Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY5538

Datum uitspraak2006-08-01
Datum gepubliceerd2006-08-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830032-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank komt tot een aanzienlijk lager onvoorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd, nu zij de poging tot doodslag niet bewezen heeft geacht.


Uitspraak

Parketnummer: 19.830032-06 Uitspraak d.d.: 01 augustus 2006 RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedag verdachte] 1965, wonende [adres verdachte], thans verblijvende in het Huis van Bewaring te [plaats van detentie]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 18 juli 2006. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.J.P. Cats, advocaat te Emmen. De officier van justitie mr. J. Hoekman acht hetgeen onder 1 primair en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: * een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, hetgeen mede een behandeling bij de AFPN of een soortgelijke instelling kan inhouden; * toewijzing van de civiele vordering van [naam benadeelde partij]; * oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.; TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij op of omstreeks 31 januari 2006 in de gemeente Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [naam slachtoffer] meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp in zijn buik en/of in zijn lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 31 januari 2006 in de gemeente Emmen aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp in de buik/het lichaam en/of de handen te steken; althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 31 januari 2006 in de gemeente Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam slachtoffer] meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp in zijn buik en/of in zijn lichaam en/of in zijn hand heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 31 januari 2006 in de gemeente Emmen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]), meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp in zijn buik en/of in zijn lichaam en/of in zijn hand heeft gestoken, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 2. hij op of omstreeks 31 januari 2006 in de gemeente Emmen, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend die [naam slachtoffer] genaderd met een revolver, althans een daarop gelijkend wapen en/of heeft verdachte opzettelijk dreigend met dat wapen gezwaaid in de richting van die [naam slachtoffer] en/of nadat het wapen was afgepakt, deze [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "HA,HA ik heb nog wel meer ", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. VERWEREN TEN AANZIEN VAN DE VOORVRAGEN De raadman van verdachte heeft betoogd dat na het afpakken door het slachtoffer van het wapen van verdachte de steekpartij heeft plaatsgevonden en dat dat gezien moet worden als één gebeurtenis. Door deze gebeurtenis als twee feiten tenlaste te leggen heeft volgens de raadsman de officier van justitie het ne bis in idem-beginsel als bedoeld in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht geschonden. Verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank is van oordeel dat er in casu geen sprake is van hetzelfde feit als bedoeld in voormeld wetsartikel. De tenlastegelegde poging tot doodslag en de bedreiging betreffen twee verschillende strafbare verwijten, die elk afzonderlijk strafbaar zijn gesteld. Er is derhalve sprake van meerdaadse samenloop. De officier van justitie is dan ook ontvankelijk in de vervolging terzake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. VRIJSPRAAK De verdachte dient van het sub 1 primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank acht ten aanzien van het primair tenlastegelegde met name niet bewezen, dat het opzet van verdachte was gericht op de dood van het slachtoffer, nu uit de stukken niet duidelijk is geworden waar het slachtoffer precies is gestoken. De rechtbank acht ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde met name niet bewezen dat de geconstateerde verwonding van het slachtoffer te kwalificeren is als zwaar lichamelijk letsel. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder sub 1 meer subsidiair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 31 januari 2006 in de gemeente Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam slachtoffer] met een scherp voorwerp in zijn lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 31 januari 2006 in de gemeente Emmen, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend die [naam slachtoffer] genaderd met een op een revolver gelijkend wapen en heeft verdachte opzettelijk dreigend met dat wapen gezwaaid in de richting van die [naam slachtoffer]. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het onder sub 1 meer subsidiair en 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIES Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: onder 1: Poging tot zware mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 45 juncto artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht; onder 2: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 04 mei 2006, opgemaakt door R. Vriesema en een psychologisch rapport d.d. 04 juni 2006 door drs. N.A. Schoenmaker, GZ-psycholoog. Deze rapporten houden onder meer in als conclusie - kort zakelijk weergegeven -: " dat betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd". De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; - hetgeen de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - het requisitoir van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsman van verdachte; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 03 februari 2006, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld. De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is. De rechtbank komt tot een aanzienlijk lager onvoorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd, nu zij de poging tot doodslag niet bewezen heeft geacht. BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij] De rechtbank acht het causaal verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar. SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL Met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht. Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer subsidiair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF maanden, waarvan een gedeelte groot VIJF maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, hetgeen mede inhoudt dat de verdachte zich onder behandeling zal stellen van de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland of een soortgelijke instelling, indien en zolang genoemde reclasseringsinstelling zulks nodig oordeelt, echter maximaal voor de tijd van 2 jaren, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank heft de voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van 27 augustus 2006. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van euro 582,95 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], een bedrag van euro 582,95 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 11 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. H. de Wit en mr. A.M.E. van der Sluijs, rechters in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 01 augustus 2006, zijnde mr. Van der Sluijs buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.