Jurisprudentie
AV6660
Datum uitspraak2006-02-25
Datum gepubliceerd2006-03-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers23-002064-04
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-03-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers23-002064-04
Statusgepubliceerd
Indicatie
Wisselkantoor. Beroeps- en/of bedrijfsmatig ten behoeve en/of op verzoek van anderen opzettelijk wisseltransacties uitvoeren.
Uitspraak
arrestnummer:
rolnummer: 23-002064-04
datum uitspraak: 25 februari 2005
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer in de rechtbank te Amsterdam van 18 september 2003 in de strafzaak onder parketnummer 13-129355-01 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van het openbaar ministerie is, blijkens de akte van hoger beroep, niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 4 september 2003 en in hoger beroep van 11 februari 2005.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg van 4 september 2003 op vordering van de officier van justitie toegestane wijziging tenlastelegging.
Van die dagvaarding en vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging voorzover in hoger beroep nog aan de orde wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezengeachte
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
2. [A] in of omstreeks de periode van 1 december 1999 tot en met 12 oktober 2001 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk (in strijd met artikel 4 van de Wet inzake de wisselkantoren) als wisselkantoor werkzaam is geweest, immers hebben [A] en haar mededaders beroeps- en/of bedrijfsmatig ten behoeve en/of op verzoek van anderen opzettelijk wisseltransacties uitgevoerd, te weten:
A. in of omstreeks de periode van 23 december 1999 tot en met 19 oktober 2000 een aantal transacties, te weten
- op of omstreeks 28 december 1999 50.000 IEP en
- op of omstreeks 27 januari 2000 227.410 DEM en
- op of omstreeks 24 februari 2000 678.000 NOK en
- op of omstreeks 16 maart 2000 39.980 GBP en
- op of omstreeks 18 april 2000 30.000 GBP en
- op of omstreeks 19 mei 2000 113.350 DEM en
- op of omstreeks 26 juni 2000 378.950 FRF en
- op of omstreeks 21 juli 2000 67.800 DEM en
- op of omstreeks 25 augustus 2000 200.000 DEM en
- op of omstreeks 19 september 2000 342.500 FRF, en
B. in of omstreeks de periode van 20 oktober 2000 tot en met 14 augustus 2001 transacties met een (tegen)waarde van een bedrag aan Nederlands geld, te weten
- op of omstreeks 25 oktober 2000 121.950 GBP en
- op of omstreeks 28 november 2000 100.000 FRF en
- op of omstreeks 14 december 2000 428.850 FRF en
- op of omstreeks 18 januari 2001 705.000 FRF en
- op of omstreeks 27 maart 2001 14.160 USD en
- op of omstreeks 26 april 2001 60.000 GBP en
- op of omstreeks 31 mei 2001 150.000 DEM en
- op of omstreeks 27 juni 2001 191.800 FRF en
- op of omstreeks 24 juli 2001 49.900 DEM en
- op of omstreeks 7 augustus 2001 70.000.000 ITL, en
C. in of omstreeks de periode van 18 juli 2001 tot en met 18 september 2001 transacties met een (tegen)waarde van een bedrag aan Nederlands geld, te weten
- op of omstreeks 18 juli 2001 10.480 IEP en 36.840 GBP en 1.160 GBP/Isle of Man en 500 USD en 23.705 SCP en
- op of omstreeks 24 augustus 2001 130.000 ITL en
- op of omstreeks 18 september 2001 100.020 DEM, en
D. in of omstreeks de periode van 20 september 2001 tot en met 25 september 2001 transacties met een (tegen)waarde van een bedrag aan Nederlands geld, te weten
- op of omstreeks 20 september 2001 46.010 GBP en
- op of omstreeks 24 september 2001 33.000 DEM en 20.000 USD en
- op of omstreeks 25 september 2001 14.700 DEM, en
E. in of omstreeks de periode van 13 februari 2001 tot en met 24 augustus 2001 transacties met een (tegen)waarde van een bedrag aan Nederlands geld, te weten
- op of omstreeks 13 februari 2001 FRF 280.200 en
- op of omstreeks 23 februari 2001 FRF 399.000 en
- op of omstreeks 2 maart 2001 DEM 78.770 en
- op of omstreeks 6 maart 2001 FRF 150.000 en
- op of omstreeks 17 mei 2001 een cheque met een waarde van USD 17.000 en
- op of omstreeks 22 mei 2001 een cheque met een waarde van USD 25.000 en
- op of omstreeks 17 juli 2001 een cheque met een waarde van USD 20.000 en
- op of omstreeks 24 augustus 2001 een cheque met een waarde van USD 13.700 en
F. in of omstreeks de periode van 26 september 2001 tot en met 12 oktober 2001 transacties met een (tegen)waarde van een bedrag aan Nederlands geld en/of een bedrag aan US dollars, te weten
- op of omstreeks 27 september 2001 DEM 50.000 en
- op of omstreeks 1 oktober 2001 DEM 35.950 en USD 35.200 en
- op of omstreeks 3 oktober 2001 GBP 55.000 en
- op of omstreeks 4 oktober 2001 GBP 15.000 en DEM 51.000 en GBP 26.060 en
- op of omstreeks 9 oktober 2001 ITL 45.665.000 en USD 12.530 en
- op of omstreeks 10 oktober 2001 GBP 62.225 en SCP 30.085 en DEM 57.120 en
- op of omstreeks 11 oktober 2001 een bedrag in ponden (ingewisseld voor een bedrag in US dollars) en
- op of omstreeks 12 oktober 2001 DEM 145.000 en USD 140.000,
tot het plegen van welk voornoemd strafbaar feit hij, verdachte, toen en aldaar opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging hij, verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;
3. [A] in of omstreeks de periode van 1 december 1999 tot en met 12 oktober 2001 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens beroeps- en/of bedrijfsmatig een financiële dienst heeft verleend, waarbij [A] en/of haar mededaders opzettelijk, in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 9 van de Wet melding ongebruikelijke transacties, een door haar en/of haar mededaders verrichte ongebruikelijke transactie niet onverwijld heeft/hebben gemeld bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties als bedoeld in artikel 2 van de Wet melding ongebruikelijke transacties, immers hebben [A] en haar mededaders toen en aldaar opzettelijk telkens beroeps- en/of bedrijfsmatig een financiële dienst verricht, waarbij telkens sprake was van een indicator als bedoeld bij of krachtens artikel 8 van bovengenoemde Wet, te weten wisseltransacties in Nederlandse en/of vreemde valuta, te weten:
A. in of omstreeks de periode van 23 december 1999 tot en met 19 oktober 2000 een aantal transacties, te weten
- op of omstreeks 28 december 1999 50.000 IEP en
- op of omstreeks 27 januari 2000 227.410 DEM en
- op of omstreeks 24 februari 2000 678.000 NOK en
- op of omstreeks 16 maart 2000 39.980 GBP en
- op of omstreeks 18 april 2000 30.000 GBP en
- op of omstreeks 19 mei 2000 113.350 DEM en
- op of omstreeks 26 juni 2000 378.950 FRF en
- op of omstreeks 21 juli 2000 67.800 DEM en
- op of omstreeks 25 augustus 2000 200.000 DEM en
- op of omstreeks 19 september 2000 342.500 FRF, en
B. in of omstreeks de periode van 20 oktober 2000 tot en met 14 augustus 2001 transacties met een (tegen)waarde van een bedrag aan Nederlands geld, te weten
- op of omstreeks 25 oktober 2000 121.950 GBP en
- op of omstreeks 28 november 2000 100.000 FRF en
- op of omstreeks 14 december 2000 428.850 FRF en
- op of omstreeks 18 januari 2001 705.000 FRF en
- op of omstreeks 27 maart 2001 14.160 USD en
- op of omstreeks 26 april 2001 60.000 GBP en
- op of omstreeks 31 mei 2001 150.000 DEM en
- op of omstreeks 27 juni 2001 191.800 FRF en
- op of omstreeks 24 juli 2001 49.900 DEM en
- op of omstreeks 7 augustus 2001 70.000.000 ITL, en
C. in of omstreeks de periode van 18 juli 2001 tot en met 18 september 2001 transacties met een (tegen)waarde van een bedrag aan Nederlands geld, te weten
- op of omstreeks 18 juli 2001 10.480 IEP en 36.840 GBP en 1.160 GBP/Isle of Man en 500 USD en 23.705 SCP en
- op of omstreeks 24 augustus 2001 130.000 ITL en
- op of omstreeks 18 september 2001 100.020 DEM, en
D. in of omstreeks de periode van 20 september 2001 tot en met 25 september 2001 transacties met een (tegen)waarde van een bedrag aan Nederlands geld, te weten
- op of omstreeks 20 september 2001 46.010 GBP en
- op of omstreeks 24 september 2001 33.000 DEM en 20.000 USD en
E. in of omstreeks de periode van 13 februari 2001 tot en met 24 augustus 2001 transacties met een (tegen)waarde van een bedrag aan Nederlands geld, te weten
- op of omstreeks 13 februari 2001 FRF 280.200 en
- op of omstreeks 23 februari 2001 FRF 399.000 en
- op of omstreeks 2 maart 2001 DEM 78.770 en
- op of omstreeks 6 maart 2001 FRF 150.000 en
- op of omstreeks 17 mei 2001 een cheque met een waarde van USD 17.000 en
- op of omstreeks 22 mei 2001 een cheque met een waarde van USD 25.000 en
- op of omstreeks 17 juli 2001 een cheque met een waarde van USD 20.000 en
- op of omstreeks 24 augustus 2001 een cheque met een waarde van USD 13.700 en
F. in of omstreeks de periode van 26 september 2001 tot en met 12 oktober 2001 transacties met een (tegen)waarde van een bedrag aan Nederlands geld en/of een bedrag aan US dollars, te weten
- op of omstreeks 27 september 2001 DEM 50.000 en
- op of omstreeks 1 oktober 2001 DEM 35.950 en USD 35.200 en
- op of omstreeks 3 oktober 2001 GBP 55.000 en
- op of omstreeks 4 oktober 2001 GBP 15.000 en DEM 51.000 en GBP 26.060 en
- op of omstreeks 9 oktober 2001 ITL 45.665.000 en USD 12.530 en
- op of omstreeks 10 oktober 2001 GBP 62.225 en SCP 30.085 en DEM 57.120 en
- op of omstreeks 11 oktober 2001 een bedrag in ponden (ingewisseld voor een bedrag in US dollars) en
- op of omstreeks 12 oktober 2001 DEM 145.000 en USD 140.000,
en welke transacties [A] en/of haar mededaders niet telkens onverwijld heeft/hebben gemeld aan eerdergenoemd Meldpunt, tot het plegen van welke voornoemde strafbare feiten hij, verdachte, toen en aldaar telkens opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedragingen hij, verdachte, telkens feitelijk leiding heeft gegeven.
Hetgeen onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Nadere bewijsoverweging
Door de raadsman van de verdachte is met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde aangevoerd dat verdachte (a) niet de intentie had zelf als wisselkantoor op te treden en (b) door het doen wisselen van geld evenmin als wisselkantoor werkzaam is geweest, maar klant was van een erkend wisselkantoor, zodat vrijspraak van het tenlastegelegde moet volgen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ad a.
Voorzover het betoog van de raadsman ertoe strekt dat het opzet van de verdachte niet gericht is geweest op de gewraakte gedragingen, moet het verweer worden verworpen, reeds omdat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard afspraken met betrekking tot de -overigens onbetwiste- wisseltransacties te hebben gemaakt.
Voor zover de raadsman daarnaast heeft willen betogen dat verdachte niet op de hoogte was (en ook niet hoefde te zijn) van de omstandigheid dat zijn gedragingen zouden worden aangemerkt als die van een wisselkantoor, wordt het verweer hierna besproken onder de rubriek 'Strafbaarheid van de verdachte'.
Ad b.
De stelling van de raadsman sluit -naar het hof begrijpt- aan bij de opvatting van het gerechtshof te 's-Gravenhage, zoals die is neergelegd in een arrest van 23 oktober 2002. De Hoge Raad heeft hierover bij arrest van 18 mei 2004, (NJ 2004, 497) onder 4.7 -voorzover hier van belang- het volgende overwogen:
"'s Hofs motivering [...] komt erop neer dat als wisselkantoor slechts kan worden aangemerkt de rechtspersoon of natuurlijke persoon die daadwerkelijk wisselhandelingen uitvoert, waaronder het Hof kennelijk verstaat het ter wisseling ontvangen van, kort gezegd, geld of waardepapieren en het uitkeren van de tegenwaarde daarvan door de ontvanger aan de aanbieder. Die opvatting is onjuist. Een zodanig beperkte uitleg van de in art. 1 aanhef onder a en b Wet inzake de wisselkantoren gebezigde begrippen "wisselkantoor" en "wisseltransacties" strookt niet met hetgeen gelet op doel en strekking van de Wet inzake de wisselkantoren de wetgever voor ogen stond. Uit de wetsgeschiedenis blijkt immers dat het begrip wisselkantoor bewust ruim is geformuleerd, waarbij een ieder die beroeps- of bedrijfsmatig ten behoeve van of op verzoek van een ander een wisseltransactie uitvoert als wisselkantoor kan worden aangemerkt, terwijl onder het uitvoeren van een wisseltransactie in ieder geval dient te worden begrepen het inwisselen van munten en/of bankbiljetten van één valuta in munten en/of bankbiljetten van een andere of dezelfde valuta. Ook degene die beroeps- of bedrijfsmatig ten behoeve van of op verzoek van een ander bij een wisselkantoor munten of bankbiljetten van één valuta aanbiedt en daarvoor munten en/of bankbiljetten van een andere of dezelfde valuta ontvangt, is dus werkzaam als wisselkantoor in de zin van art. 4 lid 1 Wet inzake de wisselkantoren."
Het hof ziet geen aanleiding thans tot een ander standpunt te komen en verwerpt het verweer derhalve in al zijn onderdelen.
Door de raadsman van de verdachte is verder met betrekking tot hetgeen in beide feiten is tenlastegelegd, aangevoerd dat sprake was van een (incidentele) serviceverlening door verdachte ten behoeve van Afrikaanse klanten van [A], die niet beroeps- en /of bedrijfsmatig werd verleend en waartegenover geen tevoren afgesproken provisie of vergoeding stond.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte met grote regelmaat aanzienlijke geldbedragen van derden ontving en dat [A], waarvan verdachte bestuurder was, vervolgens, op grond van een vaste afspraak, aan [B] (of een andere persoon) opdracht gaf deze geldbedragen bij [H] ten behoeve van die derden te wisselen. Het doel was, naar verdachte verklaard heeft, deze derden aan het bedrijf, dat met gewisselde bedragen aangekochte auto's en andere goederen naar Afrikaanse landen verscheepte, te binden. [A] heeft derhalve - in een vast samenwerkingsverband - geregeld en stelselmatig ten behoeve en op verzoek van derden bij een wisselkantoor geldbedragen van één valuta aangeboden en daarvoor geldbedragen in een andere valuta aangenomen. Onder die omstandigheid moet het er voor gehouden worden dat de betreffende wisseltransacties beroeps- of bedrijfsmatig hebben plaatsgevonden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel nopen zijn gesteld noch aannemelijk geworden; de enkele omstandigheid dat tevoren geen provisie of vergoeding was afgesproken doet aan het vorenstaande niet af.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezengeachte levert op:
ten aanzien van het onder 2 bewezengeachte
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een voorschrift gesteld bij artikel 4, eerste lid, van de Wet inzake de wisselkantoren, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan die verboden gedraging feitelijk leiding dan wel daartoe opdracht heeft gegeven;
ten aanzien van het onder 3 bewezengeachte
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een voorschrift gesteld bij artikel 9 van de Wet melding ongebruikelijke transacties, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan die verboden gedraging feitelijk leiding dan wel daartoe opdracht heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman van verdachte heeft met betrekking tot beide ten laste gelegde feiten aangevoerd dat door het wisselkantoor waarmede jarenlang zaken werden gedaan nooit aanmerking is gemaakt op de activiteiten van verdachte, terwijl het wisselkantoor op de hoogte was van de inhoud van deze activiteiten en van de bestaande wettelijke voorschriften; bovendien was, in verband met hetgeen onder 2 is ten laste gelegd, ten tijde van het bewezenverklaarde - mede gezien de stand van de rechtspraak destijds - niet bekend dat verdachtes activiteiten moesten worden aangemerkt als het werkzaam zijn als wisselkantoor. De verdachte heeft derhalve in verschoonbare rechtsdwaling verkeerd en gemeend dat zijn activiteiten wettelijk waren toegestaan; in elk geval is sprake van afwezigheid van alle schuld.
Het hof overweegt hieromtrent dat op de verdachte de zelfstandige verplichting rustte te voldoen aan de bestaande wet- en regelgeving en zich daaromtrent tijdig op de hoogte te stellen. Van die verplichting was hij niet ontslagen door [H] in te schakelen en vast te stellen dat van die zijde geen aanmerkingen of bedenkingen werden gemaakt. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat verdachte bij enige bevoegde instantie navraag heeft gedaan omtrent de reikwijdte, strekking of betekenis van de vigerende rechtsregels. De voor verdachte mogelijk onduidelijke stand van zaken in de rechtspraak met betrekking tot de onderhavige materie doet hier niet aan af, reeds omdat niet aannemelijk is geworden dat verdachte heeft getracht zich helderheid hieromtrent te verschaffen, terwijl ook anderszins geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden waaraan de conclusie moet worden verbonden dat sprake is van afwezigheid van alle schuld bij verdachte. Het hof verwerpt het verweer derhalve in al zijn onderdelen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en/of maatregel
De economische kamer in de rechtbank te Amsterdam heeft de verdachte vrijgesproken ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft feitelijk leiding gegeven aan en opdracht gegeven tot het -in samenwerking met anderen- opzettelijk bedrijfsmatig als wisselkantoor werkzaam zijn van [A] zonder dat deze vennootschap onder firma als zodanig geregistreerd stond bij De Nederlandsche Bank, waarbij vele malen grote bedragen aan buitenlandse valuta zijn gewisseld, alsmede aan/tot het niet melden door voornoemde vennottschap onder firma of haar mededaders van ongebruikelijke transacties volgens de voorschriften van de Wet melding ongebruikelijke transacties. Door aldus te handelen heeft de verdachte het overheidsbeleid ten aanzien van de controle op wisseltransacties, teneinde het onder andere witwassen van door misdrijf verkregen gelden te bestrijden, gefrustreerd en de integriteit van het Nederlandse financiële stelsel aangetast.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 januari 2005, is verdachte niet eerder onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten als zijn bewezenverklaard.
Het hof acht, alles afwegende, de door de advocaat-generaal gevorderde straf -niet tegenstaande de ernst van het bewezenverklaarde- te hoog en een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 51, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1 (oud), 2 en 6 (oud) van de Wet op de economische delicten, artikel 9 (oud) van de Wet melding ongebruikelijke transacties en artikel 4 van de Wet inzake de wisselkantoren.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Beveelt dat bij niet naar behoren verrichten van de taakstraf, deze wordt vervangen door hechtenis voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen.
Dit arrest is gewezen door de 2e meervoudige economische strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Fasseur, De Winter en Van de Velde-ter Beek, in tegenwoordigheid van mr. Tomassen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 februari 2005.