Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX2483

Datum uitspraak2006-05-12
Datum gepubliceerd2006-05-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/000035-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank geeft uitleg aan het begrip opzettelijk aanwezig hebben. Naar het oordeel van de rechtbank moet het als uiterst onwaarschijnlijk worden aangemerkt dat verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen en wapens. Daaraan voegt de rechtbank toe dat uit het dossier van verdachte gebleken is dat verdachte connecties heeft in de wereld van de verdovende middelenhandel. Versluierd taalgebruik in telefoontaps wordt in combinatie met andere bewijsmiddelen gebezigd voor het bewijs dat sprake is van cocaïne.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM MEERVOUDIGE STRAFKAMER Tegenspraak Parketnummers:10/000035-04 en 10/601124-05 Uitspraak:12 mei 2006 VERKORT STRAFVONNIS De rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Dordrecht heeft op grondslag van de (gewijzigde en nadere omschrijving) tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] verblijvende in de P.I. Het Schouw te Amsterdam. De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. 1. De tenlastelegging parketnummer 10/601124-05 hij,op of omstreeks 9 september 2004, te Rotterdam en/of Amsterdam althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen en/of een ander althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig gehad, een hoeveelheid van ongeveer 125.000 althans 100.000, in elk geval één of meer (handels-) hoeveelhe(i)d(en), pillen van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine, MDMA, zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine, MDMA, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, subsidiair hij,op of omstreeks de periode van 9 september 2004, te Amsterdam en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (ongeveer) 125.000 althans 100.000, in elk geval één of meer (handels-) hoeveelhe(i)d(en), pillen van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine, MDMA, althans één of meer aanzienlijke (handels-)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine, MDMA, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, - een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of - zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of - voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, immers heeft/hebben en/of is/zijn hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk: - één of meer (telefoon-) gesprekken gevoerd over het afhalen van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of; - naar Amsterdam gereden om te onderhandelen over het verkrijgen en geleverd krijgen van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of; - één of meer gesprekken gevoerd over het vervoeren en/of afleveren van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen in Rotterdam of elders in Nederland en/of; - één of meer gesprekken gevoerd over het gewicht en/of de verpakking van voornoemde(handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of; - afspraken gemaakt over de plaats waar voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen moesten worden afgeleverd; parketnummer 10/000035-04 1. hij,in of omstreeks de periode van 01 september 2004 tot en met 13 september 2004, te Amsterdam en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1 kilogram, in elk geval een (handels-) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. hij,op of omstreeks 13 september 2004, te Amsterdam en/of Rotterdam althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [medeverdachte 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet voornoemde [medeverdachte 1] vastgehouden in de woning van die [medeverdachte 1] en/of voornoemde [medeverdachte 1] meegevoerd in de auto, althans een zodanige druk op die [medeverdachte 1] uitgeoefend en/of die [medeverdachte 1] bedreigd, dat deze niet vrij was te gaan en/of staan waar hij wilde; 3. hij, op of omstreeks 13 september 2004, te Rotterdam en/of Amsterdam, althans (elders) Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [medeverdachte 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft//hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend gezegd: - "Als ik je straks tegen kom ga je spijt krijgen als haren op je kop dat je mij ooit bent tegen gekomen", en/of - "Ga nou geen dingen doen waar je spijt van krijgt. Ik eet je op. Geloof me nou maar" en/of - "Heb je het niet binnen een uur, betaal je met je leven" en/of - "Ik heb je van te voren gewaarschuwd Jo 'pangpang'" althans woorden jegens die [medeverdachte 1] gebezigd van een soortgelijke dreigende aard en/of strekking; 4. hij, op of omstreeks 26 april 2005, te Amsterdam althans (elders) in Nederland, een handgranaat, zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad; 5. hij, op of omstreeks 26 april 2005, te Amsterdam althans (elders) in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een semi-automatisch pistool in de vorm van een Glock, model 26, kaliber 9 x 19 mm, en/of munitie van categorie III, te weten 10 patronen, waarvan 8 kogelpatronen, merk Lapua, kaliber 9 mm Luger, 1 kogelpatroon, merk S&B (Sellier & Bellot) en 1 kogelpatroon GFL (Giulio Fiocchi Lecca), voorhanden heeft gehad; 6. hij, op of omstreeks 26 april 2005, te Amsterdam althans (elders) in Nederland, voorhanden heeft gehad 38 kogelpatronen te weten: - 22 kogelpatronen, merk Lapua, kaliber 9 mm Luger en/of - 1 kogelpatroon, merk Dag (Dynamit Nobel), kaliber 9 x 19 mm en/of - 2 kogelpatronen, merk S&B (Sellier & Bellot), kaliber 9 mm Luger en/of - 1 kogelpatroon, merk Sintox, kaliber 9 mm Luger en/of - 1 kogelpatroon, merk IMI CARB (Israel Military Industries), kaliber 9 mm sub en/of - 1 kogelpatroon, merk CBC (Companhia Brasileira de Cartuchas) kaliber .380 Auto en/of - 1 kogelpatroon, merk Ly, kaliber 9 x 19 mm en/of - 3 kogelpatronen, merk GFL (Giulio Fiocchi Lecca), kaliber .380 Auto en/of - 1 kogelpatroon, merk S&B (Sellier & Bellot), kaliber 9 mm Br en/of - 1 kogelpatroon, merk Geco (Gustav Genschow), kaliber 9 mm k en/of - 1 kogelpatroon, merk R-P (Remington Arms Company), kaliber .32 Auto en/of - 2 kogelpatronen, merk LE (Remington Arms Union), kaliber 7,65 mm Br en/of -1 kogelpatroon, merk C, kaliber .22 mm, in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III; 7. hij, op of omstreeks 26 april 2005, te Amsterdam, althans (elders) in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 120 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. 2. De voorvragen 2.1 De geldigheid van de dagvaardingen Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen aan alle wettelijke eisen voldoen en dus geldig zijn. 2.2 De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. 2.4 De schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 3. Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft -het primair ten laste gelegde (parketnummer 10/601124-05) en het onder 1 en 3 tot en met 7 ten laste gelegde (parketnummer 10/000035-04) bewezen achtend - gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest en een geldboete van EUR 25.000,- subsidiair 6 maanden vervangende hechtenis. Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie als volgt gerekwireerd: Onttrekking aan het verkeer van: - zwart pistool merk Glock; - tasje (Taylor) met 18 losse scherpe patronen en twee patroonhouders met ieder 10 patronen; - handgranaat; - 1 zakje wit poeder, 2 ponypacks wit poeder, 11 pilletjes; - 2 blauwe etuis met wit poeder; - 1 x 9mm patroon. Verbeurdverklaring van: - vacuümmachine + zakken; - geld telmachine (magner); - geld telmachine (IMD); - weegschaal (SW-serie); - sealzakken (nieuw); - sealzakken (gebruikt); - papieren tas + verpakkingsmateriaal; - twee zeven (gebruikt). Teruggave aan verstrekker van: - paspoort [xx]; - rijbewijs [xxx]. 3.2 De verdediging De verdediging heeft een bewijsverweer en een strafmaatverweer gevoerd. 4. De bewijsbeslissingen 4.1 De vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 (parketnummer 10/000035-04) ten laste is gelegd, nu op grond van de ter terechtzitting afgelegde verklaring van het vermeende slachtoffer [medeverdachte 1], voldoende naar voren is gekomen dat hij uiteindelijk vrijwillig met medeverdachte [medeverdachte 3] naar verdachte is gegaan. Er kan onder deze omstandigheden geen sprake zijn van wederrechtelijke vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit feit. 4.2 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte T.a.v. parketnummer 10/601124-05 op 9 september 2004, te Rotterdam en Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, een hoeveelheid van ongeveer 125.000 pillen van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine, MDMA, zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine, MDMA, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; T.a.v. parketnummer 10/000035-04 1. in de periode van 01 september 2004 tot en met 13 september 2004, te Rotterdam, opzettelijk heeft afgeleverd en verstrekt en vervoerd, ongeveer 1 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 3. op of omstreeks 13 september 2004, te Rotterdam en/of Amsterdam, [medeverdachte 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend gezegd: - "Ga nou geen dingen doen waar je spijt van krijgt. Ik eet je op. Geloof me nou maar" en - "Heb je het niet binnen een uur, betaal je met je leven" 4. op 26 april 2005, te Amsterdam, een handgranaat, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad; De in deze te laste legging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; 5. op 26 april 2005, te Amsterdam, een wapen van categorie II, te weten een semi-automatisch pistool in de vorm van een Glock, model 26, kaliber 9 x 19 mm, en munitie van categorie III, te weten 10 patronen, waarvan 8 kogelpatronen, merk Lapua, kaliber 9 mm Luger, 1 kogelpatroon, merk S&B (Sellier & Bellot) en 1 kogelpatroon GFL (Giulio Fiocchi Lecca), voorhanden heeft gehad; 6. op 26 april 2005, te Amsterdam, voorhanden heeft gehad 38 kogelpatronen te weten: - 22 kogelpatronen, merk Lapua, kaliber 9 mm Luger en - 1 kogelpatroon, merk Dag (Dynamit Nobel), kaliber 9 x 19 mm en - 2 kogelpatronen, merk S&B (Sellier & Bellot), kaliber 9 mm Luger en - 1 kogelpatroon, merk Sintox, kaliber 9 mm Luger en - 1 kogelpatroon, merk IMI CARB (Israel Military Industries), kaliber 9 mm sub en - 1 kogelpatroon, merk CBC (Companhia Brasileira de Cartuchas) kaliber .380 Auto en - 1 kogelpatroon, merk Ly, kaliber 9 x 19 mm en - 3 kogelpatronen, merk GFL (Giulio Fiocchi Lecca), kaliber .380 Auto en - 1 kogelpatroon, merk S&B (Sellier & Bellot), kaliber 9 mm Br en - 1 kogelpatroon, merk Geco (Gustav Genschow), kaliber 9 mm k en - 1 kogelpatroon, merk R-P (Remington Arms Company), kaliber .32 Auto en - 2 kogelpatronen, merk LE (Remington Arms Union), kaliber 7,65 mm Br en -1 kogelpatroon, merk C, kaliber .22 mm, zijnde munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III; 7. op 26 april 2005, te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 120 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Met betrekking tot het hierboven onder 3. bewezen verklaarde feit (parketnummer 10/000035-04) overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is weliswaar te bewijzen dat de onder het 1e en 4e gedachtestreepje omschreven bewoordingen zijn geuit, doch, naar het oordeel van de rechtbank, zijn deze bewoordingen, niet van dien aard dat hierdoor bij het slachtoffer een werkelijke vrees voor zijn leven kon worden opgewekt. Ten aanzien van de woorden 'pangpang' merkt de rechtbank op dat ter terechtzitting voldoende naar voren is gekomen dat hieraan in het onderhavige geval niet de betekenis toekomt die er in de Nederlandse taal aan ten grondslag zou liggen. Aldus vallen deze bewoordingen niet onder het bereik van het bepaalde in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. 4.3 De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. 4.4 Nadere bewijsoverwegingen Ten aanzien van de feiten 1 en 3 onder parketnummer 10/000035-04 De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] over het door verdachte aan [medeverdachte 1] leveren van een kilogram cocaïne en bedreiging door hem van [medeverdachte 1] uit de lucht gegrepen zijn en niet op waarheid berusten. Bovendien is er in casu slechts sprake van één verklaring en ontbreekt, aldus de raadsman, ieder aanvullend bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in zijn verklaringen bij de politie aangegeven dat hij van verdachte een kilogram cocaïne had gekregen om (voor hem) door te verkopen. De verklaring van [medeverdachte 1] over deze levering vindt steun in telefoongesprekken, gevoerd tussen verdachte en [medeverdachte 1]. Zo wordt onder meer in een telefoongesprek op 10 september 2004 door verdachte tegen [medeverdachte 1] gezegd dat hij in Amsterdam is en zo naar Rotterdam gaat om een meise op te halen. Op 12 september 2004 zegt verdachte in een telefoongesprek tegen [medeverdachte 1] dat hij bij jou (lees: [medeverdachte 1]) in de stad is en vraagt hij of die meid meteen voor hem moet meenemen, waarop [medeverdachte 1] antwoordt met: Ja man. De rechtbank merkt op dat medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat het niet zijn bedoeling was de betreffende kilogram cocaïne voor verdachte te verkopen, maar voor zichzelf te verkopen om daarmee schulden af te lossen. Op 13 september 2004 belt verdachte met [medeverdachte 1] en vraagt of het retour komt, of niet. [medeverdachte 1] deelt verdachte mee dat hij het gewoon weg gaat doen. Verdachte reageert hierop en zegt dat hij het ding over een uur moet hebben, of anders zijn doekoe. Gebeurt dit niet, dan is er, aldus verdachte, een heel groot probleem. Later op de dag spreekt verdachte de voice mail van [medeverdachte 1] in en zegt: Ga nou geen dingen doen waar je spijt van krijgt. Ik eet je op. Geloof me nou maar. In een later telefoongesprek zegt verdachte tegen [medeverdachte 1]: "Heb je het niet binnen een uur, betaal je met je leven". In een telefoongesprek op 14 september 2004 zegt verdachte tegen [medeverdachte 1] dat hij hem vandaag zal afmaken. De rechtbank overweegt dat er in diverse gesprekken in versluierd taalgebruik wordt gesproken over een 'meise' en 'meid' in relatie tot 'ding'. De rechtbank merkt op dat uit de diverse verklaringen in onderlinge samenhang bezien, het versluierd taalgebruik en de omstandigheden waarin dat wordt gebezigd, kan worden afgeleid dat daar waar sprake is van de genoemde woorden cocaïne wordt bedoeld. De rechtbank overweegt dat uit het hiervoor overwogene, in relatie tot de verklaringen van [medeverdachte 1] bij de politie en als getuige bij de rechter-commissaris, wettig en overtuigend is komen vast te staan dat verdachte aan [medeverdachte 1] een kilogram cocaïne heeft geleverd en dat verdachte [medeverdachte 1] heeft bedreigd toen hem bleek dat de cocaïne mogelijk niet door [medeverdachte 1] ten behoeve van verdachte zou worden verkocht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verweer van de raadsman dient te worden verworpen. Ten aanzien van de feiten 4, 5 en 6 onder parketnummer 10/000035-04 De raadsman heeft betoogd dat verdachte wel in de woning aan de [adres] [huisnummer] kwam maar dat dit niet zijn woning was. Dat in deze woning wapens en verdovende middelen zijn aangetroffen kan volgens de raadsman dan ook niet aan verdachte worden verweten. Op grond hiervan dient verdachte naar de opvatting van de raadsman te worden vrijgesproken van het voorhanden en/of aanwezig hebben van de aangetroffen wapens en verdovende middelen. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende. Volgens vaste rechtspraak is bij het beantwoorden van de vraag of een verdachte op goede gronden kan worden verweten goederen als wapens en verdovende middelen opzettelijk voorhanden en/of aanwezig te hebben gehad, van belang of betrokkene zich in meerdere of mindere mate daarvan bewust moet zijn geweest, dan wel zich daarvan bewust behoorde te zijn. De rechtbank overweegt allereerst dat het verblijf van verdachte in de woning aan de [adres] minder beperkt was dan de raadsman heeft aangevoerd. Vaststaat dat verdachte zich bij de verhuurder van deze woning heeft gemeld met de mededeling dat hij voorlopig als zaakwaarnemer voor de huurder (door hem aangeduid als [x 1]) de huur zou betalen en in de woning zou verblijven. Verdachte betaalde de huur steeds drie maanden vooruit. Uit een overzicht van tapgesprekken over de periode half maart tot en met eind april 2004 blijkt dat verdachte met enige frequentie vanuit dit adres personen opbelde en ook mensen naar dit adres liet komen. Ook heeft hij een storingsmonteur laten komen om een mankement aan de centrale verwarming te laten verhelpen. Voorts heeft hij regelmatig vanaf dit adres telefonisch contact gehad met de verhuurder en heeft hij via de verhuurder een (extra) parkeerplaats bij de [adres] gekregen. Eén keer per week kwam iemand het huis schoonmaken. De betreffende schoonmaakster heeft verklaard de verdachte ongeveer om de andere week te hebben gezien als zij in de woning was. Ook gaf verdachte aan haar kleding voor de was. Voor wat betreft het verweer van de raadsman dat ook anderen toegang hadden tot de woning aan de [adres] [huisnummer] overweegt de rechtbank dat de verhuurder en de schoonmaakster hebben verklaard dat zij, gelet op het interieur, de stellige indruk hadden dat verdachte daar alleen woonde. Beiden hebben verklaard dat zij enkele keren een vriend van verdachte, die zich [x 2] noemde, in het pand hebben gezien. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat deze [x 2] niets te maken heeft met de aangetroffen wapens en verdovende middelen en dat de wapens van een ander zijn. Verdachte heeft zich niet expliciet willen uitlaten over wie overigens toegang tot zijn woning zou(den) hebben. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [adres] [huisnummer] wel degelijk als verblijfplaats van verdachte diende, zodat het verweer van de raadsman dient te worden verworpen. Daarnaast overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat de woning overzichtelijk is ingedeeld. In de woning is een aantal attributen aangetroffen die onmiskenbaar te maken hebben met de handel in verdovende middelen. Op al deze attributen (o.a. weegschaal, zeven, vacuümmachine) zijn sporen van cocaïne aangetroffen. Gelet op de plaatsen in de woning waar de verdovende middelen en de wapens zijn aangetroffen en in samenhang met hetgeen hiervoor is overwogen, moet het naar het oordeel van de rechtbank als uiterst onwaarschijnlijk worden aangemerkt dat verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen en wapens. Daaraan voegt de rechtbank toe dat uit het dossier van verdachte gebleken is dat verdachte connecties heeft in de wereld van de verdovende middelenhandel. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman. Ten aanzien van het tenlastegelegde onder parketnummer 10/601124-05 De raadsman heeft er op gewezen dat er in casu geen partij xtc-pillen is aangetroffen en dat er geen rapport is van het Nederlands Forensisch Instituut waaruit blijkt om welke pillen het gaat en wat de inhoud daarvan is. Uit niets blijkt derhalve dat in de betreffende partij pillen de stof MDMA zou hebben gezeten, dan wel een andere stof voorkomende op lijst I, behorende bij de Opiumwet. Aangezien de in het spraakgebruik als xtc-pillen aangeduide pillen, behalve aan MDMA, MDA of MDAA, ook aan andere al dan niet op de bij de Opiumwet behorende lijst I vermelde stoffen haar werking kan ontlenen, kan niet worden vastgesteld om welke middelen het in casu gaat. Derhalve dient verdachte, aldus de raadsman, hiervan te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende. Verdachte [medeverdachte 2] verklaart dat verdachte [medeverdachte 3] spullen van iemand had genomen en verkocht had aan persoon X. Het bleek later rotzooi te zijn en nu zat deze persoon X achter [medeverdachte 3] aan. Met spullen bedoel ik, zegt [medeverdachte 2], xtc-pillen. Voorts verklaart [medeverdachte 2] dat [medeverdachte 3] hem had verteld dat iemand hem 200 nieuwe 180-ers moet geven. Desgevraagd zegt [medeverdachte 2] dat daarmee bedoeld is 200.000 pillen met 180 inhoud. [medeverdachte 3] zei ook, aldus [medeverdachte 2], dat de eerder geleverde xtc niet was wat hij dacht. In een gesprek tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zegt [medeverdachte 3] dat hij niet nog een keer rotzooi durft te sturen en dat, als die erkies goed waren geweest, ze al doekoe hadden gehad. Ook verklaart [medeverdachte 2] dat [medeverdachte 3] de pillen heeft opgehaald bij de flat waar ze eerder waren geweest. In een gesprek tussen [medeverdachte 3] en verdachte [medeverdachte 4] zegt [medeverdachte 3] dat hij die boy die hem die erkies heeft gegeven een aardige gozer vindt. De rechtbank merkt op dat uit de diverse verklaringen in onderlinge samenhang bezien, het versluierd taalgebruik en de omstandigheden waarin dat wordt gebezigd, kan worden afgeleid dat daar waar sprake is van erkies, xtc-pillen worden bedoeld. Voor wat betreft de vraag of de betreffende xtc-pillen de werkende stof MDMA bevatten overweegt de rechtbank het volgende. Vaststaat dat het dossier geen NFI-rapport bevat waaruit zou kunnen blijken wat de samenstelling was van de partijen xtc-pillen. Wel zijn er verklaringen in het dossier die betrekking hebben op de samenstelling van de xtc-pillen en werkzame stoffen daarin. Zo heeft [medeverdachte 3] het volgens [medeverdachte 2] over 120 mg die de pillen van de eerste levering zouden moeten inhouden, terwijl de afnemers van deze pillen zeiden dat het nog niet eens 70 was. Ik denk, aldus verklaart [medeverdachte 2], dat hij daarmee bedoelde de hoeveelheid MDMA in een xtc-pil. [medeverdachte 3] zei ook tegen [medeverdachte 2] dat hij die deal had gesloten zonder de xtc te testen. Ook zei [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 2] dat iemand hem 200 nieuwe 180-ers moet geven. In een gesprek tussen [medeverdachte 3], [x 3] en een onbekend gebleven persoon wordt gezegd dat [medeverdachte 3] nieuwe pillen krijgt als er geen 140 in zit. In een gesprek tussen [medeverdachte 3] en een onbekend gebleven persoon zegt [medeverdachte 3] die nieuwe 200.000 ook op krediet te hebben genomen en dat die anderen als 100 waren geslagen, maar uitkwamen op 78/76 en dat hij nu toppers heeft. De rechtbank overweegt voorts dat in het ambtsedig proces verbaal d.d. 4 april 2005 (nr. PL 1509/2004/147-N) van Bureau Recherche Expertise Wapens, Explosieven en Narcotica van Politie Haaglanden door de rapporterend inspecteur van politie wordt opgemerkt dat het hem bekend is dat met aanduidingen als 46, 68, 76, 140, 160, 180, 200 milligram wordt gedoeld op de werkzame stof in xtc-pillen. Deze aanduidingen geven de sterkte van de xtc-pillen aan. De verschillen worden veroorzaakt door de hoeveelheid die toegevoegd wordt als werkzame stof (MDMA). De rapporterend inspecteur wijst er bovendien op dat de in de gesprekken tussen verdachten in deze zaak genoemde bedragen overeenkomen met de hem bekende bedragen in de handel van MDMA. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan de rechtbank tot geen ander oordeel komen dat wettig en overtuigend bewezen is dat het in casu ging om xtc-pillen met als werkzame stof MDMA. Het verweer van de raadsman dient derhalve te worden verworpen. 5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Het bewezen verklaarde levert op: T.a.v. parketnummer 10/601124-05 1) MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2 ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD. T.a.v. parketnummer 10/000035-04 1) OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2 ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD; 3) BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT; 4) HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE; 5) HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN WAPEN VAN CATEGORIE II EN HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE; 6) HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE; 7) OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2 ONDER C VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD. [I1] 6. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7. De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid 7.1 Strafmotivering De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het verkopen, verstrekken en/of afleveren van een aanzienlijke hoeveelheid xtc-pillen en een kilo cocaïne. Ook heeft verdachte een hoeveelheid cocaïne in zijn woning voorhanden gehad. Door aldus te handelen heeft verdachte deelgenomen en aanzienlijk bijgedragen aan de instandhouding van de markt van harddrugs. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid en tevens dat dit direct en indirect een oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. Mede gelet op de grootte van de partij pillen kan aannemelijk worden geacht dat deze partij voor de uitvoer bestemd was. Door mee te werken aan de internationale verspreiding van verdovende middelen wordt de slechte naam die Nederland internationaal heeft opgebouwd als producent en leverancier van XTC bevestigd. Daarnaast heeft verdachte een vuurwapen met bijbehorende munitie en zelfs een handgranaat voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van dergelijke zeer zware en gevaarlijke wapens (met daarbij behorende munitie) brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat zeker in het drugsmilieu waarin verdachte opereerde het bezit van vuurwapens regelmatig tot het gebruik daarvan leidt, met alle risico's van dien voor betrokkenen, doch ook voor toevallig aanwezige derden. De activiteiten van verdachte, zoals hierboven genoemd, vormen een ernstig gevaar voor de maatschappij en hebben daarop een ondermijnende werking. Het feit dat verdachte in staat is om binnen korte tijd anderen te voorzien van grote hoeveelheden harddrugs, hij in zijn woning beschikt over zware vuurwapens, munitie en dealerbenodigdheden, hij in zijn handel grove bedreigingen niet schuwt wanneer anderen hem niet betalen en hij daarbij in staat blijkt te zijn anderen te mobiliseren om die bedreigingen kracht bij te zetten, brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte in het drugsmilieu een aanzienlijke rol van betekenis speelt. Deze rol van verdachte weegt de rechtbank mee in haar oordeel omtrent de op te leggen straf. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur dient te worden opgelegd. De rechtbank houdt bij haar oordeelsvorming omtrent de duur daarvan rekening met de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter terechtzitting gebleken, alsmede met het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte d.d. 14 februari 2006, waaruit onder andere is gebleken dat verdachte zeer recent nog in aanraking is gekomen met justitie ter zake van overtreding van de Wet Wapens en Munitie en bovendien eerder ernstige geweldsdelicten heeft gepleegd. De rechtbank heeft goede nota genomen van de ziekte waaraan verdachte lijdt en van de beperkingen die deze ziekte voor hem meebrengt. De ziekte van verdachte weerhoudt de rechtbank er echter niet van een langdurige gevangenisstraf op te leggen, nu verdachte, op grond van de stukken en hetgeen hieromtrent ter terechtzitting aan de orde is gekomen, niet detentieongeschikt is en er in de penitentiaire inrichting waarin hij thans verblijft bovendien voldoende op hem toegesneden zorg voorhanden is. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur dient te worden opgelegd. De rechtbank overweegt dat de op te leggen straf lager is dan door de officier van justitie is geëist. Deze beslissing houdt niet alleen verband met de beoordeling van de rechtbank van de ernst van het feit en de persoon van de verdachte, maar is tevens gelegen in het streven van de rechtbank naar een juiste verhouding in de strafoplegging tussen verdachte en medeverdachten in het Venex-onderzoek, van welk onderzoek de strafzaak van verdachte deel uitmaakt. De rechtbank ziet, gelet op de hoogte en vorm van de hierna te noemen vrijheidsstraf, geen aanleiding tevens een geldboete op te leggen, zoals door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal daarnaast, ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten op de parallelle dagvaarding, de gevangenneming van verdachte bevelen, welk bevel afzonderlijk zal worden geminuteerd. 7.2. Overige beslissingen 7.2.1 De onttrekking aan het verkeer De rechtbank is van oordeel, dat de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten: - 1 zakje wit poeder (M1405-02); - 2 ponypacks wit poeder(M1405-02); - 11 pilletjes(M1405-02); - 2 blauwe etuis met wit poeder (M1502-01), aan het verkeer onttrokken dienen te worden verklaard, op grond van het bepaalde in artikel 13a van de Opiumwet. De rechtbank is van oordeel, dat de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten: - zwart pistool merk Glock (M1301-02); - tasje (Taylor) met 18 losse scherpe patronen (M1301-02); - twee patroonhouders met ieder 10 patronen (M1301-02); - handgranaat (M1301-03); - 1 x 9mm patroon (1502-02), aan het verkeer onttrokken dienen te worden verklaard, nu het ongecontroleerd bezit van dergelijke wapens en munitie in strijd is met de wet. 7.2.2 De verbeurdverklaring De rechtbank is van oordeel, dat de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten: - vacuümmachine + zakken (M0101-01); - geld telmachine (magner) (M1101-01); - geld telmachine (IMD) (M1101-02); - weegschaal (SW-serie) (M1101-03); - sealzakken (nieuw) (M1101-04); - sealzakken (gebruikt) (M1101-05); - papieren tas + verpakkingsmateriaal (M1101-06); - twee zeven (gebruikt) (M1101-07), verbeurd dienen te worden verklaard, nu met behulp van deze voorwerpen enkele van de onder 4.2. vermelde feiten zijn begaan of voorbereid. 7.2.3 Teruggave De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten: - paspoort [xx] (M1401-01); - rijbewijs [xxx] (M1401-02), dienen te worden terug gegeven aan de verstrekker omdat het be[medeverdachte 4] van strafvordering zich daar niet tegen verzet. 8. De toepasselijke wettelijke voorschriften De opgelegde straffen zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften: artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 285 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 2, 10, 10a en 13a van de Opiumwet en artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie. 9. De beslissing De rechtbank verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 (parketnummer 10/000035-04) ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis; verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert; verklaart de verdachte hiervoor strafbaar; veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot: een GEVANGENISSTRAF voor de duur van VEERTIG MAANDEN; beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; verklaart onttrokken aan het verkeer - 1 zakje wit poeder; - 2 ponypacks wit poeder; - 11 pilletjes; - 2 blauwe etuis met wit poeder; - zwart pistool merk Glock; - tasje (Taylor) met 18 losse scherpe patronen; - twee patroonhouders met ieder 10 patronen; - handgranaat; - 1 x 9mm patroon; verklaart verbeurd: - vacuümmachine + zakken; - geld telmachine (magner); - geld telmachine (IMD); - weegschaal (SW-serie); - sealzakken (nieuw); - sealzakken (gebruikt); - papieren tas + verpakkingsmateriaal; - twee zeven (gebruikt); gelast de teruggave aan verstrekker van: - paspoort [xx]; - rijbewijs [xxx]. Dit vonnis is gewezen door: mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter, mr. P.L. van Dijke en mr. dr. C.J. van der Wilt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.K. Magnin, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 mei 2006.