Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV3970

Datum uitspraak2006-03-03
Datum gepubliceerd2006-03-08
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 1022/04 Vennootschapsbelasting
Statusgepubliceerd


Indicatie

In geschil is de ontvankelijkheid van het bezwaar.


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK Kenmerk: 1022/04 3 maart 2006 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van X B.V. te Z tegen de uitspraak van de inspecteur Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1992. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1 Aan belanghebbende werd voor het jaar 1992 met dagtekening 15 maart 1996 een (ambtshalve) aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag als bedoeld in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna te noemen: de Wet) van f 100.000,-. 1.2 Op 3 juni 1996 heeft belanghebbende de aangifte ingediend. Op 2 augustus 1996 heeft belanghebbende een (te laat) bezwaarschrift ingediend. De inspecteur heeft bij de bestreden uitspraak van 23 oktober 2004 belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar en de aanslag ambtshalve verminderd tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van negatief f 141.763,-. 1.3 Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift, dat op 12 november 2004 is ingekomen en is aangevuld bij brief van 15 februari 2005 (met bijlagen). 1.4 De inspecteur heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend. 1.5 Vervolgens heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 19 januari 2006, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren als gemachtigde van belanghebbende de heer A, alsmede namens de inspecteur Mr. B en de heer C. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de wederpartij. Zonder bezwaar van de wederpartij hebben belanghebbende (bij zijn pleitnota) en de inspecteur nog enige stukken overgelegd. 1.6 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd. 2. De ontvankelijkheid van het bezwaar 2.1 Ingevolge artikel 23 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan hij, die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde aanslag, binnen zes weken na dagtekening van het aanslagbiljet een bezwaarschrift indienen bij de inspecteur. 2.2 Het bezwaarschrift is, gelet op het onder 1.1 en 1.2 vermelde, niet binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag bij de inspecteur binnengekomen. Dit geldt ook als de op 3 juni 1996 ingediende aangifte als een bezwaarschrift wordt gezien. 2.3. Het hof is van oordeel dat belanghebbende terecht door de inspecteur niet-ontvankelijk is verklaard in haar bezwaar. 2.4 Er zijn geen omstandigheden gesteld of aannemelijk geworden op grond waarvan van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb kan worden gesproken. 2.5 Het beroep moet gelet op het voorgaande ongegrond worden verklaard. 3. Proceskosten Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. 4. De beslissing Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld op 3 maart 2006 door mr. J. Huiskes, raadsheer en voorzitter, mr. G.M. van der Meer, raadsheer, en mr. H. Bakker, raadsheer-plaatsvervanger, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Robben en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier. Op 8 maart 2006 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.