Jurisprudentie
AX7267
Datum uitspraak2006-06-06
Datum gepubliceerd2006-06-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830351-05
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-06-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830351-05
Statusgepubliceerd
Indicatie
Onderzochte was ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten lijdende aan een zodanig ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, dat deze feiten hem niet kunnen worden toegerekend.
Uitspraak
RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1982,
wonende [adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 23 mei 2006.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen.
De officier van justitie mr. H.H. Louwes acht hetgeen onder 1 primair, onder 2 primair en onder 3 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* ontslag van alle rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsbatbaarheid van verdachte;
* plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis;
* onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen goed.
TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 24 november 2005 te Coevorden ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer],
politieambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
van het leven te beroven, met dat opzet die [naam slachtoffer] meermalen,
althans eenmaal met een (vlinder-)mes, althans met een scherp voorwerp in de
rug te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 24 november 2005 in de gemeente Coevorden aan een persoon
genaamd [naam slachtoffer], politieambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht,
door deze opzettelijk meermalen met een (vlinder-)mes,
althans met een scherp voorwerp in de rug te steken;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht
volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 24 november 2005 in de gemeente Coevorden ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], politieambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een (vlinder-)mes, althans met een scherp voorwerp in de rug te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 24 november 2005 in de gemeente Coevorden toen de aldaar
dienstdoende [naam slachtoffer] verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 285 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en
vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te
geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen
naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde
opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening
zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een vlindermes, althans een scherp voorwerp in de rug te steken, tengevolge waarvan de opsporingsambtenaar [naam slachtoffer] zwaar danwel enig lichamelijk letsel (steekwonden in de rug) bekwam;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 24 november 2005 in de gemeente Coevorden, toen (een)
aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) verdachte, als
verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e)
strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans
vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van
justitie te brengen, zich met geweld tegen die eerstgenoemde
opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn
bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting
tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te
geleiden;
3.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 24 november 2005 in de gemeente
Coevorden, [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] (beveiligingsmedewerkers in de
uitoefening van hun functie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte meermalen,
althans eenmaal (telkens) opzettelijk dreigend een hand in zijn, verdachtes
(borst-)zak en/of in zijn jas gestoken/gehouden en/of (daarbij) die [naam slachtoffer]
en/of die [naam slachtoffer] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd : "ik steek je
aan het mes", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
VRIJSPRAAK
De verdachte dient van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet bewezen, dat verdachte werd aangehouden en vastgegrepen, dan wel vastgehouden teneinde hem ten spoedigste voor te
geleiden voor een hulpofficier van justitie. Redengevend hiervoor is, dat [naam betrokkene] inspecteur van politie is. Dit betekent dat [naam betrokkene] tevens hulpofficier van justitie is. Dat [naam betrokkene] tevens deze functie bekleedt, betekent dat de verdachte niet voorgeleid hoefde te worden voor een hulpofficier van justitie. Naar het oordeel van de rechtbank zal dan ook vrijspraak moeten volgen voor het onder 2 ten laste gelegde.
BEWIJSMIDDELEN
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op of 24 november 2005 te Coevorden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [naam slachtoffer], politieambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, van het leven te beroven, met dat opzet die [naam slachtoffer] meermalen, met een vlindermes in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 24 november 2005 in de gemeente Coevorden, [naam slachtoffer] en [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een hand op zijn, verdachtes borstzak gehouden en die [naam slachtoffer] en die [naam slachtoffer] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd : "ik steek je aan het mes".
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De raadsvrouw van verdachte heeft ter zitting betoogd, dat er geen sprake kan zijn van opzet. Dit motiveert zij, door te stellen dat de verdachte eenvoudigweg niet het besef had dat je je niet moet verzetten op het moment dat een politieman je wil aanhouden. Hierbij haalt zij een zinsnede uit de PBC-rapportage aan, waarin staat dat verdachte op het moment van de ten laste gelegde feiten geen enkele wilsvrijheid lijkt te hebben gehad die voor gedragsalternatieven had kunnen zorgen.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
Het betoog van de raadsvrouw kan alleen slagen indien bij verdachte elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbrak. Het is echter niet aannemelijk geworden dat verdachte, ondanks zijn psychiatrisch ziektebeeld, niet heeft kunnen begrijpen dat door het steken met een mes de dood van het slachtoffer kon worden veroorzaakt. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij het gevoel had dat hij zich moest verdedigen.
Hieruit leidt de rechtbank af dat er bij verdachte de wil bestond om zich te verdedigen en dat verdachte doelgericht daarnaar heeft gehandeld door met een mes meermalen in de rug van het slachtoffer te steken. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke handelwijze de dood van een slachtoffer met zich mee kan brengen. Gelet hierop is het naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat verdachte van elk inzicht ten aanzien van de gevolgen van zijn handelwijze verstoken was. De rechtbank is derhalve van oordeel dat opzet wel bewezen is. De vraag of het bewezen verklaarde feit verdachte al dan niet kan worden toegerekend, doet hieraan in dit geval niet af.
De verdachte zal van het onder 1 primair en 3 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIES
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 287 jo artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID
De rechtbank heeft kennis genomen van een rapport d.d. 9 mei 2006, opgemaakt door F.R.Kruisdijk, psychiater en P.E. Geurkink, psycholoog.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -:
"dat onderzochte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten lijdende was aan een zodanig ziekelijke stoornis zijner geestvermogens, dat deze feiten -indien bewezen- hem niet kunnen worden toegerekend."
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de door haar aannemelijk geachte toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde niet aan de verdachte kan worden toegerekend.
MOTIVERING MAATREGEL PLAATSING IN EEN PSYCHIATRISCH ZIEKENHUIS
Door de gedragsdeskundigen, F.R. Kruisdijk, psychiater en P.E. Geurkink, psycholoog, die de verdachte beiden hebben onderzocht, is gezamenlijk een met reden omkleed, gedagtekend en ondertekend advies uitgebracht.
Gelet op de hiervoor omschreven conclusie van de deskundigen, welke inhoudt dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht, waar de rechtbank zich mee verenigt, is zij van oordeel dat het bewezen verklaarde aan de verdachte niet kan worden toegerekend wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogen. Verdachte vertoont een voor anderen onvoorspelbaar en oninvoelbaar patroon van impulsdoorbraken, vaak verbaal, soms fysiek, die voortkomen uit psychotische belevingen. De ander wordt daarbij als bedreigend ervaren en het scheppen aan afstand tussen de vermeende belager en zichzelf is het primaire doel: nadat deze afstand gecreëerd is, zakt het agressieniveau. Bij betrokkene valt op dat er als het ware geen gradaties zijn in zijn agressieniveau: hij kan van een basisniveau binnen luttele seconden maximaal boos, opgewonden en fysiek bedreigend worden. Het recidivegevaar wordt door de deskundigen groot geacht. De rechtbank acht de verdachte deshalve gevaarlijk voor de algemene veiligheid van personen.
De rechtbank zal daarom gelasten dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst voor een termijn van één jaar.
MOTIVERING VAN DE MAATREGEL ONTTREKKING AAN HET VERKEER
De rechtbank acht het hierna te vermelden in beslag genomen voorwerp vatbaar voor onttrekking aan het verkeer aangezien met behulp van dit voorwerp het bewezen verklaarde feit poging tot doodslag is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 36b, 36c, 37 en 39 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaard niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 primair en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld, verklaart de verdachte deswege echter niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.
De rechtbank gelast dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van één jaar.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer het navolgende in beslag genomen voorwerp:
- 1 vlindermes
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Fuhler, voorzitter en mr. H. de Wit en mr. H.K. Elzinga, rechters in tegenwoordigheid van mr. Y. Kikkert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 6 juni 2006, zijnde mr. Elzinga buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.