Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY6277

Datum uitspraak2006-08-16
Datum gepubliceerd2006-08-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/758503-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte vennootschap is in een door haar geëxploiteerde onderneming, te weten een restaurant, niet hygiënisch te werk gegaan, waardoor zij de volksgezondheid en de gezondheid van de bezoekers van het restaurant in gevaar heeft gebracht. Veroordeling tot een geldboete van € 15.000,-- en tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling, te weten stillegging van het bedrijf voor de duur van zes maanden.


Uitspraak

Parketnummer: 10/756503-06 Parketnummers van de vordering TUL: 10/756187-06 en 10/756276-06 Datum uitspraak: 16 augustus 2006 Verstek VONNIS van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor economische strafzaken, in de zaak tegen: [naam besloten vennootschap] B.V., gevestigd aan [adres], Raadsman: mr. Taekema, advocaat te Rotterdam (niet gemachtigd). ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2006. TENLASTELEGGING Aan de verdachte vennootschap is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie, aangeduid als A1 tot en met A4, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis. EIS OFFICIER VAN JUSTITIE De officier van justitie mr. Flikweert heeft gerequireerd tot: - bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde; - veroordeling van de verdachte vennootschap voor elk feit tot een geldboete van € 5.000,--. VORDERING TENUITVOERLEGGING VOORWAARDELIJKE VEROORDELING De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de tenuitvoerlegging zal worden gelast van de bijkomende straf tot gehele stillegging van de onderneming voor een tijd van zes maanden die aan de verdachte vennootschap voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis d.d. 3 mei 2006 van de meervoudige kamer voor economische strafzaken van deze rechtbank. BEWEZENVERKLARING Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat: 1. zij op 25 mei 2006 te Rotterdam in de bedrijfsruimte van haar, verdachtes, onderneming (genaamd "[naam restaurant]") gelegen aan de [straatnaam] [huisnummer], (onder andere) kippen(vlees) en eenden(vlees) en inktvis en speenvarken en varkensvlees en vis en rundvlees heeft bereid en/of behandeld en/of bewaard anders dan met inachtneming van de bij of krachtens het Warenwetbesluit Hygiëne van levensmiddelen gestelde voorschriften, hierin bestaande dat zij, verdachte, (als exploitant van een levensmiddelenbedrijf) niet heeft zorggedragen voor handhaving van permanente procedures die gebaseerd zijn op de "HACCP-beginselen" en/of tegenover de bevoegde autoriteit niet heeft aangetoond dat zij de bepaling van lid 1 van artikel 5 verordening EG-852/2004 op een zodanige wijze heeft nageleefd als de bevoegde autoriteit verlangt, aangezien (in strijd met de door verdachte gehanteerde Hygiënecode voor de horeca) - geen registratielijsten van temperatuurmetingen van grondstoffen aanwezig waren en - op de registratielijst(en) behorende bij de "gekoelde opslag" geen afwijkende waarden waren geregistreerd (ten aanzien van bewaarde bederfelijke producten), terwijl ter plaatse bleek dat de bewaartemperatuur van (in voorraad gehouden) op spit gebonden speenvarken en (25 stuks) pekingeend en spek in een koelcel (op de 1e etage) respectievelijk (ongeveer) 10,9 graden Celcius (speenvarken) en 14,3 graden Celcius (rauwe pekingeend) en 14,3 graden Celcius (bereid spek), in elk geval meer dan de voorgeschreven temperatuur lager dan 7 graden Celsius en - op controlelijst(en) van uitgevoerde schoonmaak/desinfectie werkzaamheden geen tekortkomingen waren geregistreerd, terwijl ter plaatse bleek dat, - een (houten) snijplank was ingescheurd en in deze scheur oud bruin-gele aangekoekte restanten van levensmiddelen en ander vuil aanwezig waren en - de binnenzijde van een spoelbak (waar rauw vlees in werd bewaard) bezet was met oude productresten en ander vuil en (achter twee metalen strips in die spoelbak) een hoeveelheid slijmerige en stinkende oude restanten van levensmiddelen en ander vuil aanwezig was; 2. zij op 25 mei 2006 te Rotterdam in de bedrijfsruimte van haar, verdachtes, onderneming (genaamd "[naam restaurant]") gelegen aan de [straatnaam] ([huisnummer]), (onder andere) kippen(vlees) en eenden(vlees) en inktvis en speenvarken en varkensvlees en vis en rundvlees heeft bereid en/of behandeld en/of bewaard, anders dan met inachtneming van de bij of krachtens het Warenwetbesluit Hygiëne van levensmiddelen gestelde voorschriften, immers heeft zij niet alle artikelen en uitrustingsstukken en apparatuur die met voedsel in aanraking (kunnen) komen, afdoende schoongemaakt en zo nodig ontsmet en het schoonmaken en ontsmetten niet zodanig frequent laten plaatsvinden dat elk gevaar van verontreiniging werd vermeden, aangezien, - een houten snijplank gebruikt voor het snijden van vlees (etenswaar) tot in het werkoppervlak was ingescheurd van de bovenzijde naar de onderzijde en van de zijkant tot het midden, in welke scheur een hoeveelheid oude bruin-gele aangekoekte restanten van levensmiddelen en ander vuil was opgehoopt en - (ongeveer) 5 kilogram rauw rundvlees werd bewaard in een spoelbak, - die aan de binnenzijde was bezet met oude productresten en ander vuil en - waar aan de binnenzijde twee metalen strips aanwezig waren, tussen welke strips en die spoelbak (in de kieren) een hoeveelheid slijmerige en stinkende oude restanten van levensmiddelen en ander vuil aanwezig was; 3. zij op 25 mei 2006 te Rotterdam in de bedrijfsruimte van haar, verdachtes, onderneming (genaamd "[naam restaurant]") gelegen aan de [straatnaam] ([huisnummer]), (onder andere) varkensvlees en inktvis en rundvlees en kippenvlees en eendenvlees heeft bereid en/of behandeld en/of bewaard, anders dan met inachtneming van de bij (artikel 15, lid 1, onder b van) het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen gestelde voorschriften, immers waren eetwaren, te weten, - (rauw) varkensvlees (in bamboe stoommandjes) en - (rauwe) inktvisringen (in bamboe stoommandjes) en - (rauwe) spareribs (in bamboe stoommandjes) en - (rauw) rundvlees (in bamboe stoommandjes) en - 5 kilogram (rauw) rundvlees (bewaard in een spoelbak) en - (4 stuks) bereide kippen en - één op spit gebonden speenvarken en - (25 stuks) pekingeenden en - één stuk spek, welke gekoeld moeten worden bewaard teneinde micro-biologisch bederf of de uitgroei van pathogene bacteriën tegen te gaan, terwijl door de bereider geen bijzondere bewaartemperatuur op de voorverpakking is vermeld of de waar niet is voorverpakt, zodanig in voorraad heeft gehouden dat de temperatuur van die waar respectievelijk (ongeveer) - 18,5 graden Celsius (rauw) varkensvlees (in bamboe stoommandjes) en - 18,3 graden Celsius (rauwe) inktvisringen (in bamboe stoommandjes) en - 15,8 graden Celsius (rauwe) spareribs (in bamboe stoommandjes) en - 13,8 graden Celsius (rauw) rundvlees (in bamboe stoommandjes) en - 12,7 graden Celsius [5 kilogram (rauw) rundvlees] en - 13,7 graden Celsius [(4 stuks) bereide kippen] en - 10,9 graden Celsius [een op spit gebonden speenvarken] en - 14,3 graden Celsius [(25 stuks) pekingeenden] en - 14,3 graden Celsius [een stuk spek], bedroeg, in elk geval meer dan 7 graden Celcius. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. BEWIJSMOTIVERING De overtuiging dat de verdachte vennootschap de bewezen verklaarde feiten heeft begaan, is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel opgave van de bewijsmiddelen. STRAFBAARHEID FEITEN De bewezen feiten leveren op: 1. overtreding van een voorschrift (artikel 2, lid 1 Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen jo. artikel 5, vierde lid onder a van de EG-verordening 852/2004) gesteld krachtens artikel 11 jo. artikel 13 van de Warenwet, begaan door een rechtspersoon; 2. overtreding van een voorschrift (artikel 2, eerste lid van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen jo. artikel 4, tweede lid van de EG-verordening 852/2004 en de daarbij behorende bijlage II, hoofdstuk V, punt 1, onder a) gesteld krachtens artikel 5, eerste lid jo. artikel 13 van de Warenwet, begaan door een rechtspersoon; 3. overtreding van een voorschrift (artikel 2, eerste lid jo. artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen) gesteld krachtens artikel 6, aanhef en onder b van de Warenwet, begaan door een rechtspersoon. De feiten zijn strafbaar. STRAFBAARHEID VERDACHTE VENNOOTSCHAP De verdachte vennootschap is strafbaar. STRAFMOTIVERING De straf die aan de verdachte vennootschap wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en rechtspersoonlijke omstandigheden van de verdachte vennootschap. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen geldboete is in het nadeel van de verdachte vennootschap meegewogen dat zij blijkens een op haar naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 4 juli 2006 eerder is veroordeeld wegens soortgelijke strafbare feiten. Verdachte is bij vonnis van 3 mei 2006 (gedeeltelijk voorwaardelijk) veroordeeld, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat er sprake was van vervuiling, welke er op duidde dat er jarenlang in de bedrijfsruimten nimmer was schoongemaakt. Dit ondanks het feit dat de verdachte vennootschap reeds eerder meermalen bestuurlijke boetes opgelegd heeft gekregen voor overtreding van bepalingen gesteld krachtens de Warenwet. De verdachte vennootschap heeft ondanks voornoemde voorwaardelijke veroordeling zich wederom niet aan de krachtens de Warenwet gestelde voorschriften gehouden. Op de onderhavige feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een substantiële geldboete. Daarnaast acht de rechtbank - zoals zij nog nader zal overwegen - de ten uitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde stillegging van de onderneming noodzakelijk, nu wederom is gebleken dat verdachte in haar onderneming niet hygiënisch te werk is gegaan, waardoor zij de volksgezondheid en de gezondheid van de bezoekers van het door de verdachte vennootschap geëxploiteerde restaurant in gevaar heeft gebracht. Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht. VORDERING TENUITVOERLEGGING Bij op tegenspraak gewezen vonnis d.d. 3 mei 2006 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte terzake van overtreding van bepalingen gesteld krachtens de Warenwet veroordeeld - voor zover van belang - tot voorwaardelijk stillegging van de onderneming voor een periode van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is op grond van artikel 14b, derde lid van het Wetboek van Strafrecht ingegaan op 18 mei 2006. De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte vennootschap opgelegde voorwaardelijk straf. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op de artikelen 23, 51 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1 onder 4°, 2, 6 en 7 van de Wet op de economische delicten. BESLISSING Bij verstek De rechtbank: - verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; - stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten; - verklaart de verdachte vennootschap strafbaar; - veroordeelt de verdachte vennootschap ten aanzien van de 3 (drie) bewezen verklaarde feiten telkens tot een geldboete van € 5.000,-- (zegge: vijfduizend Euro) zodat het totaal van de geldboetes bedraagt € 15.000,-- (vijftienduizend Euro); - gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 3 mei 2006 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voor-waardelijke stillegging van de onderneming voor een periode van 6 maanden. Dit vonnis is gewezen door: mr. Van Klaveren, voorzitter, en mrs. Edgar en Koningsveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Verspaget, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 augustus 2006. De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.