Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV3124

Datum uitspraak2006-03-01
Datum gepubliceerd2006-03-02
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers76675/FA RK 04-864
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek tot (stiefouder)adoptie wordt afgewezen. Niet gebleken is dat de vader misbruik maakt van zijn bevoegdheid tot tegenspraak. Behoudens dat op emotionele gronden het maximale wordt gevraagd, heeft de adoptant (tesamen met de moeder) geen reden genoemd waarom in deze zaak adoptie ten opzichte van gezamenlijk gezag ex artikel 1:253t BW een meerwaarde heeft. De rechtbank ziet die redenen in deze zaak ook niet, ook niet indien uitsluitend naar de belangen van de minderjarigen zou worden gekeken.


Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR Sector civiel recht zaak- en rekestnummer: 76675 / FA RK 04-864 datum: 1 maart 2006 Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken in de zaak van: [adoptant], geboren in de gemeente Zaanstad op 19 mei 1967, wonende te Kwadijk, gemeente Zeevang, verzoeker, procureur: mr. C. de Bie-Koopman. Verzoeker zal verder worden aangeduid als de adoptant. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE Ter griffie van deze rechtbank is op 3 november 2004 het verzoekschrift ingekomen strekkende tot (stiefouder)adoptie van de minderjarigen [naam jongen], geboren in de gemeente [geboorteplaats en -datum] en [naam meisje], geboren in de gemeente [geboorteplaats en -datum]. Tevens is daarbij verzocht te bepalen dat de geslachtsnaam van de minderjarigen [achternaam moeder] zal zijn. Er heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden op 17 januari 2005, waarbij adoptant en zijn echtgenote [de moeder] (verder: de moeder) zijn gehoord. Tevens is, afzonderlijk van adoptant en de moeder, de juridische vader [de vader] (verder: de vader) gehoord. Bij de stukken bevindt zich een rapport en advies van 9 januari 2006 van de Raad voor de Kinderbescherming te Haarlem (verder: de Raad). De mondelinge behandeling is voortgezet op 6 februari 2006, waarbij zijn verschenen adoptant bijgestaan door mr. De Bie-Koopman, de moeder, de vader bijgestaan door mr. M. Gerritsen, alsmede de heer [X] van de vestiging Alkmaar van de Raad. DE BEHANDELING VAN DE ZAAK Het ingediende verzoekschrift met overgelegde bescheiden voldoet aan de voorschriften vervat in artikel 799 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Vaststaande feiten. De moeder en de vader zijn gehuwd in de gemeente [huwelijksplaats en -datum]. Dit huwelijk is ontbonden op 2 mei 2001 door inschrijving van de beschikking van 22 maart 2001 van de rechtbank te Alkmaar, waarbij de echtscheiding is uitgesproken. De minderjarigen zijn geboren uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader. Na de echtscheiding zijn de ouders gezamenlijk belast gebleven met het gezag over de minderjarigen. Bij beschikking van 16 april 2002 van de rechtbank Haarlem is de beschikking van de rechtbank Alkmaar van 22 maart 2001 gewijzigd in die zin dat de moeder alleen werd belast met het gezag. Standpunten van partijen. Adoptant stelt dat het belang van de minderjarigen vergt dat het verzoek dient te worden toegewezen. Ter onderbouwing van het verzoek is aangevoerd dat: 1. de vader vanaf 1998 niet meer in gezinsverband leeft met de minderjarigen en dat er sinds november 2000 geen contact meer is; 2. de vader geen enkele poging heeft ondernomen om de minderjarigen sindsdien te zien; 3. de minderjarigen sinds augustus 2001 een gezin vormen met adoptant en de moeder; 4. de minderjarigen adoptant zien als hun (sociale) vader; 5. de minderjarigen zich [achternaam moeder] noemen; 6. er bij [naam jongen] duidelijke aanwijzingen zijn van psychische mishandeling door de vader; 7. er bij [naam meisje] duidelijke aanwijzingen zijn van sexueel overschrijdend gedrag door de vader en van geestelijke mishandeling; 8. de Raad bij zijn advies uitsluitend is uitgegaan van de letterlijke wettekst en daarbij heeft verzuimd het belang van de minderjarigen bij adoptie te onderzoeken; 9. de vader misbruik maakt van zijn vetorecht, nu het belang van de minderjarigen om door adoptant te worden geadopteerd groter is dan het belang van de vader bij voortzetting van de familierechtelijke betrekking. De vader heeft het verzoek tegengesproken. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vader gesteld dat: a. hij, nadat hij van de moeder is gescheiden, meerdere malen heeft getracht omgang met de minderjarigen te krijgen, maar dat hij hierin is tegengewerkt; b. hij het omgangsrecht niet heeft durven afdwingen, omdat hij bang was dat hij de minderjarigen dan helemaal niet meer zou zien; c. hij in de toekomst, indien mogelijk, weer contact met de minderjarigen wenst; d. hij de vader van zijn kinderen wil blijven en om die reden niet wenst mee te werken aan het verbreken van de onderlinge band tussen hem en de minderjarigen; e. hij niet wil dat de minderjarigen hem dit in de toekomst zouden kunnen verwijten; f. op grond van het vorenstaande niet is komen vast te staan en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat de minderjarigen van hem in zijn hoedanigheid als ouder niets meer te verwachten hebben. De Raad heeft geadviseerd het verzoek af te wijzen. Daarbij heeft de Raad overwogen dat de minderjarigen zeer angstig zijn voor de vader, dat het niet duidelijk is waar die angst vandaan komt en dat het (vermeende) sexueel misbruik van [naam meisje] door de vader niet is komen vast te staan. De Raad is van mening dat stiefouderadoptie een te ingrijpende beslissing is. De wens van adoptant en de moeder om te voorkomen dat de minderjarigen aan de vader worden toegewezen indien de moeder iets zou overkomen, kan - naar de mening van de Raad - ook worden bereikt met een (minder vèrgaand) verzoek om adoptant en de moeder gezamenlijk te belasten met het gezag over de minderjarigen. Beoordeling. Allereerst constateert de rechtbank dat adoptant de feitelijke uitgangspunten in het rapport van de Raad niet (voldoende gemotiveerd) heeft weersproken. Uit dat rapport komt het beeld naar voren dat adoptant een positieve invloed heeft op het welzijn en de ontwikkeling van de minderjarigen. Hij heeft in de afgelopen jaren een hechte band met hen opgebouwd en samen met de moeder zorgt hij er voor dat de minderjarigen kunnen opgroeien in een veilig en vertrouwd gezinsverband. Ter beoordeling ligt voor de vraag of op dit moment aan de tegenspraak van de vader voorbij kan worden gegaan. Artikel 228, tweede lid van Boek 1 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat aan de tegenspraak van de vader voorbij kan worden gegaan indien: a. de minderjarigen en de vader niet of nauwelijks in gezinsverband hebben samengeleefd, of b. de vader het gezag over de minderjarigen heeft misbruikt of de verzorging en opvoeding van de minderjarigen op grove wijze heeft verwaarloosd, of c. de vader onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen tegen de minderjarigen van een van de misdrijven, omschreven in de titels XIII tot en met XV en XVIII tot en met XX van het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht. Naar het oordeel van de rechtbank is aan geen van de genoemde voorwaarden voldaan. De minderjarigen hebben door het huwelijk van de moeder en de vader (gedurende kortere dan wel langere tijd) in gezinsverband met de vader samengeleefd. Misbruik van het gezag dan wel het op grove wijze verwaarlozen van de verzorging en opvoeding is niet komen vast te staan, nu de vader, door de moeder onvoldoende gemotiveerd betwist, heeft gesteld dat er reeds gedurende langere tijd geen omgang plaatsvindt vanwege het feit dat de moeder de minderjarigen stelselmatig bij de vader weghoudt. Ook is de vader niet onherroepelijk veroordeeld voor de onder c. genoemde misdrijven. De stelling van adoptant dat duidelijk is dat er voor de minderjarigen schadelijke voorvallen hebben plaatsgevonden en dat de minderjarigen daarvan nog steeds hinder ondervinden, alsmede het gegeven dat de officier van justitie thans nog geen beslissing omtrent vervolging heeft genomen naar aanleiding van de aangifte van de moeder, doen aan dit oordeel niet af. Dat de vader misbruik maakt van zijn bevoegdheid tot tegenspraak is evenmin gebleken. Van belang is hierbij dat stiefouderadoptie in alle opzichten een verstrekkende beslissing is en dat niet snel mag worden aangenomen dat daarbij sprake is van misbruik van bevoegdheid. Voorts is van belang dat bij de parlementaire behandeling van de huidige wet in de memorie van toelichting is opgemerkt dat grote terughoudendheid moet worden betracht bij het voorbijgaan aan de bezwaren van de gescheiden ouder die niet het gezag heeft. Verder weegt voor de rechtbank mee dat zowel tijdens gesprekken van de adoptant en de moeder met de Raad als ter terechtzitting de mogelijkheid is besproken van gezamenlijk gezag van de moeder en de adoptant als bedoeld in artikel 1:253t BW. Die maatregel is minder verstrekkend dan adoptie doordat de familierechtelijke band tussen de vader en de minderjarigen - in tegenstelling tot wat het geval is bij adoptie - niet definitief wordt verbroken. Van de zijde van de adoptant en de moeder is, behoudens dat op emotionele gronden het maximale wordt gevraagd, geen reden genoemd waarom in deze zaak adoptie ten opzichte van gezamenlijk gezag een meerwaarde heeft. De rechtbank ziet die redenen in deze zaak ook niet, ook niet indien uitsluitend naar de belangen van de minderjarigen zou worden gekeken. Op grond van al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek tot (stiefouder)adoptie dient te worden afgewezen. Nu het verzoek tot (stiefouder)adoptie zal worden afgewezen, zal op grond van het bepaalde in artikel 5 lid 3 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek eveneens het verzoek worden afgewezen om te bepalen dat de geslachtsnaam van de minderjarigen [achternaam moeder] zal zijn. DE BESLISSING De rechtbank: Wijst het verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Gisolf, lid van gemelde kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2006, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier.