Jurisprudentie
AV5235
Datum uitspraak2006-03-08
Datum gepubliceerd2006-03-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers188840/HA ZA 05-61-v
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-03-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers188840/HA ZA 05-61-v
Statusgepubliceerd
Indicatie
Dijkdoorbraak gemeente Wilnis. Verdeling kosten. Uitleg overeenkomst. Benoeming deskundigen.
Uitspraak
VONNIS
van de rechtbank Utrecht, meervoudige kamer
voor de behandeling van burgerlijke zaken, in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ENECO ENERGIE INFRA UTRECHT N.V.,
gevestigd te Utrecht,
e i s e r e s,
procureur: mr. C.A. Schreuder,
- t e g e n -
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DE RONDE VENEN, zetelend te De Ronde Venen,
gevestigd te Mijdrecht,
g e d a a g d e,
procureur: mr. P.J. Soede.
Dit vonnis is een vervolg op het tussen partijen gewezen tussenvonnis van 27 juli 2005 (hierna: het tussenvonnis). Partijen worden ook in dit vonnis respectievelijk Eneco en de gemeente genoemd.
1. Het verdere verloop van de procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- akte van 7 september 2005 van de zijde van Eneco;
- akte uitlating benoeming deskundige van 7 september 2005 van de zijde van de gemeente;
- akte van 21 september 2005 van de zijde van Eneco;
- antwoordakte van 26 oktober 2005 van de zijde van de gemeente.
Partijen hebben vervolgens opnieuw vonnis gevraagd.
2. De verdere beoordeling
2.1. Eneco heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat de rechtbank met rechtsoverweging 4.5. van het tussenvonnis buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden. Zij had met rechtsoverweging 4.4. kunnen volstaan.
Ten aanzien van de in rechtsoverweging 4.6. weergegeven punten heeft Eneco opgemerkt dat de te benoemen deskundige verstand moet hebben van grondmechanica en kennis moet hebben van het elektriciteits- en gasdistributienet. Zij denkt dat slechts een andere netbeheerder deze specifieke kennis in huis zal hebben. Met het oog op de kosten geeft zij de voorkeur aan benoeming van één deskundige. Eneco stemt in met de door de rechtbank geformuleerde vragen en stelt in aanvulling daarop nog de volgende vraag voor:
“Zou Eneco in dit stadium, de ophogingswerkzaamheden van de gemeente weggedacht, met het oog op veiligheid, deugdelijkheid en constructie van het kabel- en leidingennet, nog aanpassingen hieraan moeten doen of zijn de werkzaamheden, door Eneco direct na de dijkdoorbraak uitgevoerd, afdoende geweest?”
2.2. De gemeente heeft zich allereerst het recht voorbehouden om tegen het tussenvonnis, in het bijzonder rechtsoverweging 4.4., te appelleren. Voorts heeft de gemeente uiteengezet aan welke eisen de te benoemen deskundige volgens haar dient te voldoen. Deze dient:
i. bewezen kennis te hebben van bodemverzakkingen, specifiek met betrekking tot (droogvallend) veengebied en de gevolgen die deze grondsoort heeft voor kabels en leidingen;
ii. bewezen kennis te hebben van veiligheidseisen en overige normen die gelden bij gas en elektraleidingen in wegen binnen de bebouwde kom (bijvoorbeeld NEN 1739);
iii. kennis te hebben van de situatie van de grond en de kabels en leidingen zoals die was voordat de ramp plaatsvond en zoals die was vlak na de ramp;
iv. in geen (enkele) contractuele relatie te staan of te hebben gestaan met Eneco of een van haar rechtsvoorgangers en
v. niet als adviseur betrokken te zijn geweest bij de totstandkoming van het rapport van mr. F.J.M. Houben (“Wat Wilnis ons leert”, De Ronde Venen, december 2004) of bij het rapport van GeoDelft (“Kadeverschuiving Wilnis”, Delft 2004), omdat deze rapporten en de daaruit voortvloeiende bevindingen onderwerp zijn van een procedure die loopt tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap.
De gemeente heeft opgemerkt dat zij geen voorkeur heeft ten aanzien van het aantal te benoemen deskundigen. Zij kan zich vinden in de door de rechtbank geformuleerde vragen sub a, b en d, zij het dat zij meent dat onder de term “directe problemen” in de vragen a en b moet worden begrepen maatregelen die Eneco diende te treffen binnen drie dagen nadat de ramp zich had voltrokken. Vraag c dient naar de mening van de gemeente alleen te worden gesteld indien het antwoord op vraag b “ja” luidt en dan uitsluitend voor de situatie dat keuze voor EPS voor Eneco tot hogere kosten heeft geleid dan wanneer voor een andere bruikbare methode zou zijn gekozen.
2.3. Eneco heeft zich verzet tegen de door de gemeente voorgestelde wijzigingen in de door de rechtbank geformuleerde vragen. De gemeente heeft bezwaar gemaakt tegen benoeming van een andere netbeheerder als (uitsluitend) deskundige.
2.4. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen in rechtsoverweging 4.5. van het tussenvonnis is overwogen, onder de beoordeling valt van het aan haar voorgelegde geschil. De rechtbank is, anders dan Eneco stelt, niet buiten de rechtsstrijd van partijen getreden. Dat neemt niet weg dat de rechtbank constateert dat niet alleen Eneco, maar ook de gemeente - die zich uitdrukkelijk de mogelijkheid van het instellen van appel tegen het tussenvonnis heeft voorbehouden - er blijk van heeft gegeven één of meer grieven tegen het tussenvonnis te hebben. Nu met een deskundigenbericht hoge kosten en veel tijd gemoeid zullen zijn, ziet de rechtbank aanleiding tussentijds hoger beroep tegen dit en het vorige tussenvonnis open te stellen. Daarbij hecht zij eraan op te merken dat het instellen van tussentijds hoger beroep als nadeel kan hebben dat, indien op enig later gelegen moment alsnog een of meer deskundigen moeten worden benoemd, de werkzaamheden in de getroffen wijk alsdan naar verwachting volledig afgerond zullen zijn, hetgeen de beoordeling door de deskundige(n) zou kunnen belemmeren.
2.5. Ten aanzien van de aan de deskundige(n) te stellen vragen overweegt de rechtbank als volgt.
- De rechtbank zal de door Eneco voorgestelde extra vraag niet overnemen. De inhoud van die vraag stemt naar het oordeel van de rechtbank overeen met hetgeen zij bedoeld heeft met en reeds geformuleerd heeft in vraag a.
- De rechtbank is van oordeel dat het niet wenselijk is in de vragen a en b te spreken van een termijn van drie dagen na de dijkdoorbraak. Zij acht voldoende duidelijk om welke reparaties het gaat bij het verhelpen van “de directe problemen”. Zoals Eneco in haar akte heeft opgemerkt betreft het hier de maatregelen die Eneco direct na de dijkdoorbraak heeft moeten treffen ter voorkoming van calamiteiten en teneinde te kunnen blijven voldoen aan haar verplichtingen jegens de afnemers van gas en elektra.
- De rechtbank zal vraag c handhaven zonder de door de gemeente voorgestelde restricties. Als uit het rapport van de deskundige(n) blijkt dat de keuze voor ophoging van de getroffen wijk met het materiaal EPS van invloed is voor de beoordeling van het geschil, dan wel anderszins de beantwoording van vraag c aanleiding is voor nader debat, zullen partijen zich daar bij conclusie na deskundigenbericht over kunnen uitlaten.
2.6. Gelet op voorgaande overwegingen komt de rechtbank tot de beslissing dat aan de deskundige(n) de volgende vragen zullen worden voorgelegd:
a) Was Eneco door de verzakking in de getroffen wijk genoodzaakt om, in verband met de veiligheid, deugdelijkheid en constructie van de leidingen en kabels, maatregelen met betrekking tot die leidingen en kabels te nemen, anders dan de reparatie van de directe problemen na de verzakking? Zo ja, welke?
b) Was, na de reparatie van de directe problemen na de verzakking, als gevolg van de verzakking verlegging van de netwerken noodzakelijk?
c) Is voor de beantwoording van de vorige vraag de keuze voor ophoging van de getroffen wijk met het materiaal EPS van belang?
d) Zijn er overigens nog punten die u van belang acht?
2.7. Ten aanzien van de hoedanigheid van de deskundige(n) en het aantal te benoemen deskundigen overweegt de rechtbank als volgt. Zij acht voor de beantwoording van voornoemde vragen van belang dat sprake is van deskundigheid op zowel het terrein van de grondmechanica als op het terrein van (de veiligheid van) gas- en elektranetten. Met het oog op de bezwaren van de gemeente acht zij het niet wenselijk een andere netbeheerder als deskundige te benoemen.
De rechtbank zal met het oog op de inbreng van zo veel mogelijk specifieke deskundigheid drie deskundigen benoemen. De rechtbank heeft hiertoe prof ir. A. Vrouwenvelder van TNO Bouw en Ondergrond, ir. G. Dijkstra van Ingenieursbureau Tebodin en J.S. van der Schrier van Royal Haskoning benaderd. Nu zij zich in staat en bereid hebben verklaard een benoeming als deskundige te aanvaarden, zullen zij als zodanig worden benoemd.
2.8. De rechtbank zal, conform de hoofdregel van artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, bepalen dat Eneco, als eiseres, het bedrag van het voorschot ter zake van de kosten van de deskundigen ter griffie moet deponeren.
2.9. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
3. Beslissing
De rechtbank:
het deskundigenonderzoek
Beveelt een deskundigenonderzoek naar de in rechtsoverweging 2.6. van dit vonnis geformuleerde vragen;
Benoemt tot deskundigen ter beantwoording van deze vragen:
prof. ir. A. Vrouwenvelder
p/a TNO Bouw en Ondergrond
Van Mourik Broekmanweg 6
2628 XE Delft
ir. G. Dijkstra
p/a Ingenieursbureau Tebodin
Laan van Nieuw Oost-Indië 25
2593 BJ Den Haag
J.S. van der Schrier
p/a Royal Haskoning
Barbarossastraat 35
6522 DK Nijmegen.
de kosten
Bepaalt dat met het oog op de vaststelling van het voorschot terzake van de kosten van de deskundigen het volgende:
- de deskundigen dienen binnen drie weken na de datum van dit vonnis een begroting van hun kosten op te geven aan mr. W.C. Haasnoot, gespecificeerd naar het aantal uren, het uurtarief en de overige kosten;
- de civiele griffie zal bedoelde opgave toezenden aan partijen;
- partijen kunnen binnen twee weken daarna bij mr. W.C. Haasnoot schriftelijk bezwaar maken tegen de begroting;
- indien niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt het voorschot terzake van de kosten van de deskundigen reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundigen te begroten bedrag;
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke beslissing;
Bepaalt dat Eneco het bedrag van het voorschot ter griffie moet deponeren binnen twee weken nadat zij een daartoe strekkend betalingsverzoek van de civiele griffie heeft ontvangen;
de werkwijze van de deskundige
Draagt de deskundigen op een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van deze rechtbank;
Bij dit rapport dient een gespecificeerde einddeclaratie te zijn toegevoegd;
Bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie moet worden ingeleverd op drie maanden na de datum van dit vonnis, met dien verstande dat de deskundigen niet met het onderzoek behoeven te beginnen voordat zij van de griffie van de rechtbank bericht hebben ontvangen dat het voorschot is gedeponeerd;
Schrijft de deskundigen voor dat zij bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moeten stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het rapport van de deskundigen moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het rapport tevens melding dient te worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
Bepaalt dat de deskundigen een concept van het rapport aan partijen zullen toezenden en hen in de gelegenheid zullen stellen opmerkingen over het concept te maken, bepaalt dat uit het rapport van de deskundigen moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan terwijl in het rapport tevens melding dient te worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoekt de deskundigen om in het rapport te reageren op de opmerkingen van partijen over het concept.
de overige beslissingen
Draagt de griffier op een afschrift van dit vonnis toe te zenden aan de deskundigen;
Bepaalt dat alle processtukken in deze zaak binnen één week na de datum van dit vonnis aan de deskundigen dienen te worden toegezonden door de advocaat van Eneco;
Draagt de griffier op om na inlevering van het schriftelijk bericht door de deskundigen de zaak op een termijn van 4 weken weer op de rol te plaatsen voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van Eneco en om partijen daarvan bericht te doen;
Stelt hoger beroep van dit tussenvonnis en het hieraan voorafgaande tussenvonnis open.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.J. Schepen, W.C. Haasnoot en A.R. Creutzberg en is in het openbaar uitgesproken op woensdag 8 maart 2006.