Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY6433

Datum uitspraak2006-08-14
Datum gepubliceerd2006-08-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersTBS 2006\116
Statusgepubliceerd


Indicatie

De kliniek heeft een longstay-aanvraag voor betrokkene ingediend. Ter zitting van de rechtbank heeft de getuige-deskundige van de kliniek echter geadviseerd de maatregel te beëindigen. Het argument hiervoor was dat de longstay-aanvraag, na een negatief advies van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing, is afgewezen en de kliniek van mening is dat zij aan betrokkene geen behandelinterventies meer kan bieden, die kunnen leiden tot een dusdanige gedragsverandering, dat de risicofactoren beter hanteerbaar worden. Deze handelwijze van de kliniek roept de nodige vraagtekens op. Deze inconsistentie baart het hof zorgen.


Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM TBS 2006N Beslissing d.d. 14 augustus 2006 De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen [terbeschikking gestelde], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], verblijvende in [verblijfplaats]. Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Utrecht van 10 april 2006, houdende afwijzing van de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling. Overwegingen: Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, daar het hof zich met de inhoud van die beslissing niet kan verenigen. Het verzoek tot aanhouding om een schriftelijke bevestiging te ontvangen omtrent de opvang van betrokkene bij Het Dok, wordt afgewezen. In de brief van De Kijvelanden, gedateerd 28 maart 2006, staat dat betrokkene is aangemeld voor behandeling op Het Dok.Tevens heeft betrokkene ter zitting verklaard tweemaal per week contact te hebben met zijn persoonlijke begeleider. Het hof acht zich derhalve over de opvang door Het Dok voldoende voorgelicht, temeer daar het hof van oordeel is dat – op grond van onderstaande overweging – verlenging van de maatregel is geïndiceerd. In het verlengingsadvies van 16 januari 2006 adviseert De Kijvelanden de maatregel met twee jaar te verlengen. Het risico op toekomstig gewelddadig gedrag wordt als hoog ingeschat. Betrokkene heeft problemen met zijn financiën en er is sprake van drugsgebruik. Een dwingend kader blijft dan ook volgens de kliniek noodzakelijk om betrokkene te controleren op zijn doen en laten en hem te begeleiden bij zijn dagelijkse activiteiten. Ook met structurerende begeleiding lukt het betrokkene – met regelmaat – niet zich conform de gedragsregels te gedragen. De kliniek heeft op 2 december 2005 een longstay-aanvraag voor betrokkene ingediend. Ter zitting van de rechtbank heeft de getuige-deskundige van de kliniek echter geadviseerd de maatregel te beëindigen. Het argument hiervoor was dat de longstay-aanvraag, na een negatief advies van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing, is afgewezen en de kliniek van mening is dat zij aan betrokkene geen behandelinterventies meer kan bieden, die kunnen leiden tot een dusdanige gedragsverandering, dat de risicofactoren beter hanteerbaar worden. Deze handelwijze van de kliniek roept de nodige vraagtekens op. Er is sprake van een merkwaardige inconsistentie. Deze inconsistentie baart het hof zorgen. In het bijzonder gelet op de advisering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat. Uit de afwijzingsbrief voor de longstay afdeling, gedateerd 3 februari 2006, blijkt dat de Landelijke Adviescommissie Plaatsing van mening is dat De Kijvelanden naar geldend psychiatrisch inzicht niet in alle redelijkheid tot de vaststelling heeft kunnen komen dat een voortzetting van de op verandering gerichte behandeling thans niet langer zinvol is. De deskundigen stellen een nieuwe behandelpoging voor in een andere kliniek, waarbij niet van meet af aan gekoerst wordt op een snelle resocialisatie. In het licht van bovengenoemd advies van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing en hetgeen uit het verlengingsadvies van de kliniek naar voren is gekomen, acht het hof het van groot belang dat er zo spoedig mogelijk wederom een behandelingspoging zal worden gestart. Gelet op het aanwezige delictgevaar en het feit dat betrokkene nog langdurig zorg, structuur en begeleiding nodig heeft, is het hof van oordeel dat een verlenging met een termijn van twee jaar is geïndiceerd. Beslissing: Het hof: Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Utrecht van 10 april 2006 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde. Wijst af het verzoek tot aanhouding. Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar. Aldus gedaan door mr Van Kuijck als voorzitter, mrs Vegter en Buyne als raadsheren, en drs Van Iersel en dr Raes als raden, in tegenwoordigheid van mr Jansen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2006. De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.