Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV3968

Datum uitspraak2006-03-03
Datum gepubliceerd2006-03-08
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 816/04 Vennootschapsbelasting
Statusgepubliceerd


Indicatie

In geschil is de ontvankelijkheid van het bezwaar.


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK Kenmerk: 816/04 3 maart 2006 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van X B.V. te Z tegen de uitspraak van de inspecteur Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1990. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1 Aan belanghebbende werd voor het jaar 1990 met dagtekening 31 december 1993 een (ambtshalve) aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag als bedoeld in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna te noemen: de Wet) van f 50.000,-. 1.2 Op 12 augustus 1994 heeft belanghebbende de aangifte ingediend, welke is aangemerkt als een (te laat) bezwaarschrift. De inspecteur heeft bij de bestreden uitspraak van 31 juli 2004 belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar en de aanslag ambtshalve verminderd tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van negatief f 3.717,-. 1.3 Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift, dat op 10 september 2004 is ingekomen en is aangevuld bij brief van 14 februari 2005 (met bijlagen). 1.4 De inspecteur heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend. 1.5 Vervolgens heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 19 januari 2006, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren als gemachtigde van belanghebbende de heer A, alsmede namens de inspecteur Mr. B en de heer C. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de wederpartij. Zonder bezwaar van de wederpartij hebben belanghebbende (bij zijn pleitnota) en de inspecteur nog enige stukken overgelegd. 1.6 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd. 2. De ontvankelijkheid van het bezwaar 2.1 Ingevolge artikel 23 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan hij, die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde aanslag, binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet een bezwaarschrift indienen bij de inspecteur. 2.2 Het bezwaarschrift is, gelet op het onder 1.1 en 1.2 vermelde, niet binnen twee maanden na de dagtekening van de aanslag bij de inspecteur binnengekomen. 2.3. Het hof is van oordeel dat belanghebbende terecht door de inspecteur niet-ontvankelijk is verklaard in haar bezwaar. 2.4 Belanghebbende stelt dat voor het onderhavige jaar al een zaak van haar door het hof is behandeld. De griffier heeft desgevraagd verklaard dat een zodanige zaak bij het hof niet bekend is. 2.5 Er zijn geen omstandigheden gesteld of aannemelijk geworden op grond waarvan van een verschoonbare termijnoverschrijding kan worden gesproken. 2.6 Het beroep moet gelet op het voorgaande ongegrond worden verklaard. 3. Proceskosten Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. 4. De beslissing Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld op 3 maart 2006 door mr. J. Huiskes, raadsheer en voorzitter, mr. G.M. van der Meer, raadsheer, en mr. H. Bakker, raadsheer-plaatsvervanger, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Robben en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier. Op 8 maart 2006 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.