Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV6869

Datum uitspraak2006-03-27
Datum gepubliceerd2006-03-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers18/053047-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Onthouden van de nodige verzorging van dieren. Conclusies van dierenartsen, dat de dieren in deerniswekkende toestand verkeerden, voldoende onderbouwd en bruikbaar voor bewijs.


Uitspraak

ECHTBANK GRONINGEN sector strafrecht parketnummer: 18/053047-04 datum uitspraak: 27 maart 2006 op tegenspraak raadsvrouw: mr. C.A. van Kooten-de Jong Vonnis van de politierechter in de rechtbank te Groningen, in de zaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [adres]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 juli 2005, 7 november 2005, 6 januari 2006 en 13 maart 2006. Op verzoek van de toenmalige raadsman van verdachte is de behandeling op 4 juli 2005 en 7 november 2005 aangehouden. De zaak is op 6 januari 2006 en 13 maart 2006 inhoudelijk behandeld. Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat 1. hij op of omstreeks 15 en/of op of omstreeks 22 december 2004, te [plaats], althans in de gemeente Slochteren, opzettelijk niet heeft voldaan aan een vordering, krachtens artikel 18 lid 1 van de Wet op de Economische Delicten, althans enig voorschrift van voornoemde wet, gedaan door een opsporingsambtenaar, immers - heeft de districtsinspecteur van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming, [verbalisant 1], op 15 december 2004 en/of - heeft/hebben hoofdagent(en) van de Regiopolitie Groningen [verbalisant 2] en/of hoofdagent [verbalisant 3], op 22 december 2004 van hem, verdachte, krachtens artikel 18 lid 1 van de Wet op de economische delicten, de uitlevering gevorderd van een aantal paspoorten van paarden en/of pony's, aan welke vordering(en) verdachte toen aldaar opzettelijk niet heeft voldaan; art 26 Wet op de economische delicten 2. hij op of omstreeks het tijdvak van februari t/m december 2004, in de gemeente Slochteren, zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij (een) dier(en), te weten 17, althans een aantal, paarden en/of pony's, pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of welzijn van dat/die dier(en) heeft benadeeld, immers heeft hij toen aldaar die paarden en/of pony's welke te mager en/of ondervoed waren, althans in een slechte/matige conditie verkeerden, te weinig (voedselrijk) voedsel verstrekt en/of geen, althans onvoldoende, (diergeneeskundige) hulp/verzorging verstrekt en/of doen verstrekken; art 36 lid 1 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat hij in of omstreeks de periode van februari t/m december 2004, te [plaats], althans in de gemeente Slochteren, als houder van een of meer dieren, te weten 17, althans een aantal, paarden en/of pony's, aan dat/die dier(en) de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft hij toen aldaar die paarden en/of pony's welke te mager en/of ondervoed waren, althans in een slechte/matige conditie verkeerden, te weinig (voedselrijk) voedsel verstrekt en/of geen, althans onvoldoende (diergeneeskundige) hulp/verzorging verstrekt en/of doen verstrekken; art 37 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren 3. hij op of omstreeks het tijdvak van februari t/m december 2004, in de gemeente Slochteren, zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij (een) dier(en), te weten 7, althans een aantal, honden, pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of welzijn van dat/die dier(en) heeft benadeeld, immers heeft hij toen aldaar die honden, welke vermagerd waren, onvoldoende (voedselrijk) voedsel verstrekt en/of onvoldoende (diergeneeskundig) verzorgd; art 36 lid 1 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat hij in of omstreeks de periode van februari t/m december 2004, te [plaats], althans in de gemeente Slochteren, als houder van een of meer dieren, te weten 7, althans een aantal, honden, aan dat/die dier(en) de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft hij toen aldaar die honden, welke vermagerd waren, onvoldoende (voedselrijk) voedsel verstrekt en/of onvoldoende (diergeneeskundig) verzorgd; art 37 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren De politierechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden Blijkens het proces-verbaal met nummer LID/13-12-2004 15:00/APBL (sluitingsdatum 29 december 2004) zijn op 13 februari 2004, 20 april 2004 en 29 september 2004 door de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (hierna: LID) controles uitgevoerd op het bedrijf van verdachte, naar aanleiding van meldingen dat paarden/pony's op dat bedrijf slecht zouden worden verzorgd. Op verzoek van de LID heeft de eigen dierenarts van verdachte, [dierenarts 1] te Schildwolde, op 18 oktober 2004 het bedrijf van verdachte geïnspecteerd. In het strafdossier bevindt zich een verklaring van 16 december 2004 van dierenarts [dierenarts 1], waarin deze over zijn bevindingen op 18 oktober 2004 het volgende vermeldt: "De paarden, die gehuisvest waren in de grote schuur zagen er voldoende goed uit, boxen waren schoon en voldoende gestrooid. De paarden, die gestald waren op de deel (de 'hengstenafdeling') waren te schraal, boxen waren schoon en voldoende gestrooid. Gesproken met mevr. [vrouw van verdachte] over ontwormen, volgens verklaring van mevr. [vrouw van verdachte] was dat gedaan. Verder was het advies om deze groep wat krachtvoer te gaan bijvoeren." Bij brief van 25 november 2004 heeft [verbalisant 4], directeur van de LID, aan verdachte het volgende bericht. "Op 29 september jongstleden is door de heer [verbalisant 1], districtsinspecteur van de LID een onderzoek ingesteld naar het welzijn van uw paarden en pony's. Tijdens deze controle heeft de inspecteur geconstateerd dat enkele paarden en een Shetlander te mager waren. Waarschijnlijk als gevolg van te weinig voedsel en/of het niet juist ontwormen van de dieren. Met u is afgesproken dat de inspecteur uw eigen dierenarts, de heer [dierenarts 1] te [plaats], in kennis zou stellen van voornoemde bevindingen. Rond 19 oktober heeft dierenarts [dierenarts 1] op uw bedrijf een inspectie gehouden. Hierbij constateerde hij dat enkele paarden aan de magere kant waren. Ook heeft hij u enkele adviezen gegeven over het voeren, bijvoorbeeld het bijvoeren met brok. Tevens heeft hij adviezen gegeven over het ontwormen van de paarden/pony's. Op korte termijn zal door de inspecteur een hercontrole bij u worden uitgevoerd. Mocht dan blijken dat de huidige situatie niet is verbeterd, dan zal mogelijk strafrechtelijk tegen u worden opgetreden. (..)" Gebleken is dat deze hercontrole heeft plaatsgevonden op 13 december 2004. Op diezelfde dag zijn onder verdachte 17 paarden/pony's en zes honden in beslag genomen. Blijkens het proces-verbaal van het op 13 december 2004 afgenomen verhoor van verdachte, heeft verdachte op 13 december 2004 afstand gedaan van vijf van de zes honden. Voorts is op 15 december 2004 onder verdachte 1 hond (een boerboel) in beslag genomen. Op 17 december 2004 is door het openbaar ministerie ten aanzien van 16 van de 17 in beslag genomen paarden/pony's een machtiging tot vervreemding ex artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering verleend. Blijkens een aantekening op de verleende machtiging geldt de machtiging niet voor de Groningerhengst [naam hengst] (chipnummer [chipnummer]). Eveneens op 17 december 2004 is een dergelijke machtiging verleend ten aanzien van de zes op 13 december 2004 in beslag genomen honden. Ten slotte is op 30 december 2004 een dergelijke machtiging verleend ten aanzien van de op 15 december 2004 in beslag genomen boerboel. In het strafdossier bevindt zich een proces-verbaal van het op 13 december 2004 afgenomen verhoor, als getuige/deskundige, van [dierenarts 2], dierenarts te [plaats]. In dat proces-verbaal is vermeld dat voornoemde [dierenarts 2], op verzoek van de LID, op 13 december 2004 op de boerderij van verdachte een aantal paarden, pony's en honden heeft onderzocht. In dat proces-verbaal is als verklaring van dierenarts [dierenarts 2] opgenomen: "Totaal heb ik er 27 [paarden/pony's] onderzocht, daarvan waren 17 duidelijk te mager en/of ondervoed. De volgende verwaarloosde dieren werden door mij aangetroffen. (..) Ik vind dit een zorgelijke situatie. De dieren zijn opvallend mager en meerdere daarvan hebben sterk afgenomen bespiering. Ook zie ik dikke buiken, mogelijk door langdurig eenzijdig voedsel en/of wormbesmetting. De vermagering is naar mijn mening ontstaan door onvoldoende voeding en/of onvoldoende ontwormen. (..) Ook zag ik enkele honden. De zwarte honden en een grotere bruine hond waren zeer mager. Dit is niet acceptabel en volstrekt onnodig. (..) Aan ten minste 17 paarden/pony's en ten minste 6 honden is de nodige verzorging zeer duidelijk onthouden. Het aanwezige kuilvoer is van matige kwaliteit met een beperkte voedingswaarde. De kuil is gemaakt van gras in een vergevorderd groeistadium en bevat veel houtige bestanddelen. In ieder geval is bijvoer noodzakelijk." Vervolgens zijn, op verzoek van de LID, op 14 december 2004 de in beslag genomen 17 paarden/pony's onderzocht door [dierenarts 3], dierenarts te [plaats]. Het onderzoek heeft plaatsgevonden bij de bewaarder. In het proces-verbaal dat is opgemaakt van het op 14 december 2004 afgenomen verhoor, als getuige/deskundige, van dierenarts [dierenarts 3] is als zijn verklaring opgenomen: "Deze 17 paarden/pony's zijn allemaal erg tot zeer ernstig vermagerd, hoogstwaarschijnlijk ten gevolge van geen adequate voeding en een maag-/ darmwormen infectie. Een Shetlander is besmet met luis. Een aantal dieren hebben te lange hoeven en zijn kennelijk niet tijdig bekapt. Een zogende merrie is ernstig vermagerd en heeft oedeem onder haar buik. Van vier paarden/pony's heb ik bloed afgetapt voor nader onderzoek. Dit zijn allemaal paarden of pony's met extreem dikke buiken. Dit kan wijzen op een ernstige maag-/ darmworm besmetting. Gelet op de zeer slechte conditie van deze 17 paarden/pony's ben ik van mening dat de nodige verzorging door de eigenaar c.q. verzorger onthouden is." Voorts zijn, op 16 december 2004, door [dierenarts 4], dierenarts te [plaats], de in beslag genomen zeven honden (waaronder de boerboel) onderzocht. In een schriftelijke verklaring d.d. 16 december 2004, welke zich in het strafdossier bevindt, geeft voornoemde [dierenarts 4] van elk van de honden een afzonderlijke omschrijving van de conditie. Dierenarts [dierenarts 4] concludeert als volgt: "Eindconclusie: voor al deze 7 honden geldt dat ze de broodnodige voeding en verzorging zijn onthouden. Dit blijkt pas als je de dieren vastpakt en betast, want de halflange vacht maskeert een hoop van de ellende die eronder zit." Ter terechtzitting van 6 januari 2006 heeft dierenarts [dierenarts 2], als getuige-deskundige, verklaard dat hij twintig jaar dierenarts is. Voorts heeft hij ter terechtzitting onder meer verklaard dat niet gebruikelijk is dat, bij een onderzoek als verricht op 13 december 2004 op het bedrijf van verdachte, van de paarden bloed wordt afgenomen. Er wordt bloed afgenomen indien sprake is van een ziek dier. Er was geen aanleiding om in dit geval bloed af te nemen, aldus dierenarts [dierenarts 2] ter terechtzitting. Ter terechtzitting van 6 januari 2006 zijn aan dierenarts [dierenarts 2] de foto's getoond (in totaal 8 fotobladen) die als bijlage zijn gevoegd bij het proces-verbaal d.d. 29 december 2004. De foto's laten paarden/pony's en honden zien. In het proces-verbaal is vermeld dat dit foto's zijn van de in beslag genomen paarden/pony's en honden. Naar aanleiding van deze foto's heeft dierenarts [dierenarts 2] ter terechtzitting verklaard dat hij zich herinnert dat hij paarden in de conditie als zichtbaar op de foto's heeft gezien. De paarden op de foto's zien eruit als sterk vermagerd. Op grond van de foto's kan hij geen conclusies trekken. Voor conclusies is het nodig, de paarden te voelen, aldus dierenarts [dierenarts 2] ter terechtzitting. Standpunt van verdachte Verdachte heeft zich verweerd tegen het verwijt dat hij zonder redelijk doel de gezondheid van de in beslag genomen paarden/pony's en honden heeft benadeeld dan wel dat hij aan de paarden/pony's en honden de nodige verzorging heeft onthouden. Daartoe heeft verdachte allereerst de bedrijfssituatie geschetst. In 2000 is verdachte in [plaats] een dekstation gestart, gespecialiseerd in het Groningerpaard. In 2003 is verdachte arbeidsongeschikt geworden na een trap van een paard (inmiddels is hij volledig arbeids-ongeschikt). Sindsdien helpen vrijwilligers in ruime mate mee op het bedrijf. De inbeslagname van de paarden en honden en de negatieve publiciteit die hiermee gepaard ging, heeft het bedrijf klanten gekost. Zonder de dekhengst [naam hengst] - de parel van het bedrijf - is het bedrijf ten dode opgeschreven. Verdachte heeft aangevoerd dat hij zijn paarden en honden in de periode van februari 2004 tot en met december 2004 op juiste en afdoende wijze voorzag van voer en water. Dat doet hij ook thans. De paarden werden goed verzorgd. Zij werden op juiste wijze ontwormd. De hoefsmid en de dierenarts kwamen langs, indien nodig. Er was (en is) verdachte veel aan gelegen om de paarden goed te verzorgen mede omdat zij het visitekaartje van het dekstation zijn. De paarden waarmee verdachte fokt zijn hoofdzakelijk Groningerpaarden, in het bijzonder het sporttype. Dit is een rank en slank type. Paarden die tot dit type behoren moeten niet te snel als mager worden aangeduid, gelet op hun natuurlijke bouw. Onder de inbeslaggenomen paarden waren drie zorgpaarden. Deze zorgpaarden zagen er door hun specifieke voorgeschiedenis weliswaar niet optimaal uit, maar waren wel degelijk gezond. Ook de honden werden goed verzorgd. Twee honden (pups) waren niet sterk. Eén van deze pups had een oogbeschadiging waarvoor de pup werd behandeld. De honden mochten vrij buiten lopen en lagen graag in de paardenbak. Daardoor waren hun vachten doffer, maar dit zegt niets over hun gezondheid. Op het moment van de inbeslagname zoogde de boerboel haar pups. Een zogende hond ziet er magerder en ingevallen uit. Haar pups zijn niet in beslag genomen en verkeerden in goede gezondheid. Als de boerboel ziek was geweest, dan zouden ook de pups het slecht hebben gedaan, aldus verdachte. Ten aanzien van het proces-verbaal d.d. 29 december 2004 met daarin vermeld de waarnemingen van verbalisant [verbalisant 1] en (voor zover het de hercontrole op 13 december 2004 betreft) verbalisant [verbalisant 5] en de door de dierenartsen [dierenarts 2], [dierenarts 3] en [dierenarts 4] afgelegde verklaringen, heeft verdachte allereerst gesteld dat die stukken op onrechtmatige wijze zijn verkregen. Daartoe heeft verdachte gesteld dat de paarden op de deel staan in de stalling die aan de woning vastzit. De deel moet worden gezien als onderdeel van de woning van verdachte. De opsporingsambtenaren hebben de deel betreden zonder voorafgaande vereiste machtiging. Daarom mogen deze stukken niet voor het bewijs worden gebruikt, aldus verdachte. Indien evenwel zou worden geoordeeld dat wèl sprake is van rechtmatig verkregen bewijs, dan is verdachte van mening dat aan de verklaring van verbalisant [verbalisant 1] geen waarde kan worden gehecht, nu hij niet deskundig is op het gebied van paarden(-ziektes) en honden(-ziektes). Ten aanzien van de verklaringen van de drie dierenartsen heeft verdachte gesteld dat de door hen verrichte onderzoeken summier en onvolledig zijn geweest. Met (de resultaten van) die onderzoeken is het vereiste causale verband tussen de situatie van de paarden en de oorzaak ervan niet vastgesteld. Ten aanzien van de zich in het strafdossier bevindende foto's van de paarden en de honden, heeft verdachte naar voren gebracht dat die foto's op een zodanige wijze zijn genomen dat het voor hem niet mogelijk is om goed vast te stellen of het inderdaad zijn paarden en honden zijn. Daarbij komt dat is nagelaten om bij de foto's het chipnummer van het paard te vermelden. Verdachte heeft er verder op gewezen dat de wijze waarop de inbeslagname heeft plaatsgevonden, voor hem en zijn gezin schokkend is geweest. Paarden zijn bij het in- dan wel overladen ten val gekomen. Verdachte meent dat er bij het transport, onder leiding van de LID, sprake was van dierenmishandeling. Verdachte meent dat hij het slachtoffer is geworden van afgunst van zekere personen in de paardenwereld die het oog hebben laten vallen op zijn fokkerij. Verdachte stelt dat hij sterke aanwijzingen heeft dat die personen de LID herhaalde malen hebben aangespoord om over te gaan tot inbeslagname van de paarden. Verdachte meent dat de LID aan die personen heeft laten weten dat er op maandag 13 december 2004 een hercontrole op zijn bedrijf zou zijn, gevolgd door inbeslagneming van de dieren. Verdachte meent verder dat de omstandigheid dat een leverancier van voer, genaamd [naam], op vrijdag 10 december 2004 op verdachte's bedrijf is geweest en de hooischuur heeft leeggehaald, rechtstreeks verband houdt met de op maandag 13 december 2004 geplande hercontrole. Door die actie van [naam] was er die maandag weinig voer op het bedrijf aanwezig. Ten aanzien van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde heeft verdachte gesteld dat op 15 december 2004 door verbalisant [verbalisant 1] aan hem is verzocht om afgifte van de paardenpaspoorten. Naar de mening van verdachte waren de paspoorten niet van belang voor het onderzoek, zodat in de visie van verdachte redelijkerwijs afgifte ervan niet was vereist. Bovendien speelden emoties verdachte parten. Op 22 december 2004 is andermaal verzocht om afgifte van de paspoorten. Verdachte was op dat moment nog steeds zó verbolgen over de gang van zaken bij de inbeslagname, dat hij afgifte weigerde. Van opzet was hierbij geen sprake. Verdachte heeft er verder nog op gewezen dat de paarden waren gechipt. Het feit dat verdachte de paspoorten niet heeft afgestaan heeft ook niet in de weg gestaan aan verkoop van de zestien paarden. De politierechter overweegt ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde als volgt: De politierechter zal allereerst ingegaan op het beroep op onrechtmatige bewijsvergaring. Dat beroep wordt verworpen. Voor de stelling dat de deel moet worden gezien als onderdeel van de woning van verdachte, heeft de politierechter in het strafdossier geen enkel aanknopingspunt gevonden. Ook overigens is niet gebleken dat de deel, gezien de feitelijk aangetroffen situatie, op enigerlei wijze was aan te merken als woning waar zich daadwerkelijk privé-huiselijk leven afspeelde. Daarom was een voorafgaande schriftelijke machtiging voor het binnentreden in een woning niet vereist. Vrijspraak De politierechter acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair en onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Daartoe overweegt de politierechter dat naar haar oordeel uit de bewijsmiddelen onvoldoende is af te leiden ten aanzien van welke dieren in concreto sprake zou zijn van zodanig ernstige verwaarlozing dat bij die dieren pijn of letsel is veroorzaakt dan wel dat hun gezondheid of welzijn daardoor is benadeeld. Overigens is ook in de tenlastelegging zelf onder 2 primair en onder 3 primair niet nader geconcretiseerd ten aanzien van welke dieren verdachte het verwijt wordt gemaakt dat hij - kort gezegd - hun gezondheid heeft benadeeld. Om tot bewezenverklaring van het onder 2 primair en onder 3 primair tenlastegelegde te kunnen komen, was naar het oordeel van de politierechter een (meer) nauwkeurige omschrijving van de conditie van de afzonderlijke dieren vereist. Bij dit oordeel heeft de politierechter, meer in het bijzonder, het navolgende betrokken: * eerdervermelde verklaring d.d. 16 december 2004 van dierenarts [dierenarts 1], uit welke verklaring de politierechter afleidt dat dierenarts [dierenarts 1], na zijn op 18 oktober 2004 op het bedrijf van verdachte uitgevoerde inspectie, kennelijk niet heeft geoordeeld dat de situatie zodanig alarmerend was dat (direct) ingrijpen was vereist, doch heeft volstaan met het geven van advies omtrent aan te brengen verbeteringen in de verzorging van de paarden; * een door verdachte overgelegd emailbericht, verzonden 17 februari 2005 22:03, waaruit volgens verdachte zou blijken dat kort ná de, op 17 december 2004, verleende machtiging tot vervreemding van de paarden, die paarden aan een potentiële koper zijn aangeboden onder de noemer: "schraal maar gezond". Bedoeld aanbod tot koop zou zijn gedaan op 26 december 2004; en * de omstandigheid dat zich in het strafdossier geen gegevens bevinden van de uitkomst van het door dierenarts [dierenarts 3] geëntameerde nader onderzoek, waarvoor hij - blijkens zijn verklaring van 14 december 2004 - bloed heeft afgenomen van vier paarden/pony's. De officier van justitie heeft desgevraagd ter terechtzittingen van 6 januari 2006 en 13 maart 2006 aangegeven dat ook hij niet over bedoelde gegevens beschikt. Bewezenverklaring De bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 5], neergelegd in het proces-verbaal d.d. 29 december 2004, en voorts de (afzonderlijke) verklaringen van de dierenartsen [dierenarts 2], [dierenarts 3] en [dierenarts 4] leveren de redengevende feiten en omstandigheden op, op grond waarvan de politierechter wettig bewezen acht en de overtuiging heeft verkregen, dat verdachte het onder 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, in voege als na te melden. Dit houdt in dat verdachte naar het oordeel van de politierechter aan de dieren de nodige verzorging heeft onthouden. Daarbij merkt de politierechter het volgende op. Verdachte heeft gesteld dat de door voornoemde drie dierenartsen verrichte onderzoeken summier en onvolledig zijn geweest. De politierechter is niet gebleken dat de onderzoeksmethode van die dierenartsen en/of de wijze van uitvoering van het door die dierenartsen, ieder afzonderlijk, verrichte onderzoek, omstreden is in veeartsenijkundige kringen. De door de verdachte overgelegde verklaring van mr. drs. [deskundige], dierenarts-jurist, noopt niet tot een ander oordeel. De politierechter acht de verklaringen van genoemde drie dierenartsen - waaronder begrepen de ter terechtzitting van 6 januari 2006 afgelegde verklaring, als getuige-deskundige, van dierenarts [dierenarts 2] - voldoende volledig en bruikbaar voor het bewijs. Verdachte heeft ter terechtzitting gesproken van een complot dat er zou zijn tegen hem, dat er op neerkomt dat er door een groep personen tegen hem wordt samengespannen omdat die groep zijn fokkerij in handen wil krijgen. Deze omstandigheid - wat daarvan ook zij - kan aan het oordeel van de politierechter dat verdachte aan de dieren de nodige verzorging heeft onthouden, niet afdoen, waar met name de verklaringen van de dierenartsen [dierenarts 2], [dierenarts 3] en [dierenarts 4] boekdelen spreken. Daaruit is op te maken dat de inbeslaggenomen dieren in deerniswekkende toestand verkeerden. Verdachte heeft voorts analysegegevens overgelegd van voer dat de dieren, naar gesteld, in 2004 hebben gekregen. Ook die analysegegevens doen niet af aan de constateringen van de dierenartsen. De politierechter merkt voorts nog het volgende op. De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting van 6 januari 2006 aangegeven dat verdachte destijds een brief heeft gezonden aan de officier van justitie over de inbeslagneming van de paarden en dat verdachte de rest van de procedure aan zijn toenmalige advocaat heeft toevertrouwd. Die advocaat heeft toen de weg gekozen van het vragen van verlof tot het leggen van conservatoir beslag. Die zaak heeft gespeeld voor de rechtbank Leeuwarden. Het verlof is niet verleend, aldus de raadsvrouw. De officier van justitie heeft vervolgens ter terechtzitting van 6 januari 2006 meegedeeld dat hem geen brief van verdachte over de inbeslagneming van de paarden heeft bereikt. Ter terechtzitting van 13 maart 2006 heeft verdachte een kopie van een "bezwaarschrift inbeslagname", gedateerd 16 december 2004 overgelegd, gericht aan de officier van justitie te Groningen. Volgens zijn ter terechtzitting afgelegde verklaring beschikt verdachte niet over een bewijs van verzending van dit bezwaarschrift, doch weet hij zich te herinneren dat hij toen hij dit bezwaarschrift op de brievenbus deed, in het gezelschap was van een kennis van hem. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 13 maart 2006 meegedeeld dat hij bedoeld bezwaarschrift niet kent. De politierechter stelt vast dat uit het strafdossier niet blijkt dat in december 2004 (dan wel op enig moment nadien) bij het openbaar ministerie een klaagschrift tegen de inbeslagneming (of anderszins een brief met die strekking) is ingekomen. Ook blijkt niet dat op enig moment door of namens verdachte contact is opgenomen met het openbaar ministerie teneinde navraag te doen naar (de stand van zaken rond de afwikkeling van) het klaagschrift. Wel bevindt zich in het strafdossier een stuk dat ziet op het door de voormalige raadsman van verdachte ingediende verzoek tot het leggen van conservatoir beslag. Gelet op het vorenstaande, houdt de politierechter het ervoor dat, na de inbeslagneming van de dieren, verdachte niet een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering heeft ingediend. In het kader van de behandeling van zo'n klaagschrift had de rechtbank kunnen beoordelen of de inbeslagneming rechtmatig is geweest onderscheidenlijk het belang van de strafvordering zich tegen teruggave verzet. Verdachte had, na de inbeslagneming, in het kader van die procedure tegenonderzoek kunnen vragen of aanbieden. Dit alles is - voor zover de politierechter is kunnen blijken - niet gebeurd. Voor zover de omstandigheid dat dit alles niet is gebeurd, het gevolg zou zijn van - zoals ter terechtzitting wel is gesuggereerd - een inschattingsfout (of zelfs beroepsfout) van de toenmalige raadsman van verdachte, overweegt de politierechter dat die omstandigheid - wat daarvan ook zij - thans voor rekening en risico van verdachte dient te worden gelaten. Vervolgens overweegt de politierechter ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde als volgt: De politierechter is niet gebleken dat verdachte reeds op 15 december 2004 is gevorderd om de paspoorten uit te leveren. Mede gelet op de zich in het strafdossier bevindende brief van 16 december 2004 (met kenmerk [kenmerk]) van de officier van justitie, gericht aan verdachte, houdt de politierechter het ervoor dat bedoelde vordering eerst op 22 december 2004 is gedaan. Verdachte heeft aan die vordering niet voldaan. Verdachte heeft gesteld dat hij die dag nog steeds heel verbolgen was op de LID. Bovendien waren de paspoorten in de visie van verdachte niet van belang voor het onderzoek. Die door verdachte naar voren gebrachte omstandigheden maken niet dat verdachte, kennelijk naar zijn eigen believen, heeft mogen handelen in strijd met de wet. De politierechter dan ook acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, onder 2 subsidiair en onder 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 22 december 2004 te [plaats] opzettelijk niet heeft voldaan aan een vordering, krachtens artikel 18 lid 1 van de Wet op de economische delicten gedaan door een opsporingsambtenaar, immers hebben hoofdagenten van de Regiopolitie Groningen [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 22 december 2004 van hem, verdachte, krachtens artikel 18 lid 1 van de Wet op de economische delicten, de uitlevering gevorderd van een aantal paspoorten van paarden en/of pony's, aan welke vordering verdachte toen aldaar opzettelijk niet heeft voldaan; 2. hij in de periode van februari 2004 tot en met december 2004 te [plaats], als houder van dieren, te weten 17 paarden en/of pony's, aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft hij toen aldaar die paarden en/of pony's welke te mager en/of ondervoed waren, te weinig (voedselrijk) voedsel verstrekt en onvoldoende (diergeneeskundige) hulp/verzorging verstrekt en/of doen verstrekken; 3. hij in de periode van februari 2004 tot en met december 2004 te [plaats], als houder van dieren, te weten 7 honden, aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft hij toen aldaar die honden, welke vermagerd waren, onvoldoende (voedselrijk) voedsel verstrekt en onvoldoende (diergeneeskundig) verzorgd. De politierechter acht niet bewezen hetgeen onder 1, onder 2 subsidiair en onder 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Kwalificatie Hetgeen de politierechter als bewezen heeft aangenomen levert de volgende strafbare feiten op: 1. opzettelijk niet voldoen aan een vordering krachtens artikel 18 van de Wet op de economische delicten gedaan door een opsporingsambtenaar; 2. (subsidiair:) zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd; 3. (subsidiair:) zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte De politierechter acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht. Motivering straf Bij de bepaling van de straf, die aan de verdachte zal worden opgelegd, heeft de politierechter rekening gehouden met: a) - de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de vordering van de officier van justitie, te weten (ter zake van feit 1, feit 2 primair en feit 3 primair): verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen dieren, met uitzondering van de Groningerhengst [naam hengst] (chipnr. [chipnummer]); b) - de persoon van de verdachte zoals naar voren is gekomen uit: - het onderzoek op de gehouden terechtzittingen; - de inhoud van een uittreksel uit het algemeen documentatieregister omtrent verdachte d.d. 13 januari 2006. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van soortgelijke feiten. Geldboete Een en ander afwegend is de politierechter van oordeel dat de vordering van de officier van justitie te laag is en acht zij passend en geboden dat een voorwaardelijke geldboete wordt opgelegd. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Ondanks adviezen van de zijde van de LID en van de eigen dierenarts van verdachte, is verdachte er in 2004 niet in geslaagd alle door hem gehouden dieren te voorzien van de nodige verzorging. Ter terechtzitting heeft verdachte een- en andermaal benadrukt dat wel degelijk sprake was (en is) van een bedrijfsvoering waarbij de nodige verzorging wordt geboden aan alle dieren. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting bij herhaling naar voren gebracht dat de oorsprong van de door hem ondervonden problemen bij de bedrijfsvoering ligt in afgunst bij derden en slinkse pogingen van die derden om de stal van verdachte over te nemen. Thans volgt veroordeling van verdachte ter zake van het aan dieren onthouden van de nodige verzorging. Gelet op de volstrekt ontkennende houding van verdachte ter zake van het aan de inbeslaggenomen dieren onthouden van de nodige verzorging, acht de politierechter het aangewezen om verdachte een voorwaardelijke geldboete opleggen. Met het voorwaardelijk opleggen van de boete beoogt de politierechter verdachte te weerhouden van het opnieuw begaan van soortgelijke gedragingen als zijn bewezenverklaard. Dit klemt te meer nu de politierechter zal bepalen - zie hieronder - dat de Groningerhengst [naam hengst] aan verdachte wordt teruggegeven. De politierechter heeft hiertoe besloten - zij het na ampele overweging -, nu de officier van justitie in zijn requisitoir als zijn standpunt te kennen heeft gegeven dat er aanleiding is om de teruggave van [naam hengst] te gelasten, gelet op de financiële situatie van verdachte. Met de teruggave van [naam hengst] - volgens verdachte zijn tophengst, zonder welke hengst hij zijn bedrijf niet meer zal kunnen uitoefenen - krijgt verdachte wat dit paard betreft een tweede kans. De politierechter acht teruggave van [naam hengst] mede verantwoord, nu niet is gebleken dat ten aanzien van verdachte na december 2004 is geconstateerd dat hij zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan enige vorm van dierenmishandeling. Verbeurdverklaring Gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten dienen de paarden, met uitzondering van de Groningerhengst [naam hengst], en de honden te worden verbeurdverklaard. Deze dieren zijn daarvoor vatbaar. Immers, met betrekking tot die dieren, die aan verdachte toebehoren, zijn de hiervoor onder 2 subsidiair en onder 3 subsidiair bewezenverklaarde feiten begaan. De politierechter heeft daarbij gelet op de draagkracht van verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voor een vergoeding op de voet van artikel 33c van het Wetboek van Strafrecht acht de politierechter geen termen aanwezig. Teruggave De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen Groningerhengst [naam hengst] moet worden teruggegeven aan verdachte. Toepasselijke wettelijke voorschriften De politierechter heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 37 en 121 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de artikelen 1 aanhef en onder 5, 2 lid 5, 18 en 26 van de Wet op de economische delicten. Beslissing De politierechter: - verklaart het onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij; - verklaart het onder 1, 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar; - verklaart het onder 1, 2 subsidiair en 3 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij; - verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar; - veroordeelt de verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot: een geldboete van Eur 500,- (zegge: vijfhonderd euro) met bevel, dat voor geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende hechtenis voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast; - bepaalt, dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. - verklaart verbeurd: * de op 13 december 2004 onder verdachte inbeslaggenomen paarden/pony's, met uitzondering van de Groningerhengst [naam hengst] (chipnr. [chipnummer]); * de op 13 december 2004 onder verdachte inbeslaggenomen zeven honden; en * de op 15 december 2005 onder verdachte inbeslaggenomen hond (boelboel). - gelast de teruggave van: * de op 13 december 2004 onder verdachte inbeslaggenomen Groningerhengst [naam hengst] (chipnr. [chipnummer]). Dit vonnis is aldus gewezen door mr. R. Depping, politierechter, in tegenwoordigheid van M. Smit-Colnot als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2006.