Jurisprudentie
AW7724
Datum uitspraak2006-05-04
Datum gepubliceerd2006-05-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/635072-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-05-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/635072-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
Veroordeling tot voorwaardelijke geldboetes inzake actievoerders bomenkap in de Schinveldse bossen.
Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/635072-06
Datum uitspraak: 4 mei 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2006 bij verstek gewezen door de politierechter in de zaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
wonende te [adres verdachte].
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
Primair:
hij in of omstreeks de periode 9 januari tot en met 10 januari 2006 te Schinveld, gemeente Onderbanken, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 5 van de verordening van de burgemeester van de gemeente Onderbanken de dato 2 januari 2006 ten behoeve van de handhaving van de openbare orde en de beperking van gevaar voor personen, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift (middels een megafoon) gedaan door een commandant van de
Koninklijke Marechaussee en/of (mondeling) gedaan door [D.] (wachtmeester) en/of [J.] (tweede luitenant), beiden wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee, die was (waren) belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was (waren) belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte opzettelijk niet voldaan aan het bevel of vordering van genoemde ambtena(a)r(en), om zich uit het in dat artikel 5
bedoelde gebied te verwijderen;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 9 januari 2006 tot en met 10 januari 2006 te Schinveld, gemeente Onderbanken, artikel 1 van de verordening, door de burgemeester van de gemeente Onderbanken in buitengewone omstandigheden, te weten de dreiging van ernstige wanordelijkheden bij gelegenheid van het kappen van een deel van het natuurgebied "In de Roet", uitgevaardigd en afgekondigd, heeft overtreden, immers heeft hij zich bevonden in het gebied als gearceerd op de kaart gevoegd bij bovengenoemde verordening.
2.
hij, op of omstreeks 10 januari 2006, te Schinveld, gemeente Onderbanken, niet heeft voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht.
De bewezenverklaring
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.primair:
hij in de periode van 9 januari 2006 tot en met 10 januari 2006 te Schinveld, gemeente Onderbanken, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, krachtens artikel 5 van de verordening van de burgemeester van de gemeente Onderbanken de dato 2 januari 2006 ten behoeve van de handhaving van de openbare orde en de beperking van gevaar voor personen (middels een megafoon) gedaan door een commandant van de Koninklijke Marechaussee en/of mondeling gedaan [D.] (wachtmeester) en/of [J.] (tweede luitenant) van de Koninklijke Marechaussee, die was (waren) belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was (waren) belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte opzettelijk niet voldaan aan het bevel van genoemde ambtena(a)r(en), om zich uit het in dat artikel 5 bedoelde gebied te verwijderen;
2. hij, op 10 januari 2006, te Schinveld, gemeente Onderbanken, niet heeft voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht.
De partiële vrijspraak
De politierechter acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de politierechter, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit welk moet worden gekwalificeerd als volgt:
1. primair
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
2.
niet voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte:
ter zake van feit 1 onder primair zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 240,00 subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis en ter zake van feit 2 tot een geldboete van € 50,00 subsidiair 1 dag.
De politierechter heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de politierechter in verband met de op te leggen straf het volgende.
Verdachte heeft een vreedzame daad willen stellen tegen de voorgenomen bomenkap. Daartoe heeft hij zich in het verboden gebied begeven om aldaar van zijn afkeuring blijk te geven. Omdat verdachte dat deed samen met een groot aantal gelijkgestemden hebben de demonstranten daarmee ruime aandacht gekregen voor hun standpunt, niet in de laatste plaats van de media. Zou verdachte op voorhand kenbaar hebben gemaakt dat hij, en zijn mededemonstranten, zich op eerste vordering zouden verwijderen, was die aandacht ongetwijfeld veel geringer geweest.
Zo is deze opstelling van verdachte, hoezeer een overtreding van het tenlastegelegde wetsartikel, ook een zeer effectief middel om aandacht te krijgen voor het standpunt dat hij wil uitdragen. Dat aspect laat de Politierechter nadrukkelijk ten gunste van verdachte meewegen bij de vraag wat een passende straf is.
Verder staat vast dat door verdachte op geen enkele wijze verzet is gepleegd tegen de Marechaussee. Nadat hij is vastgepakt is hij met de Marechaussee het bos uitgegaan, waarbij hij deze op geen enkele wijze heeft belemmerd in de uitvoering van haar werk.
Ook dat laat de Politierechter ten gunste van verdachte meewegen.
Vorenstaande omstandigheden zijn voor de Politierechter aanleiding de door de officier van justitie gevorderde geldboetes geheel voorwaardelijk op te leggen.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 62, 184 en 447e van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De politierechter
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt verdachte voor het hiervoor onder 1 primair bewezenverklaar-de tot een geldboete van 240,00 euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen;
- veroordeelt verdachte voor het hiervoor onder 2 bewezenverklaar-de tot een geldboete van 50,00 euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag;
- beveelt, dat de opgelegde geldboetes, groot 240,00 euro en 50,00 euro, niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. B.W.J. Colen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 mei 2006.