Jurisprudentie
AY6129
Datum uitspraak2006-08-10
Datum gepubliceerd2006-08-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers605888-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers605888-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte heeft ontucht gepleegd met een vrouw die het Down-syndroom heeft en aan zijn zorg was toevertrouwd. Hij werkte als groepsleider van een wooneenheid voor verstandelijk gehandicapten, waar het slachtoffer woonde.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Parketnummer: 605888-06
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[naam verdachte],
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres],
heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. Van ’t Hoff, advocaat te Tilburg.
2 De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht, terzake dat
hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1
september 2005 tot en met 1 december 2005 te Tilburg door geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte:
- meerdere malen, althans eenmaal zijn vinger(s) in de vagina van die [sl[slachtoffer] gebracht/geduwd en/of
- meerdere malen, althans eenmaal de borsten van die [slachtoffer]
geaaid/gestreeld en/of in de borsten van die [slachtoffer] geknepen, althans de
borsten van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal gekust en/of
- een hand van die [slachtoffer] in de richting van zijn penis gebracht/getrokken
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
- één van de twee persoonlijk begeleiders van die [slachtoffer] is en/of
- een lichamelijk en/of geestelijk overwicht heeft op die [slachtoffer] en/of
- bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen, althans op de rand van het bed van
die [slachtoffer] gaan zitten en/of
- die [slachtoffer] heeft gezegd - zakelijk weergegeven - dat ze niets mocht
vertellen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal met een loper de woning van die [slachtoffer]
is binnengedrongen en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie
heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1
september 2005 tot en met 1 december 2005 te Tilburg, met [slachtoffer],
van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid,
verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een
zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar
geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was
zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen
weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer], hebbende verdachte ;
- meerdere malen, althans eenmaal zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of
- meerdere malen, althans eenmaal de borsten van die [slachtoffer]
geaaid/gestreeld en/of in de borsten van die [slachtoffer] geknepen, althans de
borsten van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal gekust en/of
- een hand van die [slachtoffer] in de richting van zijn penis gebracht/getrokken
art 243 Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1
september 2005 tot en met 1 december 2005 te Tilburg ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte:
- meerdere malen, althans eenmaal zijn vinger(s) in de richting van de vagina
van die [slachtoffer] gebracht, althans zijn vinger(s) tussen de benen van die
[slachtoffer] gebracht, althans de vagina van die [slachtoffer] betast/aangeraakt
en/of
- meerdere malen, althans eenmaal de borsten van die [slachtoffer]
geaaid/gestreeld en/of in de borsten van die [slachtoffer] geknepen, althans de
borsten van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal gekust en/of
- een hand van die [slachtoffer] in de richting van zijn penis
gebracht/getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die
bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
- één van de twee persoonlijk begeleiders van die [slachtoffer] is en/of
- een lichamelijk en/of geestelijk overwicht heeft op die [slachtoffer] en/of
- bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen, althans op de rand van het bed van
die [slachtoffer] gaan zitten en/of
- die [slachtoffer] heeft gezegd - zakelijk weergegeven - dat ze niets mocht
vertellen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal met een loper de woning van die [slachtoffer]
is binnengedrongen en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie
heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
derde subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1
september 2005 tot en met 1 december 2005 te Tilburg, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer], van wie
verdachte wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd
bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige
gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens
leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil
daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handeling(en) te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en)
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende
verdachte:
- meerdere malen, althans eenmaal zijn vinger(s) in de richting van de vagina
van die [slachtoffer] gebracht, althans zijn vinger(s) tussen de benen van die
[slachtoffer] gebracht, althans de vagina van die [slachtoffer] betast/aangeraakt
en/of
- meerdere malen, althans eenmaal de borsten van die [slachtoffer]
geaaid/gestreeld en/of in de borsten van die [slachtoffer] geknepen, althans de
borsten van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal gekust en/of
- een hand van die [slachtoffer] in de richting van zijn penis
gebracht/getrokken , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid;
art 243 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
vierde subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1
september 2005 tot en met 1 december 2005 te Tilburg, met [slachtoffer],
van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid,
verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een
zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar
geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was
zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen
weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit:
- meerdere malen, althans eenmaal zijn vinger(s) in de richting van de vagina
van die [slachtoffer] brengen, althans zijn vinger(s) tussen de benen van die [slachtoffer] brengen, althans de vagina van die [slachtoffer] betasten/aanraken en/of
- het meerdere malen, althans eenmaal aaien/strelen van de borsten van die [slachtoffer] en/of in de borsten van die [slachtoffer] knijpen, althans de borsten van
die [slachtoffer] betasten/aanraken en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal kussen en/of
- een hand van die [slachtoffer] in de richting van zijn penis brengen/trekken;
art 247 Wetboek van Strafrecht
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Zij kan dus in haar vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 De bewezenverklaring.
7.1 Vrijspraak en de gronden daarvoor.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair, subsidiair, tweede subsidiair en derde subsidiair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
In geval van seksueel misbruik is de bewijsvoering niet eenvoudig. Immers meestal zijn de verklaringen met betrekking tot het seksueel misbruik terzake waarvan de vervolging wordt verlangd te herleiden tot een en dezelfde bron, namelijk het slachtoffer. Dat verdachte de borsten, billen en het kruis van het slachtoffer [slachtoffer] heeft betast/aangeraakt staat naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval vast. Verdachte heeft deze ontuchtige handelingen immers verschillende malen bekend. Het slachtoffer heeft deze handelingen direct na de bewuste avond op 1 en 2 december 2005 aan haar persoonlijk begeleider, [getuige], haar moeder en de groepsleidster [getuige 2] gemeld. Voor het ten laste gelegde seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer is echter geen steunbewijs voorhanden. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het slachtoffer aanvankelijk alleen over betasten heeft gesproken en pas in latere verklaringen over seksueel binnendringen. Uit het betasten/aanraken van de borsten, billen en het kruis van het slachtoffer kan naar het oordeel van de rechtbank op zich niet worden afgeleid dat verdachte de intentie had om seksueel binnen te dringen, aangezien deze handelingen ook als seksuele handeling op zichzelf kunnen staan. Zonder voldoende steunbewijs kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat in het onderhavige geval sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer door verdachte of van een poging daartoe. Derhalve dient verdachte naar het oordeel van de rechtbank van het primair, subsidiair, tweede subsidiair en derde subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
7.2 Hetgeen bewezen is.
Door het onderzoek ter terechtzitting is evenwel naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
vierde subsidiair:
op 30 november 2005 te Tilburg, met [slachtoffer],
van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] aan een
zodanige gebrekkige ontwikkeling van haar
geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was
haar wil daaromtrent kenbaar te maken of daartegen
weerstand te bieden, ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit:
- de vagina van die [slachtoffer] betasten/aanraken en Ade borsten van
die [slachtoffer] betasten/aanraken art 247 Wetboek van Strafrecht
Hetgeen als vierde subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8 Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
8.1 De bewijsmiddelen.
8.2 Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
De raadsman van verdachte heeft ter zitting van de rechtbank bepleit dat verdachte ook van het vierde subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat het slachtoffer wel in staat was om haar wil ten aanzien van de door verdachte verrichte ontuchtige handelingen te bepalen en zij daartegen ook weerstand heeft geboden.
Anders dan de raadsman is de rechtbank echter van oordeel dat het enkel dichtknijpen van de benen door het slachtoffer niet kan worden aangemerkt als het kunnen bieden van weerstand tegen ontuchtige handelingen in de zin van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Gezien de verstandelijke beperking die het slachtoffer heeft ten gevolge van het Down syndroom is de rechtbank van oordeel dat het slachtoffer ook onvoldoende in staat moet worden geacht om haar wil omtrent de door verdachte verrichte ontuchtige handelingen kenbaar te maken. Het verweer van de raadsman dient dan ook te worden verworpen.
9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert het volgende misdrijf op:
Vierde subsidiair:
Met iemand van wie hij weet dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens lijdt dat zij niet of onvolkomen in staat is haar wil daaromtrent kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden ontuchtige handelingen plegen.
10 De strafbaarheid van verdachte.
De raadsman van verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, het feit niet, althans in verminderde mate, aan verdachte kan worden toegerekend in verband met een tijdelijke ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft de raadsman een schrijven van de huisarts van verdachte overgelegd.
De rechtbank ziet in het schrijven van de huisarts onvoldoende aanleiding om het verweer van de raadsman te volgen. Weliswaar schrijft de huisarts op 8 december 2005 dat verdachte de laatste weken in een overspannen toestand verkeert, maar uit dit schrijven kan naar het oordeel van de rechtbank geenszins worden afgeleid dat de huisarts van oordeel is dat ten tijde van het delict sprake is geweest van een tijdelijke ziekelijke stoornis van de geestesvermogens van verdachte die er toe heeft geleid dat hij geen of in verminderde mate invloed had op zijn eigen handelen. De opmerking van de huisarts dat er kennelijk een moment van bewustzijnsvernauwing is geweest waardoor verdachte tot zijn daad is gekomen, moet eerder als een gevolgtrekking worden gelezen dan als een eigen bevinding van de huisarts en is naar het oordeel van de rechtbank dan ook onvoldoende.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte strafbaar is voor hetgeen bewezen is verklaard, omdat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid zouden opheffen.
11 De straffen en maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf.
Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straffen behoren te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen.
11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte voor het hem primair ten laste gelegde op te leggen een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Verdachte heeft een zeer ernstig strafbaar feit gepleegd. Verdachte heeft in de uitoefening van zijn functie als groepsleider van een wooneenheid voor verstandelijk gehandicapten ontucht gepleegd met [slachtoffer] die het Down Syndroom heeft en aan zijn zorg was toevertrouwd. Niet alleen heeft verdachte misbruik gemaakt van het feit dat het slachtoffer meer dan normaal kwetsbaar is, maar ook van het feit dat zij afhankelijk van hem was en hem volledig vertrouwde. Nu het seksueel misbruik op de eigen kamer van het slachtoffer heeft plaatsgevonden, heeft verdachte haar, zoals zij ook schrijft in haar slachtofferverklaring, het gevoel van veiligheid in haar eigen woning ontnomen. Het valt verdachte zeer kwalijk te nemen dat hij in zijn pyjama met een loper de kamer van het slachtoffer is binnengedrongen, terwijl zij stond te douchen. Daarbij komt nog dat verdachte het gevoel van onveiligheid en ook onzekerheid bij het slachtoffer heeft versterkt door haar op te dragen hierover met niemand te praten. Uit de slachtofferverklaring blijkt voorts dat het slachtoffer nog steeds psychische problemen heeft ten gevolge van het seksueel misbruik door verdachte.
In het voordeel van verdachte laat de rechtbank bij de bepaling van de straf meewegen dat verdachte geen strafblad heeft en dat hij direct heeft toegegeven dat hij de bewezen verklaarde ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Voorts heeft verdachte berouw getoond. Na het delict heeft verdachte zich tot zijn huisarts gewend. Tevens heeft verdachte zich bij het Instituut Maatschappelijk Werk en GGZ gemeld. Met beide instellingen voert verdachte gesprekken.
Alles afwegende komt de rechtbank tot de conclusie dat gelet op de persoon van verdachte voor het bewezenverklaarde kan worden volstaan met een werkstraf van 240 uren. Daarnaast zal de rechtbank ten einde de ernst van het feit te benadrukken en verdachte er van te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden opleggen.
12 De overwegingen omtrent de vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 2.500,- aan immateriële schade terzake van hetgeen is bewezen verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 7.2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreekse schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.500,-. Daarom kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. Het overige gedeelte van deze vordering is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], nu verdachte jegens deze naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die aan deze door het strafbare feit, genoemd onder 7.2, is toegebracht.
13 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 9, 10 (oud), 14a (oud), 14b (oud), 14c, 22c, 22d, 24c, 36f en 247 van het wetboek van strafrecht.
14 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte verdachte primair, subsidiair, tweede subsidiair en derde subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7.2 is omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte als vierde subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het onder 9. vermelde strafbare feit.
Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Zij veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 uren, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen vervangende hechtenis.
Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Zij beveelt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Zij wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering.
Zij bepaalt dat deze benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. (BP.10)
Zij verwijst de verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Zij legt daarnaast aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van voornoemd slachtoffer [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Zij verstaat dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting opgelegd bij de hierboven genoemde schademaatregel, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het overeenkomstige bedrag komt te vervallen. Indien en voor zover verdachte de toegekende schadevergoeding heeft betaald aan deze benadeelde partij, komt daarmee de schademaatregel voor het betaalde bedrag te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Breeman en mr. Kouwenhoven, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Van Bergen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 augustus 2006.