Jurisprudentie
AX9595
Datum uitspraak2006-06-07
Datum gepubliceerd2006-06-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000377-05
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-06-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000377-05
Statusgepubliceerd
Indicatie
[onderneming 1] heeft zich op verschillende tijdstippen in de periode van 1 april 2003 tot en met 25 september 2003 samen met anderen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door facturen en vrachtnota's valselijk op te maken.
Op de facturen en de vrachtnota's is achter ras 'Futura' of 'Felina' vermeld, terwijl er (ongecertificeerd) zaaizaad van het ras USO 31 aan een viertal telers, te weten [teler 1], [teler 2], [teler 3] en [teler 4], werd afgeleverd. Verdachte heeft samen met een ander opdracht gegeven tot het plegen van deze strafbare feiten.
Dergelijk handelen is onaanvaardbaar, nu men er in het economische verkeer vanuit moet kunnen gaan dat gegevens vermeld op facturen en vrachtnota's juist zijn. De telers die in vertrouwen op de juistheid van de gegevens subsidie hebben aangevraagd zijn door de vermelding van onjuiste gegevens in hun (financiële) belangen geschaad, omdat hen in verband hiermee subsidie is geweigerd.
Uitspraak
Parketnummer: 24-000377-05
Arrest van 7 juni 2006 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Groningen van 8 februari 2005 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1949] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.W. Breuker, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank te Groningen heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding. De inhoud van de tenlastelegging wordt geacht hier te zijn overgenomen.
Vrijspraak
Het hof is omtrent het onder 2 ten laste gelegde van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de in de tenlastelegging genoemde certificaten, betrekking hebbende op zaaizaad, echte merken zijn in de zin van artikel 219, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Voor de betekenis van het begrip 'merken' moet worden aangesloten bij artikel 219 van het Wetboek van Strafrecht, waarin gesproken wordt van 'andere dan in de artikelen 217 en 218 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde merken, die krachtens wettelijk voorschrift op goederen of hun verpakking moeten of kunnen worden geplaatst'. Op grond van artikel 222bis van het Wetboek van Strafrecht is het bepaalde in artikel 219 van het Wetboek van Strafrecht mede van toepassing, indien de daarin omschreven feiten worden gepleegd met betrekking tot merken van een buitenlandse mogendheid. In de processen-verbaal die zich bij de processtukken bevinden is geen aandacht besteed aan de vraag of de in de tenlastelegging genoemde (Franse) certificaten, die oorspronkelijk aan zakken zaaizaad waren gehecht en die door verdachte later ook los aan boeren werden geleverd, krachtens enig wettelijk voorschrift op die zakken zaaizaad moesten of konden worden geplaatst en zo ja, op grond van welk(e) voorschrift(en) dit het geval was. Ook overigens blijkt zulks niet uit de processtukken en het ter terechtzitting verhandelde. Nu het antwoord op deze vraag niet als een feit van algemene bekendheid kan worden beschouwd, kan het hof bij gebreke van enig bewijsmiddel ter zake niet vaststellen dat de in de tenlastelegging genoemde certificaten merken als bedoeld in artikel 219 van het Wetboek van Strafrecht zijn, en dient verdachte te worden vrijgesproken van hetgeen onder 2 is ten laste gelegd.
Verweer
De raadsman heeft ter zitting van het hof ter zake van het primair ten laste gelegde - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de vrachtnota's en de facturen ten aanzien van het soort hennep niet tot enig bewijs kunnen dienen. De aanduiding van het ras, waarop 'valselijk opgemaakt' betrekking zou hebben, heeft geen bewijsfunctie in de relatie tussen [onderneming 1] en de akkerbouwer en niet in de relatie tussen tussen de akkerbouwer en de subsidieverlener, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Voor de telers, als ontvangers van het zaaizaad, was de vermelding van het ras van het geleverde zaaizaad op de facturen en vrachtbonnen van belang, omdat zij hierdoor konden controleren of het aan hen geleverde en in rekening gebrachte zaad overeen kwam met de bij dat zaad geleverde certificaten, waarop hetzelfde ras was vermeld. Aan de facturen, vrachtnota's en certificaten - in onderling verband beschouwd - konden de telers het vertrouwen ontlenen, dat sprake was van de levering van gecertificeerd hennepzaad van juist die bepaalde rassen, waarvoor aanspraak bestond op de subsidie (Mc Sharry-premie), waar het hen om te doen was. De facturen en vrachtnota's waren derhalve mede geschikt om in het kader van de subsidieverlening als bewijs van enig feit te dienen, te weten het geleverd zijn van hennepzaad van een bepaald ras. Het hof verwerpt het verweer.
Overweging ten aanzien van het bewijs van het onder 1 primair ten laste gelegde
Het hof begrijpt de tenlastelegging, mede gelet op de inhoud van het dossier, aldus dat de verdachte wordt verweten dat hij niet alleen zaad van een ander ras, namelijk USO 31, heeft geleverd dan was vermeld op de bijbehorende factuur en vrachtnota, maar dat dit zaad bovendien ongecertificeerd was. Het ongecertificeerd zijn van het zaaizaad moet naar het oordeel van het hof als een essentieel onderdeel van de tenlastelegging worden beschouwd, dat daar niet uit kan worden losgemaakt zonder haar betekenis wezenlijk te veranderen.
Op grond van de zich in het dossier bevindende informatie en het ter terechtzitting verhandelde kan van een groot aantal telers niet worden vastgesteld dat zij ongecertificeerd zaaizaad van het ras USO 31 hebben ontvangen in plaats van zaaizaad van het ras Futura of Felina, zoals op de facturen en de vrachtnota's vermeld. Het hof merkt in dat verband op dat er bij een groot aantal telers geen bedrijfsonderzoek heeft plaatsgevonden, zodat niet vaststaat welk ras is geteeld.
De bedrijfsvoorraden zaaizaad van verdachte blijken niet uit het dossier, zodat de - in de ten laste gelegde periode - in het bedrijf aanwezige hoeveelheden gecertificeerd en ongecertificeerd zaaizaad van het ras USO 31 en de aflevering daarvan voor het grootste deel niet kan worden vastgesteld. Er is hiernaar onvoldoende feitelijk en administratief onderzoek verricht door de opsporingsinstantie, zodat slechts in het geval van een beperkt aantal telers, te weten [teler 1], [teler 2], [teler 3] en [teler 4], bewezen kan worden dat zij ongecertificeerd zaaizaad van het ras USO 31 geleverd hebben gekregen, terwijl er op de facturen en de vrachtnota's Futura of Felina was vermeld. Ook de inkoop en aflevering van andere zaaizaden, o.a. Futura, is onvoldoende onderzocht. Er is geen of onvoldoende informatie in het dossier verwerkt die kennelijk aanwezig was bij de NAK en/of Laser.
Op grond van de voor het bewijs gebruikte verklaringen van onder meer de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] staat in de vier voornoemde gevallen vast, dat de vrachtnota's en facturen in het bedrijf van verdachte werden vervalst door daarop welbewust zaaizaad te vermelden van een ander ras dan het ongecertificeerde zaad van het ras USO 31 dat in werkelijkheid werd geleverd. Het geleverde zaad was afkomstig uit de partij zaad die het jaar daarvoor bij [onderneming 2] was geoogst met het oog op de winning van olie dan wel de verwerking tot vogel- of visvoer. Op grond van bedoelde verklaringen, in het bijzonder de verklaringen die medeverdachte [medeverdachte 1] tegenover de verhorende ambtenaren van de AID heeft afgelegd, staat evenzeer vast dat verdachte hiertoe opdracht heeft gegeven.
Bewezenverklaring
(zie de aangehechte, uitgestreepte tenlastelegging)
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
onder 1 primair:
medeplegen van valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij tot het plegen van het feit opdracht heeft gegeven, meermalen gepleegd
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Het ad-informandum gevoegde strafbare feit wordt niet erkend.
[onderneming 1] heeft zich op verschillende tijdstippen in de periode van 1 april 2003 tot en met 25 september 2003 samen met anderen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door facturen en vrachtnota's valselijk op te maken.
Op de facturen en de vrachtnota's is achter ras 'Futura' of 'Felina' vermeld, terwijl er (ongecertificeerd) zaaizaad van het ras USO 31 aan een viertal telers, te weten [teler 1], [teler 2], [teler 3] en [teler 4], werd afgeleverd. Verdachte heeft samen met een ander opdracht gegeven tot het plegen van deze strafbare feiten.
Dergelijk handelen is onaanvaardbaar, nu men er in het economische verkeer vanuit moet kunnen gaan dat gegevens vermeld op facturen en vrachtnota's juist zijn. De telers die in vertrouwen op de juistheid van de gegevens subsidie hebben aangevraagd zijn door de vermelding van onjuiste gegevens in hun (financiële) belangen geschaad, omdat hen in verband hiermee subsidie is geweigerd.
Voorts heeft het hof in aanmerking genomen dat aanmerkelijk minder feiten bewezen worden verklaard dan de feiten die door de advocaat-generaal bewezen worden geacht en waarop zij haar vordering heeft gebaseerd.
Ook houdt het hof rekening met de economische consequenties die de onderhavige strafzaak voor de onderneming heeft gehad.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 15 maart 2006 - niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat, een werkstraf van na te melden duur een passende bestraffing is.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c (oud), 22d, 47, 51, 57 en 225 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 primair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.J. Beswerda, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. S.J. van der Woude, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Lok als griffier, zijnde mr. S.J. van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.