Jurisprudentie
AY6220
Datum uitspraak2006-05-16
Datum gepubliceerd2006-08-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers02/636140-05
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers02/636140-05
Statusgepubliceerd
Indicatie
Overtreding voorschriften oormerken varkens. Het verweer dat sprake is van een strafuitsluitingsgrond, omdat verdachte zich door het wettelijk verbod van dierenmishandeling heeft laten weerhouden van het aanbrengen van oormerken wordt verworpen. De economische politierechter is van oordeel dat de oormerkplicht een redelijk doel dient. De door het oormerken veroorzaakte pijn acht hij ook toelaatbaar ter bereiking van dat doel. De enkele omstandigheid dat inmiddels ook een andere, minder pijnlijke methode beschikbaar is (het zgn. chippen) betekent nog niet dat het thans verplichte oormerken een overschrijding oplevert van wat ter bereiking van dat doel toelaatbaar is.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING
Parketnummer: 02/636140-05
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de economische politierechter in de bovengenoemde rechtbank op 16 mei 2006 .
Tegenwoordig: mr. Breeman, economische politierechter,
mr. Bijvoet, officier van justitie, en
Hoppenbrouwers, griffier.
De economische politierechter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:
[naam verdachte],
geboren te [plaats en datum,],
wonende te [adres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. Woodrow, advocaat te Tilburg.
Tevens is aanwezig de getuige [naam getuige], die door de gerechtsbode is verwezen naar een daartoe bestemde wachtruimte, buiten de zittingzaal.
Het onderzoek in de zaak wordt hervat in de stand waarin het zich op het tijdstip van de schorsing ter terechtzitting van 20 februari 2006 bevond.
De economische politierechter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen zij zal horen en deelt haar mede dat zij niet tot antwoorden verplicht is.
De economische politierechter doet de getuige voor zich verschijnen. De getuige geeft op de vragen van de economische politierechter op te zijn genaamd:
[naam getuige]
geboren [datum]
domicilie kiezende ten kantore van de AID te Eindhoven, Karel de Grotelaan 415,
beroep: Controleur van de Algemene Inspectiedienst.
Hij verklaart geen bloed- of aanverwant van verdachte te zijn en legt in handen van de economische politierechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed af dat hij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.
Nu de getuige tijdens het voorbereidend onderzoek nog niet is gehoord en hij op verzoek van de raadsman van verdachte is opgeroepen, wordt hij eerst door de raadsman ondervraagd.
De getuige verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik ben bij [verdachte] thuis geweest, maar ook op de plek waar ze de dieren houdt. Ik kan me de situatie nog wel herinneren. Het is een natuurgebied. Ik ben daar naartoe gegaan samen met een boswachter. Het ligt midden in een bosgebied. Zij hield daar geiten, kippen en een pony. Ik kwam daar voor de geiten. Het is wel even geleden, ik weet niet meer precies wanneer. Ik weet niet meer of ik ook de hangbuikzwijntjes gezien heb toen ik ter plaatse was. Ik was daar gekomen voor de geiten. Wellicht dat ik wel met haar thuis over die zwijntjes heb gesproken. Ik weet gewoon niet zeker meer of ik toen die zwijntjes gezien heb. Ik weet wel dat ik het met haar over die zwijntjes gehad heb. Dit was omdat mevrouw daarnaar vroeg. De geiten waren niet voorzien van een oormerk. Dit moest gezien de regelgeving wel. Ik heb mevrouw toen hiervoor geen proces-verbaal aangezegd. Zij hield de identiteit van de geitjes bij door middel van foto's. Uit de foto’s die zij mij liet zien bleek dat zij de geitjes aan de hand van de kleuring voldoende duidelijk kon identificeren. Bovendien was zij er hobbymatig mee bezig, dus ik vond dit toen voldoende. Ik heb haar toen de INF-regeling uitgelegd en gezegd dat het met betrekking tot de zwijntjes geen juiste identificatie was. Bij varkens is dit ook moeilijker, omdat zij vaak één kleur hebben. Ik weet dat er ook bonte varkens zijn. Ik heb met haar toen ook over de identificatie van de varkens gesproken. Ik weet ook dat ik gezegd heb dat ze de merken moet aanvragen en dat ze gemerkt moeten zijn. Ik weet niet meer of ik gezegd heb dat die merken bij de varkens in de oren moeten. Ik heb niet gedreigd met een proces-verbaal.
De verklaring van de getuige wordt niet betwist.
De getuige neemt vervolgens plaats in de zaal.
De economische politierechter deelt mondeling mede de korte inhoud van:
1. een uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte d.d. 18 maart 2006;
2. een kopie van het persoonsdossier van verdachte d.d. 19 mei 2005;
3. het proces-verbaal der terechtzitting d.d. 20 februari 2006;
4. het proces-verbaal nr. 25968 van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Algemene Inspectiedienst Zuid Nederland, met alle daarin opgenomen processen-verbaal, alle bijlagen en alle overige daarin opgenomen en daarbij behorende stukken;
5. de overige zich in het dossier bevindende stukken.
De verdachte verklaart, zakelijk weergegeven, het volgende:
Na de controle zijn de varkens gelijk dezelfde dag gechipt. Dit had ik zo afgesproken met de dierenarts. Ik had de varkens pas een paar dagen. Ze waren tussen de 5 en 6 weken oud. Ik vind chippen een betere oplossing dan oormerken. Oormerken kunnen uitscheuren en dat vind ik zielig.
Het gaat redelijk met mij. Ik loop nog wel bij een psychiater, maar ik mag niet klagen. De werkstraf die ik vorig jaar had gekregen is afgerond. Ik heb een uitkering van de Sociale dienst en loop bij bureau schuldsanering.
De officier van justitie voert het woord, leest zijn vordering voor en legt die aan de rechtbank over. De officier van justitie vordert dat aan verdachte een geldboete van € 90 voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar, wordt opgelegd.
De raadsman voert het woord tot verdediging en voert daartoe, zakelijk weergegeven, aan:
Het feit is wel duidelijk. Cliënte heeft uit het gesprek met de controleur van de AID kunnen opmaken dat zij op de juiste manier handelde. Ook de geiten had ze kennelijk toch op een goede manier geïdentificeerd. Zij had het vertrouwen mogen hebben dat, omdat dit nu voor geiten was geaccepteerd, dit ook gold voor de zwijntjes. Zelfs het chippen zou goed geweest zijn. Ik verzoek u mijn cliënte te ontslaan van rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld.
Bij een uitspraak van de rechtbank Amsterdam ging het om een soortgelijke situatie als bij mijn cliënte. Daar ging het ook om gechipte varkens. Daar is met succes een beroep op strafuitsluiting gedaan. Ik laat u op een foto zien dat in die hele kleine oortjes hele grote merken zouden moeten. Dit lijkt gewoon onnodig dierenleed. Het appél tegen de Amsterdamse uitspraak loopt nog en nu is het wachten op een definitieve uitspraak door het Gerechtshof over de zogenaamde chipmethode. Mijn cliënte dacht zo goed te handelen en heeft wel de merken aangevraagd en ook bij de verkoop meegegeven aan de nieuwe kopers. Die merken had ze al in huis op voorraad.
Aan de officier van justitie en aan de raadsman van verdachte wordt andermaal de gelegenheid gegeven het woord te voeren.
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De economische politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling vonnis te zullen geven. De economische politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.
AANTEKENING VAN HET MONDELING VONNIS
RECHTDOENDE beslist de als volgt.
1 Inhoud van de tenlastelegging.
Overeenkomstig de dagvaarding.
2 Bewezenverklaring.
Naar het oordeel van de economische politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het volgende heeft begaan:
dat zij op of omstreeks 18 maart 2005 te Tilburg een of meerdere dieren, te weten vier, in elk geval een hangbuikzwijn(en) heeft gehouden en/of vervoerd en/of heeft aangevoerd, (zulks) terwijl dat/die hangbuikzwijn(en) niet overeenkomstig het bepaalde in de Regeling indentificatie en registratie van dieren was/waren geïdentificeerd en/of geregistreerd, immers was/waren dat/die hangbuikzwijn(en) niet voorzien van een merk.
De economische politierechter verklaart niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard.
3 Bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring.
De economische politierechter acht op grond van de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ten overstaan van de Algemene Inspectiedienst d.d. 18 maart 2005 (pagina 3 van het onder 4 vermelde proces-verbaal) en de bevindingen van de verbalisant Diepenhorst, buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Algemene Inspectiedienst d.d. 18 maart 2005 (pagina 2 van dat proces-verbaal).
4 De strafbaarheid van het bewezene. De kwalificatie(s) en artikelen die worden toegepast.
De economische politierechter verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
De artikelen 9a, 91 van het wetboek van strafrecht.
De artikelen 39, 47 van de regeling identificatie en registratie van dieren.
Artikel 3 van het besluit identificatie en registratie van dieren.
De artikelen 96, 131 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
De artikelen 1, 2, 6, 87 van de wet op de economische delicten.
5 De strafbaarheid van verdachte.
De economische politierechter verwerpt het verweer dat sprake is van afwezigheid van alle schuld. De heer [naam getuige] heeft met verdachte gesproken over de regeling van het oormerken. Gelet op zijn verklaring ter zitting heeft verdachte uit dat gesprek moeten kunnen opmaken dat zij niet voldeed aan de geldende regeling. Desondanks heeft verdachte welbewust het risico genomen door geen oormerken aan te brengen. Onder deze omstandigheden komt haar geen beroep op deze schulduitsluitingsgrond toe.
De raadsman van verdachte heeft voorts betoogd dat sprake is van de strafuitsluitingsgrond van artikel 42 van het Wetboek van Strafrecht, aangezien verdachte zich door het wettelijk verbod van dierenmishandeling heeft laten weerhouden van het aanbrengen van oormerken. Daarbij heeft hij verwezen naar een uitspraak van de economische politierechter te Amsterdam van 4 november 2004 (LJN-nummer AR5196).
De economische politierechter overweegt hieromtrent als volgt.
Artikel 36 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren bevat een verbod om dieren pijn of letsel te bezorgen zonder redelijk doel of met overschrijding van wat ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is.
Het is onvermijdelijk dat het aanbrengen van oormerken bij een dier pijn veroorzaakt. Ook kan er letsel optreden wanneer het oormerk ergens achter blijft hangen en daardoor soms uit het oor gescheurd wordt.
De economische politierechter is van oordeel dat de oormerkplicht van varkens een redelijk doel dient, namelijk beperking van de omvang en gevolgen van besmettelijke ziekten bij dieren en bescherming van de volksgezondheid. De door het oormerken veroorzaakte pijn acht hij ook toelaatbaar ter bereiking van dat doel. De enkele omstandigheid dat inmiddels ook een andere methode beschikbaar is die ongetwijfeld minder pijn voor het dier meebrengt – het onderhuids inbrengen van een chip – betekent naar het oordeel van de economische politierechter nog niet dat het volgens de huidige regelgeving verplichte oormerken een overschrijding oplevert van wat ter bereiking van het hiervoor vermelde doel toelaatbaar is. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
6 Strafoplegging.
Verdachte is slechts hobbymatig bezig met het houden van dieren en zij zorgt buiten de wettelijke regeling om toch voor een goede identificatie door middel van het chippen. Gelet op de relatief geringe ernst van het feit, de hiervoor geschetste omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, is de economische politierechter van oordeel dat kan worden volstaan met schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel.
De economische politierechter bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
De economische politierechter geeft aan de verdachte kennis dat zij binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en maakt haar opmerkzaam op het recht om ter terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend, zijnde de griffier buiten staat te tekenen.