaats van detentie verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 29 augustus 2006. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Baijens, advocaat te Oude Willem. De officier van justitie mr. M.A.A. van Capelle acht hetgeen onder 1, 2 en 3 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: * 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. 1. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij op of omstreeks 19 mei 2006 in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel (aan de [adres winkel]) heeft weggenomen waspoeder, ondergoed, horloges, drogisterijartikelen, sieraden en/of speelgoed, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; en/of hij op of omstreeks 19 mei 2006 in de gemeente Emmen, in elk geval in Nederland, ondergoed, horloges, drogisterijartikelen, sieraden en/of speelgoed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat ondergoed, horloges, drogisterijartikelen, sieraden en/of speelgoed wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; 2. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 april 2000 tot en met 17 april 2006 in de gemeente Emmen (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt en/of gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 3. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 mei 2000 tot en met 19 mei 2006 in de gemeente Emmen, (telkens) [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (meermalen) opzettelijk dreigend - een of meer messen en/of een asbak en/of andere goederen in de richting van die [naam slachtoffer] gegooid en/of - een mes, althans een dergelijk voorwerp op de keel van die [naam slachtoffer] gezet, althans dat voorwerp getoond en/of (daarbij) opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. 2. VRIJSPRAAK De verdachte dient van het onder 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. 3. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. 4. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 19 mei 2006 in de gemeente Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel aan de [adres winkel] heeft weggenomen waspoeder, toebehorende aan [naam benadeelde], en hij op 19 mei 2006 in de gemeente Emmen, ondergoed, horloges, drogisterijartikelen, sieraden en speelgoed heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die/dat ondergoed, horloges, drogisterijartikelen, sieraden en speelgoed wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof; 2. hij in de periode van 17 april 2000 tot en met 17 april 2006 in de gemeente Emmen telkens opzettelijk mishandelend een persoon te weten [naam slachtoffer], meermalen, in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. 5. KWALIFICATIES Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: onder 1: - diefstal en - opzetheling, strafbaar gesteld bij de artikelen 310 respectievelijk 416 van het Wetboek van Strafrecht; onder 2: mishandeling, meermalen gepleegd, telkens strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. 6. STRAFBAARHEID De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. 7. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; - hetgeen de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - het requisitoir van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsman van verdachte; - de oriëntatiepunten voor de straftoemeting; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 22 mei 2006, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld; De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is. De rechtbank acht onvoldoende gebleken dat verdachte wil worden behandeld voor zijn alcoholprobleem, ook de psycholoog die de verdachte heeft onderzocht ziet onvoldoende aanknopingspunten voor behandeling. Voorts is over de verdachte geen reclasseringsrapport uitgebracht waaruit kan blijken dat de reclassering verdachte wil en kan begeleiden. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij absoluut geen contact meer wil met het slachtoffer [naam slachtoffer], verdachte heeft aangegeven dat hij niet langer in Drenthe wil wonen. Een contactverbod zoals de officier van justitie dat heeft gevorderd acht de rechtbank niet noodzakelijk. De door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden zullen derhalve niet worden opgelegd. 8. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. 9. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 3 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van NEGEN MAANDEN waarvan een gedeelte groot DRIE MAANDEN voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter en mr. N.R. Boonstra en mr. A.M.E. van der Sluijs, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 12 september 2006.