Jurisprudentie
AX3248
Datum uitspraak2006-05-10
Datum gepubliceerd2006-05-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/700764-05
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-05-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/700764-05
Statusgepubliceerd
Indicatie
Door te steken in de buurt van de ruggenwervel en in de nek heeft verdachte, ondanks de relatief geringe lengte van het lemmet van het gebruikte mes, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. De ervaring leert dat slachtoffers van misdrijven hiervan psychisch nadeel ondervinden. Ook andere mensen waren tijdens het plegen van beide feiten aanwezig en werden daardoor ongewild met de vecht- en steekpartij geconfronteerd. Dit zijn ernstige feiten, die gevoelens van angst en onrust bij zowel de slachtoffers als in de samenleving teweegbrengen.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700764-05
Datum uitspraak: 10 mei 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 april 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
wonende te [adres verdachte]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid – Huis van Bewaring Overmaze te Maastricht.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 6 november 2005 te Sittard, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging met zijn, verdachtes, mededader(s), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) met gebalde vuisten tegen het hoofd/de hoofden van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben geslagen en/of, terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op de grond lag(en), (telkens) tegen het hoofd/de hoofden van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 6 november 2005 te Sittard, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomenmisdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet tezamen en in vereniging met zijn verdachtes, mededader(s), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) met gebalde vuisten tegen het hoofd/de hoofden van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben geslagen en/of, terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op de grond lag(en), (telkens) tegen het hoofd/de hoofden van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 6 november 2005 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Tempelplein en/of Paardestraat en/of Putstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit het een of meermalen (met kracht) met (gebalde) vuist(en), althans hand(en) tegen het hoofd/de hoofden van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] stompen en/of slaan en/of terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op de grond lag(en) (telkens) tegen het hoofd/de hoofden en/of het lichaam/de lichamen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] schoppen, waarbij hij, verdachte, die van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] met (gebalde) vuist(en), althans hand(en) in het gezicht/de gezichten heeft geslagen en/of gestompt en/of tegen het lichaam/de lichamen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft geschopt en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 6 november 2005 te Sittard, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (telkens) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de schouder en/of in de rug (in de nabijheid van de ruggewervel) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 6 november 2005 te Sittard, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft gestoken in de schouder en/of in de rug (in de nabijheid van de ruggewervel), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 6 november 2005 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel ( te weten een gebroken (linker) onderkaak), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal, (telkens) met kracht met een vuist in het gelaat, in elk geval tegen het hoofd te slaan;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 6 november 2005 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]), meermalen, althans eenmaal, (telkens) met kracht met een vuist in het gelaat heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 3 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Met betrekking tot hetgeen aan verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd, bevat het dossier verschillende verklaringen op grond waarvan naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat door verdachte geweld is uitgeoefend, bestaande uit slaan en trappen. Waar het daarentegen voor het overige de rol van verdachte in hetgeen de bewuste nacht is voorgevallen betreft – onder meer: tegen wie heeft verdachte bedoeld geweld uitgeoefend, is dit geweld gericht geweest tegen één of meer personen, welk letsel is door hem toegebracht – lopen de verklaringen dermate sterk uiteen dat deze (individuele) rol van verdachte niet kan worden vastgesteld. Dit is echter naar het oordeel van de rechtbank wel noodzakelijk om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van de feiten zoals ten laste gelegd onder 1 primair en subsidiair. Dit geldt temeer nu van een hecht samenwerkingsverband tussen verdachte en zijn medeverdachten, zoals vereist voor medeplegen, (bewuste en nauwe samenwerking) evenmin is gebleken.
Het voorgaande brengt met zich dat, voor zover er sprake is van voldoende wettig bewijs, de rechtbank niet door de inhoud van dit bewijs de overtuiging heeft bekomen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van hetgeen onder 2 primair aan de verdachte is ten laste gelegd overweegt de rechtbank dat niet is komen vast te staan, gelet op de plaats en de aard van de verwondingen alsmede de door de verdachte bij de politie gegeven omschrijving van het mes (“een klapmes, een kleintje, uitgeklapt zal het een lengte hebben van ongeveer 15 centimeter”), dat de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat bij het slachtoffer de dood zou intreden, weshalve vrijspraak dient te volgen.
Het onder 3 primair ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen, nu niet is gebleken dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel, te meer nu geen medische verklaring voorhanden is waaruit blijkt dat sprake is van letsel dat geen uitzicht biedt op volkomen genezing, zoals bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte dient ook hiervan te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1. meer subsidiair.
hij op 6 november 2005 in de gemeente Sittard-Geleen, met anderen, op een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit het meermalen met kracht met gebalde vuisten tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] slaan en terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op de grond lagen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] schoppen;
2. subsidiair.
hij op 6 november 2005 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] meermalen met een mes heeft gestoken in de schouder en/of in de rug in de nabijheid van de ruggenwervel, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. subsidiair.
hij op 6 november 2005 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]) met kracht met een vuist in het gelaat heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Bijzondere overweging ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 1 meer subsidiair
Hoewel er, zoals hierboven overwogen, naar het oordeel van de rechtbank geen sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking, is verdachte zich er wel van bewust geweest dat hij samen met anderen geweld pleegde. Mitsdien is naar het oordeel van de rechtbank wel sprake van het in vereniging plegen van geweld.
Bijzondere overweging ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 2 subsidiair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] opzettelijk meermalen heeft gestoken. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op de bewuste avond een mes bij zich had. Dit mes had volgens verdachte uitgeklapt een lengte van circa 15 centimeter en is door hem als ‘een kleintje’ omschreven. Deze omschrijving past bij hetgeen door of namens dr. L., blijkens het zich in het dossier bevindende huisartsenbericht, is geconstateerd met betrekking tot de wonden en het soort voorwerp waarmee deze moeten zijn toegebracht: een vuistmesje met een zeer kort lemmet. Daar komt bij dat door de medeverdachte is verklaard dat verdachte na hetgeen was voorgevallen hem heeft gezegd dat hij, verdachte, iemand had gestoken.
Door te steken in de buurt van de ruggenwervel en in de nek heeft verdachte, ondanks de relatief geringe lengte van het lemmet van het gebruikte mes, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
Feit 1 meer subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Feit 2 subsidiair:
poging tot zware mishandeling
Feit 3 subsidiair:
mishandeling
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van het aan verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde is door drs. B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog, vast gerechtelijk deskundige, een psychologisch onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld. Van dat onderzoek heeft genoemde psycholoog een rapport, gedateerd 17 februari 2006, opgemaakt, welk rapport vermeldt -zakelijk weergegeven- als conclusies:
- er is sprake van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin dat sprake is van ADHD in combinatie met misbruik van middelen en van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische kenmerken;
- dit was ook zo ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde;
- deze ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens zal zeker zijn gedragskeuzes en gedragingen hebben beïnvloed ten tijde van het tenlastegelegde;
- indien het tenlastegelegde bewezen kan worden is het advies om betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in het rapport van drs. Van Toorn gegeven conclusies en maakt deze mitsdien tot de hare.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 primair, 2 primair en 3 primair zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair en 3 primair tenlastegelegde bepleit. Hij heeft aangevoerd dat het onder 1 meer subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat deze veel te hoog is.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving.
Voorts is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven, door samen met anderen meermalen met kracht tegen het hoofd van de drie slachtoffers te slaan én door tegen het hoofd en/of het lichaam van twee van voornoemde drie slachtoffers, terwijl deze op de grond lagen, te schoppen.
Dit incident vond plaats op de openbare weg in het centrum van Sittard. De verdachte heeft zich toen tevens schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling, door het toebrengen van meerdere messteken aan het slachtoffer [slachtoffer 1]. De ervaring leert dat slachtoffers van met name misdrijven als het laatstgenoemde hiervan psychisch nadeel ondervinden. Ook andere mensen waren tijdens het plegen van beide feiten aanwezig en werden daardoor ongewild met de vecht- en steekpartij geconfronteerd. Dit zijn ernstige feiten, die gevoelens van angst en onrust bij zowel de slachtoffers als in de samenleving teweegbrengen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De vorderingen van de benadeelde partijen
Ter terechtzitting zijn de formulieren, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partijen in het strafproces hebben gevoegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres slachtoffer 1] niet van zodanig eenvoudige aard dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent, reden waarom zij zal bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is en die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], [adres slachtoffer 4] door het hiervoor onder 3 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 769,05 en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat de gestelde schade ter zake van de post aanschaf portemonnee van € 15,00 rechtstreeks door het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht, zal de benadeelde partij [slachtoffer 4], voor zover het dit deel van haar vordering betreft, niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de verdachte onder meer ter zake van het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer, zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij [slachtoffer 4], aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 24c, 36f, 45, 57, 63, 141, 300, 302 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van TIEN MAANDEN;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis - waaronder op de voet van het bepaalde bij artikel 72, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering begrepen de tijd gedurende welke de verdachte in verzekering was gesteld - gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres slachtoffer 1] in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij partij [slachtoffer 4], [adres slachtoffer 4] te betalen een bedrag van € 769,05 (zevenhonderdnegenenzestig euro en vijf cent);
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] terzake de post aanschaf portemonnee in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 4] in het kader van deze procedure gemaakt, begroot op nihil, alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], [adres slachtoffer 4] te betalen een bedrag van € 769,05 (zevenhonderdnegenenzestig euro en vijf cent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] voormeld bedrag van € 769,05 heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 769,05 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter, mr. F.A.G.M. Vluggen en mr. Th.J.M. Oostdijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 mei 2006.