Jurisprudentie
AY1878
Datum uitspraak2006-07-10
Datum gepubliceerd2006-07-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/833032-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-07-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/833032-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vrijspraak t.a.v. groepsverkrachting, veroordeling tezake het plegen van ontuchtige handelingen.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/833032-06
Uitspraakdatum: 10 juli 2006
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [adres],
thans verblijvende: Jeugdinrichting De Rentray te Eefde te Eefde.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 juni 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 mei 2006.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 02 december 2005 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren 12 juni 1990) heeft/hebben gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [slachtoffer] (telkens) gedwongen te dulden dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus en/of mond van die [slachtoffer] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [slachtoffer] zodanig in een kamer en/of woning heeft opgesloten en/of vastgehouden dat die [slachtoffer] de kamer en/of de woning niet kon verlaten en/of tezamen met een of meer van zijn, verdachtes, mededader(s) door hun gezamenlijke aanwezigheid een dusdanig overwicht op die [slachtoffer] uitoefende(n), dat zij werd belemmerd in haar mogelijkheden tot verzet en/of dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) in een (slaap)kamer van een woning, gelijktijdig en/of kort na elkaar, seksuele gemeenschap hebben gehad met die [slachtoffer]
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en/of dat verdachte en/of zijn mededader(s) met kracht het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) in de richting van de penis van verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben geduwd en/of vervolgens dat verdachte en/of zijn mededader(s) zijn/hun penis in de mond van [slachtoffer] heeft/hebben gebracht en/of vervolgens met zijn/hun handen het hoofd van [slachtoffer] heen en weer heeft/hebben bewogen;
(artikel 242 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 december 2005 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met [slachtoffer] (geboren 12 juni 1990), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zijn/hun penis en/of vinger(s) in de vagina en/of anus en/of mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht,
(artikel 245 jo 47 Wetboek van Strafrecht);
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Vrijspraak.
Beslissing ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
De rechtbank acht de tenlastegelegde verkrachting niet bewezen, waartoe het navolgende wordt overwogen.
De rechtbank stelt voorop dat van dwang in de zin van artikel 242 van het wetboek van strafrecht sprake is als de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Verder is voor een veroordeling van genoemd artikel vereist dat die dwang geschiedt door middel van geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid.
Uit de verklaringen van [slachtoffer], [verdachte] en [medeverdachte], in onderling verband en samenhang bezien, komt naar voren dat [verdachte] aan [slachtoffer] heeft gezegd dat hij en andere jongens sex wilden hebben met haar in de woning waar ze naar toe zouden gaan. Uit die verklaringen blijkt dat op dat moment van enige door de beide jongens uitgevoerde dwang geen sprake was. Wel waren zij volhardend in hun vraag. [Slachtoffer] is vrijwillig met die jongens meegegaan. [Slachtoffer] heeft de aanschaf van een aantal condooms betaald en volgens haar eigen verklaring heeft zij lopend naar de flat tegen [verdachte] gezegd dat zij het wel zou doen, doch dat zij op dat moment bang was dat ze echt sex zou moeten hebben. Uit niets blijkt dat dat laatste kenbaar was voor [verdachte] en [medeverdachte].
In de woning heeft [slachtoffer] met alle zes jongens die daar op dat moment waren vergaande sexuele contacten gehad, eerst met [verdachte], daarna met [medeverdachte], vervolgens met [medeverdachte] en tenslotte met de drie overgebleven jongens [medeverdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte] tegelijk. Daarna is [slachtoffer] gaan douchen en heeft ze nogmaals vaginale sex gehad met [verdachte]. Uit haar eigen verklaring blijkt dat de groep jongens na haar binnenkomst in de woning niets heeft gedaan om haar aan te zetten tot de eerste sex met [verdachte]. Er was van contact tussen die groep jongens en [slachtoffer] in feite geen sprake, zoals blijkt uit alle verklaringen, en [slachtoffer] is ook volgens haar eigen verklaring vrijwillig met [verdachte] de slaapkamer ingegaan. Er is geen enkel bewijs, ook niet op grond van de verklaringen van [slachtoffer] zelf, dat [slachtoffer] op dat moment of later in die slaapkamer en/of de woning opgesloten was of vastgehouden werd. Verder is er geen enkel bewijs dat zij de woning niet kon verlaten. In dit verband is van belang dat [slachtoffer] gewoon kon telefoneren, zoals uit haar verklaring blijkt.
[Slachtoffer] heeft verklaard dat de sex met alle jongens tegen haar wil heeft plaatsgevonden, doch uit haar eigen verklaring blijkt dat zij tegen geen van de jongens kenbaar heeft gemaakt, noch in woord noch in gebaar, dat zij de sex niet wilde. Zij heeft geen verzet, in welke vorm dan ook, geboden. Uit geen van de verklaringen, ook niet die van [slachtoffer] zelf, kan worden opgemaakt dat door de jongens op enigerlei wijze bewust een bedreigende sfeer is gecreëerd.
Verder acht de rechtbank niet bewezen dat de drie jongens die tegelijk met [slachtoffer] in de slaapkamer waren (na elkaar) met kracht het hoofd van [slachtoffer] hebben vastgepakt en/of vastgehouden. [slachtoffer] verklaart dat wel, doch dit wordt door de betreffende drie jongens in hun verklaringen ontkend en de rechtbank heeft geen grond om op dit punt aan de verklaring van [slachtoffer] meer geloof te hechten dan aan die van die jongens, hierbij in aanmerking genomen dat die jongens voor het overige de plaatsgevonden sexuele contacten hebben toegegeven.
Wat dan resteert is de vraag of, zoals tenlastegelegd is, de jongens door hun gezamenlijke aanwezigheid een dusdanig overwicht op die [slachtoffer] uitoefenden dat zij werd belemmerd in haar mogelijkheden tot verzet en/of dat de jongens door deels na elkaar en deels gelijktijdig seksuele gemeenschap met [slachtoffer] te hebben (aldus) een voor haar bedreigende sfeer hebben doen ontstaan, in welk verband moet worden beoordeeld welke betekenis moet worden toegekend aan de omstandigheid dat behoudens [verdachte] geen van de jongens aan [slachtoffer] heeft gevraagd of zij instemde met de sexuele contacten die ieder van hen met haar had.
Zoals de rechtbank al heeft overwogen was er van enig wezenlijk (anders dan sexueel) contact tussen de jongens als groep en [slachtoffer] geen sprake. Uit geen van de verklaringen, ook niet die van [slachtoffer] zelf, blijkt van enige bedreigende (niet-sexuele) gedraging van de jongens. Waar de verklaringen van [slachtoffer] in feite op neerkomen is dat zij de sex, behoudens wellicht de eerste sex met [verdachte], niet wilde doch dat zij dat op geen enkele wijze heeft laten merken omdat zij bang was dat ze helemaal niet meer weg zou kunnen als zij niet deed wat ze wilden. De rechtbank acht deze verklaring aannemelijk, doch daarmee is nog niet gegeven dat de jongens opzettelijk een situatie hebben gecreëerd waarin [slachtoffer] zich niet veilig voelde. [Slachtoffer] is vrijwillig met [verdachte] meegekomen en uit geen van de verklaringen van de jongens en ook niet uit de verklaring van [slachtoffer] kan worden opgemaakt dat er een vooropgezet plan was van de groep jongens, dan wel een of meer van hen was, om desnoods kwaadschiks sex te hebben met haar. Het is een feit dat er 6 jongens in de woning waren, maar uit geen enkele verklaring, ook niet die van [slachtoffer] zelf, blijkt dat zij [slachtoffer] als groep tegemoet zijn getreden en aldus het sexuele contact hebben afgedwongen. Wat er volgens de verklaring van [slachtoffer] en de verklaringen van de jongens is gebeurd, is dat de jongens allemaal vergaande sex hebben gehad met [slachtoffer] zonder zich er (voldoende) van te vergewissen of zij daarmee instemde. Het is zeer verwijtbaar dat de jongens niet expliciet hebben gevraagd of [slachtoffer] dit nu allemaal wel wilde, maar uit het enkele nalaten daarvan en de omstandigheid dat meerdere jongens (deels tegelijkertijd) sex hebben gehad met [slachtoffer] kan nog geenszins worden geconcludeerd dat sprake is van dwang in de zin dat de verdachten en meer in het bijzonder deze verdachte opzettelijk hebben/heeft veroorzaakt dat [slachtoffer] handelingen tegen haar wil heeft ondergaan.
De rechtbank zal nog apart ingaan op het sexuele contact onder de douche. Over de gang van zaken tijdens dit sexuele contact en hetgeen daaraan direct voorafging zijn alleen de verklaringen van verdachte en [slachtoffer] beschikbaar. De rechtbank is er niet van overtuigd dat dit seksuele contact onvrijwillig was. Dat verklaart alleen [slachtoffer], doch volgens [verdachte] heeft hij expliciet haar toestemming verkregen. Hoewel het sexuele contact met de 3 jongens tegelijk was afgebroken, omdat [slachtoffer] huilde en pijn had, kan niettemin de verklaring van [verdachte] niet zonder meer terzijde worden geschoven, omdat [slachtoffer] heeft toegestaan dat hij met haar in de douche was en er voorts sterke aanwijzingen zijn -zie met name de verklaring van Klein Willink- dat [slachtoffer] vrijwillig instemde met het eerste sexuele contact met verdachte in de slaapkamer.
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hierna is weergegeven:
hij op 02 december 2005 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met anderen, met [slachtoffer] (geboren 12 juni 1990), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en zijn mededader(s) hun penis en/of vinger(s) in de vagina en/of anus en/of mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht,
Hetgeen subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde.
De raadman heeft ter terechtzitting -kort gezegd- aangevoerd dat het ontuchtig karakter ontbreekt en dat er sprake was van vrijwillig seksueel gedrag van jeugdigen.
De rechtbank verwerpt het betoog dat in casu geen sprake is van ontuchtige handelingen. De rechtbank stelt allereerst vast dat er een belangrijk leeftijdsverschil was tussen (een aantal van) de verdachten en het slachtoffer. Verder moet bij de vraag of er sprake is van ontuchtige handelingen niet alleen worden gekeken naar dat leeftijdsverschil, doch evenzeer naar de omstandigheden waaronder het sexueel binnendringen bij het slachtoffer heeft plaatsgevonden. De rechtbank constateert dat de verdachte dit vergaande sexuele contact heeft gehad
a) met een meisje dat hij tevoren niet kende en waarmee hij voorafgaand daaraan ook niet of nauwelijks kende,
b) zonder er zich op enig moment van te vergewissen dat dat meisje daadwerkelijk instemde met zijn sexuele handelingen, terwijl zij niet door woord, gebaar of houding te kennen heeft gegeven dat zij ten volle instemde met die handelingen;
c) in een situatie dat duidelijk was dat ook de andere jongens vergaande sex hadden gehad of zouden hebben met dat meisje
Onder die omstandigheden is wel degelijk sprake van ontuchtige handelingen in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, hierbij in aanmerking genomen dat dit artikel mede beoogt de jeugdige tegen zichzelf te beschermen.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 47, 77a, 77g,77h, 77i, 77x, 77y,77z, 77aa, 77gg, 245.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID.
De eis van de officier van justitie.
(voor het primair tenlastegelegde:)
- jeugddetentie voor de duur van 21 maanden, waarvan een deel, groot 7 maanden, voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren, en met als bijzondere voorwaarde -kort gezegd- toezicht van de jeugdreclassering, ook als de aanwijzingen van de jeugdreclassering inhouden dat veroordeelde zal meewerken aan een ambulante behandeling bij Groot Batelaar in Lunteren.
- toewijzing bij wijze van voorschot van een deel, groot 3.090,- euro (bestaande uit een voorschot terzake immateriële schade van 3.000,- euro en een bedrag van 90,- euro terzake materiële schade) van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in het overige deel van haar vordering.
De op te leggen straffen.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- verdachte heeft het initiatief genomen voor het bewezenverklaarde;
- de mate van het leed dat aan het slachtoffer is aangedaan, te weten een ernstige aantasting van lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer, alsmede dat verdachte zich om het lot van het slachtoffer kennelijk volstrekt niet heeft bekommerd;
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten,
zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke
feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder acht de rechtbank bij de strafbepaling van belang dat een voor verdachte en zijn mededaders (vrijwel) onbekend meisje is geconfronteerd met een veelheid van vergaande seksuele handelingen door 6 personen, zonder zich werkelijk te verdiepen in de vraag of het meisje dit werkelijk wilde en daarmee het risico nemend dat mogelijk -onherstelbare- psychische schade zou worden toegebracht.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid die tot matiging van de straf heeft geleid:
- de jeugdige leeftijd van verdachte.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een vrijheidsstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen vrijheidsstraf zal de rechtbank bepalen dat dit deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft.
De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De vordering van de benadeelde partij.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] mede bij gebrek aan onderbouwing met bescheiden, niet van zodanig eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering en dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De kosten van de voegingsprocedure tussen partijen zal aldus worden gecompenseerd dat elke partij haar eigen kosten draagt.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. subsidiair:
medeplegen van: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. subsidiair:
Jeugddetentie voor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Leeghwaterlaan 14 te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook als die aanwijzingen inhouden dat verdachte zich zal laten behandelen in Groot Batelaar te Lunteren.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. subsidiair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer], in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
T.a.v. primair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door,
mr. J.A. Bik, voorzitter, tevens kinderrechter-plv.,
mr. S. van Lokven en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier
en is uitgesproken op 10 juli 2006,
zijnde mrs. Van Lokven en Kuijs buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.