Jurisprudentie
AV2197
Datum uitspraak2006-02-21
Datum gepubliceerd2006-02-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/695194-05
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-02-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/695194-05
Statusgepubliceerd
Indicatie
Art. 2 Wet arbeid vreemdelingen; art. 49 EG-verdrag; Poolse werkzaamheden zonder tewerkstellingsvergunningen.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
ECONOMISCHE POLITIERECHTER
Parketnummer: 15/695194-05
Uitspraakdatum: 21 februari 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 februari 2006 in de zaak tegen:
[rechtspersoon],
gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven in dier voege dat:
zij op of omstreeks 15 december 2004 te IJmuiden, gemeente Velsen, in elk geval in Nederland, als werkgever acht, althans een of meer vreemdeling(en), te weten:
1. [vreemdeling 1], van Poolse nationaliteit en/of
2. [vreemdeling 2], van Poolse nationaliteit en/of
3. [vreemdeling 3], van Poolse nationaliteit en/of
4. [vreemdeling 4], van Poolse nationaliteit en/of
5. [vreemdeling 5], van Poolse nationaliteit en/of
6. [vreemdeling 6], van Poolse nationaliteit en/of
7. [vreemdeling 7], van Poolse nationaliteit en/of
8. [vreemdeling 8], van Poolse nationaliteit
arbeid heeft laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.
2. Voorvragen
De economische politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete in totaal
€ 4000,-, met dien verstande dat voor iedere overtreding een geldboete van € 500,- zal worden opgelegd.
4. Bewezenverklaring
De economische politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat:
zij op 15 december 2004 te IJmuiden, gemeente Velsen als werkgever acht vreemdelingen, te weten:
1. [vreemdeling 1], van Poolse nationaliteit, en
2. [vreemdeling 2], van Poolse nationaliteit, en
3. [vreemdeling 3], van Poolse nationaliteit, en
4. [vreemdeling 4], van Poolse nationaliteit, en
5. [vreemdeling 5], van Poolse nationaliteit, en
6. [vreemdeling 6], van Poolse nationaliteit, en
7. [vreemdeling 7], van Poolse nationaliteit, en
8. [vreemdeling 8], van Poolse nationaliteit,
arbeid heeft laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, begaan door een rechtspersoon, acht maal gepleegd.
Verdachte heeft, bij monde van haar vertegenwoordiger, mr. M.P. Lewandowski, - zakelijk weergegeven - betoogd dat het niet strafbaar is om de met een Nederlandse opdrachtgever overeengekomen renovatiewerkzaamheden te laten uitvoeren door een Poolse onderaannemer en wel door bij hem in loondienst werkzame Poolse werknemers, zonder te beschikken over tewerkstellingsvergunningen.
Het gaat hier, aldus verdachte, om een grensoverschrijdende levering van diensten door een Poolse onderneming, zodat artikel 49 van het EG-verdrag van toepassing is. Op grond van Europese regelgeving en jurisprudentie hebben Poolse dienstverleners recht op een ongestoorde toegang tot de Nederlandse markt om aldaar diensten te verlenen. Het in artikel 2 van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna Wav) geformuleerde verbod vormt een discriminerende belemmering voor het vrije verkeer van diensten en is derhalve in strijd met artikel 49 van het EG-verdrag. Het stellen van de eis van een tewerkstellingsvergunning is een discriminerende en disproportionele belemmering van het vrije verkeer van diensten en het wettelijke voorschrift van artikel 2 Wav is - in elk geval in de onderhavige situatie - in strijd met de communautaire regelgeving en de jurisprudentie van het Hof van Justitie EG. Deze Poolse werknemers in dienst van een Poolse onderaannemer, die slechts naar Nederland komen voor de duur van het uitvoeren van de overeengekomen werkzaamheden, dienen te vallen onder de in artikel 3 Wav geregelde uitzondering.
Derhalve is het feitelijk door die Poolse werknemers laten uitvoeren van de werkzaamheden zonder tewerkstellingsvergunning door verdachte (zijnde de werkgever in de zin van artikel 2 Wav) niet strafbaar.
De economische politierechter is van oordeel dat het bewezenverklaarde feit niet strafbaar is en overweegt daartoe het volgende.
Uit de zich in het dossier bevindende stukken en uit het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat de eigenaren van het pand [pand 1] te IJmuiden met de Nederlandse besloten vennootschap [rechtspersoon] een overeenkomst hebben gesloten met betrekking tot het verrichten van renovatiewerkzaamheden in voornoemd pand.
[rechtspersoon], die volgens het uittreksel uit het Handelsregister een vestigingsadres heeft in Polen en waarvan de in Polen woonachtige [aandeelhouder] enig aandeelhouder/bestuurder is, heeft vervolgens de Poolse rechtspersoon [Poolse rechtspersoon] ingeschakeld om met in loondienst van die rechtspersoon werkende Poolse werknemers de werkzaamheden in Nederland te verrichten. Bestuurder/directeur van de Poolse [Poolse rechtspersoon] is voornoemde [aandeelhouder]. Bij de Nederlandse B.V. zijn geen werknemers in dienst, bij de Poolse [Poolse rechtspersoon] 16 personen.
De werknemers van [Poolse rechtspersoon] zijn tijdelijk naar Nederland gekomen voor het verrichten van de overeengekomen arbeid in dienst van een werkgever die in een ander lidstaat (in casu Polen) is gevestigd en daar een ook feitelijk op dit terrein werkzame onderneming heeft. Door [rechtspersoon] noch door [Poolse rechtspersoon] is alvorens de werkzaamheden aanvingen een tewerkstellingsvergunning met betrekking tot de Poolse werknemers aangevraagd.
Het inschakelen van de Poolse rechtspersoon door de Nederlandse B.V., die volgens de verklaring van verdachte ter zitting juridisch geen band met elkaar hebben, is - naar het oordeel van de economische politierechter - te beschouwen als onderaanneming.
De uit dien hoofde door de Poolse [Poolse rechtspersoon] in Nederland te verrichten werkzaamheden zijn aan te merken als het verlenen van een grensoverschrijdende dienst, waarop artikel 49 van het EG verdrag van toepassing is.
Bij de toetreding van de republiek Polen tot de Europese Unie op 1 mei 2004 heeft Nederland, anders dan Oostenrijk en Duitsland, geen uitzondering op het vrije verkeer van diensten bedongen bij wijze van overgangsregime. Wel is door onder andere Nederland een tijdelijke uitzondering bedongen op het vrije verkeer van werknemers.
Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie EG (onder meer Rush Portuguesa C-113/89 en Commissie /Luxemburg C- 445/03) blijkt dat lidstaten gerechtigd zijn maatregelen te nemen die nodig zijn om te controleren of het vrije verkeer van diensten niet gebruikt wordt om de beperking van het vrije verkeer van werknemers te omzeilen. Deze maatregelen mogen echter niet zo ver gaan dat het vrije verkeer van diensten illusoir wordt en de maatregelen moeten - onder meer - voor het dienstenverkeer proportioneel zijn.
Het stellen van de eis van een tewerkstellingsvergunning ex artikel 2 Wav voor tijdelijke grensoverschrijdende dienstverlening als hier aan de orde betekent - naar het oordeel van de economische politierechter – echter een niet-proportionele belemmering van het vrije verkeer van diensten in de zin van artikel 49 van het EG-verdrag en is in strijd met het communautaire recht, zoals vormgegeven in de jurisprudentie van het Hof van Justitie EG.
Dat ook de Staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid reeds in november 2004 wijziging van de eis van een tewerkstellingsvergunning in situaties als de onderhavige geboden achtte, blijkt uit de besluitvorming en advisering rond het (ontwerp-)besluit strekkende tot het vervangen van de tewerkstellingsvergunning door een notificatieplicht (handelingen Tweede Kamer der Staten Generaal nr. 29407, nr. 20 t/m 27 en het advies van de Raad van State, bijvoegsel Staatscourant 13-12-2005, nr 242).
Aangezien, zoals uit het hiervoor overwogene blijkt, de economische politierechter het bewezenverklaarde feit niet strafbaar acht, dient verdachte te dezer zake ontslagen te worden van alle rechtsvervolging.
6. Beslissing
De economische politierechter:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart het feit niet strafbaar.
Ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
7. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Van Dam, economische politierechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Van Nunen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 februari 2006.