Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV1136

Datum uitspraak2006-02-03
Datum gepubliceerd2006-02-07
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAwb 06 / 192
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Reconstructiewet concentratiegebieden en vrijstelling van rechtswege.


Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH Sector bestuursrecht Zaaknummer: AWB 06/192 Uitspraak van de voorzieningenrechter d.d. 3 februari 2006 inz[belanghebbende]zoeks[plaats], verzoekster sub 1, 2. de vereniging "[verzoek[plaats]", te Mill, verzoekster sub 2, [gemachtigde], tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats], verweerder, [gemachtigde]. Derdebelanghebbende partij ingevolge artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb): [belanghebbende], te [plaats], [gemachtigden]. Procesverloop Bij besluit van 22 december 2005 is aan [belanghebbende] (hierna: vergunninghoudster) bouwvergunning verleend voor het oprichten van een nertsenhal op het perceel, kadastraal bekend [adres] [ad[plaats]. Tegen dit besluit heeft verzoekster sub 1- mede namens de omwonenden van vergunninghoudster en de [verzoek[plaats] - op 11 januari 2006 een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Bij brief van gelijke datum heeft verzoekster sub 1 de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het verzoek is behandeld ter zitting van 20 januari 2006, waar verzoekster sub 1 in persoon is verschenen. Verzoekster sub 2 is verschenen bij gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigden. Vergunninghoudster is vertegenwoordigd door de gemachtigden. Overwegingen 1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. 2. Voorzover de toetsing aan het in dit artikel neergelegde criterium met zich brengt dat een beoordeling van het geschil in de bodemprocedure wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in die procedure. 3. Aan de orde is de vraag of naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het bestreden besluit in bezwaar in stand zal kunnen blijven en of in verband hiermee een voorlopige voorziening als verzocht al dan niet dient te worden getroffen. 4. Allereerst dient te worden vastgesteld dat in ieder geval drie van de acht omwonenden van [belanghebbende] - waaronder in ieder geval ook verzoekster sub 1 - woonachtig zijn op een afstand tussen de 100 en 140 meter van dit bedrijf en zodoende als belanghebbenden bij de aan [belanghebbende] verleende bouwvergunning kunnen worden aangemerkt. Voorts dient te worden vastgesteld dat verzoekster sub 2 zich blijkens de statuten ten doel stelt het bevorderden van de milieuhygiëne, duurzaamheid en de leefbaarheid in de meest uitgebreide zin en het nastreven van behoud, bescherming en verbetering van natuur, flora en fauna en het landschap in de meest uitgebreide zin. Het werkgebied bestrijkt het hele Land van [plaats], dat bestaat uit de gemeenten Grave, [plaats], Mill en St. Hubert, Sint Anthonis en Boxmeer. Verzoekster sub 2 kan derhalve ook als belanghebbende in de onderhavige procedure worden aangemerkt. 5. De voorzieningenrechter zal dan ook overgaan tot een inhoudelijke behandeling van het verzoek, waarbij wordt uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden. 6. Op 4 oktober 2005 heeft vergunninghoudster een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning om een bestaande nertsenhal op het perceel [adres] te [plaats] te vergroten. Voor deze nertsenhal is op 24 augustus 2004 een revisievergunning verleend, op basis waarvan 3.000 fokteven met bijbehorende reuen en pups mogen worden gehouden. De Afdeling bestuursrechtspaak van de Raad van State heeft op 6 april 2005 het tegen deze vergunning door verzoekers ingediende beroep ongegrond verklaard, waarbij onder meer is ingegaan op de stankhinder die de nertsenhouderij volgens verzoekers zou veroorzaken. 7. Verweerder heeft bij besluit van 22 december 2005 de gevraagde bouwvergunning verleend. Aan dit besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het bouwplan het oprichten/vergroten van een nertsenhal betreft, deels buiten het bouwvlak zoals vastgelegd in het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied [plaats]". Het te bebouwen perceel is in het Reconstructieplan Peel en Maas aangeduid als extensiveringsgebied. Een nertsenhouderij wordt in dit Reconstructieplan aangemerkt als intensieve veehouderij. Voor intensieve veehouderij als de onderhavige nertsenhouderij in een extensiveringsgebied voorziet het Reconstructieplan Peel en Maas in het vergroten van het bouwblok wanneer uitbreiding van de bebouwing geschiedt ten behoeve van het voldoen aan de wettelijke vereisten met betrekking tot het dierenwelzijn. Het bouwplan strekt er volgens verweerder uitsluitend toe te voldoen aan de huisvestingseisen als vastgesteld in de Verordening welzijnsnormen nertsen (PPE) 2003, welke als wettelijke vereisten ter zake van het dierenwelzijn kunnen worden aangemerkt. Van een toename van het aantal te houden nertsen is geen sprake. Gezien het feit dat sprake is van gewenste ontwikkelingen geldt het Reconstructieplan Peel en Maas op grond van het bepaalde in artikel 27, derde lid, van de Reconstructiewet als een vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zodat bouwvergunning is verleend. 8. Verzoekster sub 1 voert aan dat bezwaar is gemaakt tegen de wijziging van het bestaande bestemmingsplan en dat de zaak thans bij Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant ligt. In mei 2006 wordt een beslissing verwacht. Verzoekster sub 1 geeft aan dat in de onderhavige zaak de beslissing van de provincie afgewacht dient te worden. Verder wordt door verzoekster sub 1 opgemerkt dat sinds de uitbreiding van het bedrijf [belanghebbende] in 1997 de buurtbewoners veel stank- en lawaaioverlast ondervinden van de nertsenhouderij. Voorts wordt het uitzicht door de uitbreiding van de hal aangetast. De nertsenhouderij is gevestigd in de Groene Hoofdstructuur met als predikaat struweelvogels. Hier is een intensieve nertsenhouderij niet op zijn plaats. De uitbereiding van de nertsenstal is in strijd met de reconstructiegedachte. Het Reconstructieplan Peel en Maas geeft aan dat de bestaande rechten ter discussie staan als er vanuit ruimtelijke-, landschappelijke-, maatschappelijke en/of milieuhygiënische optiek bezwaren bestaan. Voorts wordt door verzoekster sub 1 betwist dat er wettelijke eisen bestaan voor de grootte van de kooien van nertsen. 9. Verzoekster sub 2 heeft onder meer naar voren gebracht dat de gemeente bouwvergunning heeft verleend in strijd met het bestemmingsplan. Het positieve advies van de Provinciale Planologische Commissie (PPC) om het bouwblok te verplaatsen is niet meer van toepassing op de zaak, nu er sprake is van een vormverandering cq. vergroting van het bouwblok. De PPC zal thans waarschijnlijk een negatief advies geven met betrekking tot de vergroting van het bouwblok. Verzoekster sub 2 geeft voorts aan dat er geen wettelijke eisen zijn ten aanzien van dierenwelzijn en wijst erop dat de Reclame Code Commissie (RCC) op 21 juli 2005 de Nederlandse Federatie voor Edelpelsdierenhouders heeft veroordeeld wegens een misleidende reclame-uiting op haar website. Volgens de RCC zijn er helemaal geen wettelijke eisen voor het welzijn van nertsen. Het verlenen van medewerking aan het bouwplan is - door het ontbreken van wettelijke eisen met betrekking tot dierenwelzijn - in strijd met het Reconstructieplan Peel en Maas. Dit volgt ook uit het feit dat een nertsenhouderij in eerste instantie niet onder de definitie van intensieve veehouderij viel. Pas in een later stadium is een nertsenhouderij wel onder deze definitie gebracht om verplaatsingen vanuit extensiveringsgebied mogelijk te maken. Daarenboven staat in het Reconstructieplan Peel en Maas vermeld dat het beleid geldt, behoudens voor zover er overwegende bezwaren bestaan vanuit ruimtelijke-, landschappelijke-, maatschappelijke of milieuhygiënische optiek. In casu zijn deze bezwaren in de visie van verzoekster sub 2 aanwezig, hetgeen onder meer blijkt uit de grote commotie in de buurt en de vele aandacht die de zaak in de pers heeft gehad. 10. Vergunninghoudster heeft ter zitting onder meer aangevoerd dat aan de hand van de plankaart dient te worden vastgesteld dat het bouwwerk waarvoor bouwvergunning is verleend voor 85% bij recht is toegelaten. Slechts vanwege het niet rechthoekig zijn van het bouwvlak was de vrijstelling vereist. De vrijstelling vloeit rechtstreeks voort uit het Reconstructieplan Peel en Maas, zodat het bouwblok mag worden uitgebreid. Het totaal aantal kooien in het complete bouwwerk is met name bedoeld om te voldoen aan de eisen die uit hoofde van dierenwelzijn zijn gesteld. Het betreft hier eisen die van overheidswege zijn opgelegd. In de vigerende milieuvergunning zijn voorschriften opgenomen die de milieugevolgen vanwege het in werking zijn van de inrichting aanvaardbaar moeten doen zijn. 11. De voorzieningenrechter overweegt het volgende. 12. Ingevolge artikel 40 van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning). 13. Ingevolge artikel 44, eerste lid en aanhef, van de Woningwet, mag de reguliere bouwvergunning slechts en moet deze worden geweigerd, indien: a. (..) b. (..) c. het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld; d. (..) e. (..). 14. De weigeringsgronden van artikel 44 van de Woningwet hebben een limitatief-imperatief karakter. Dit betekent dat de bouwvergunning moet worden geweigerd indien het bouwplan waar de aanvraag betrekking op heeft in strijd is met één of meer in de weigeringsgronden neergelegde voorschriften, doch dat bouwvergunning moet worden verleend indien zulk een weigeringsgrond ontbreekt. 15. Ingevolge artikel 27, eerste lid, van de Reconstructiewet concentratiegebieden (Rwc) geldt voor in het reconstructieplan overeenkomstig artikel 11, zesde lid, of artikel 19, vierde lid, aangewezen delen van het reconstructiegebied het reconstructieplan als een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de WRO. Artikel 21, vierde tot en met zesde lid, van de WRO is niet van toepassing. Het reconstructieplan geldt voor die delen van het reconstructiegebied niet meer als voorbereidingsbesluit indien voor de desbetreffende onderdelen van het reconstructiegebied een bestemmingsplan in overeenstemming met het reconstructieplan van kracht is geworden. 16. Ingevolge artikel 27, tweede lid, van de Rwc is artikel 50 van de Woningwet niet van toepassing op aanvragen om een bouwvergunning ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde delen van het reconstructieplan. 17. Ingevolge artikel 27, derde lid, van de Rwc geldt, voorzover de in het eerste lid bedoelde delen van het reconstructieplan en het bestemmingsplan niet met elkaar in overeenstemming zijn, het reconstructieplan voor de uitvoering daarvan als een vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de WRO. 18. In het Reconstructieplan Peel en Maas, dat op 29 juli 2005 in werking is getreden, is artikel 27 van de Rwc van toepassing verklaard op de begrenzing en de werking van landbouwontwikkelingsgebieden, verwevingsgebieden en extensiveringsgebieden. Gelet op de doelstelling en de tekst van de Rwc is de voorbereidingsbescherming die volgt uit artikel 27 alleen van toepassing op aanvragen die betrekking hebben op de rechtstreeks (door)werkende delen van het plan. Hieruit volgt dat de voorbereidingsbescherming, respectievelijk aanhoudingsplicht, uitsluitend betrekking heeft op een bouwaanvraag die betrekking heeft op de intensieve veehouderij. Planologische doorwerking kan verder alleen maar gelden voor de gebieden die in het plan als zodanig zijn begrensd. 19. Op grond van het Reconstructieplan Peel en Maas geldt voor extensiveringsgebieden het volgende beleid, behoudens voorzover er overwegende bezwaren bestaan vanuit ruimtelijke-, landschappelijke-, maatschappelijke- en/of milieuhygiënische optiek: 1. Uitbreiding, hervestiging en nieuwvestiging is op grond van de wet in extensiveringgebieden niet toegestaan. 2. Gezien de doelstellingen van de Reconstructiewet in extensiveringsgebieden is omschakeling naar een vorm van intensieve veehouderij evenmin toegestaan aangezien omschakeling een toename betekent van de intensieve veehouderij. 20. Aan bestaande intensieve veehouderijen wordt een "bouwblok op maat" toegekend. Het vertrekpunt hierbij is het respecteren van in (actuele) bestemmingsplannen toegekende bouwrechten. De volgende randvoorwaarden worden hierbij in acht genomen: 3. De bouwrechten in bestemmingsplannen die gebaseerd zijn op het Streekplan van 1992 en 2002 worden gerespecteerd en zijn vervat in een daarop gebaseerd bouwblok (...). 4. Bestaande intensieve veehouderijbedrijven, waarvan de bouwrechten zijn vastgesteld in een bestemmingsplan dat niet is gebaseerd op het Streekplan van 1992 en 2002 maar die een aantoonbaar concreet initiatief hebben dat past binnen de vigerende bestemmingsplanregeling, krijgen een beoordeling volgens "bouwblok op maat". 5. Bouwrechten die zijn vastgelegd in bestemmingsplannen die niet zijn gebaseerd op het Streekplan van 1992 en 2002 en waarbij geen sprake is van aantoonbaar concrete initiatieven, komen te vervallen. (...). 21. Bouwblokken die zijn vastgesteld volgens het hierboven onder 3 tot en met 5 bepaalde uitgangspunt mogen ten behoeve van het voldoen aan de wettelijke vereisten met betrekking tot het dierenwelzijn worden uitgebreid. 22. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. 23. Het bouwplan omvat het oprichten/vergroten van een nertsenhouderij deels buiten het bouwvlak zoals is vastgelegd in het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied [plaats]", zodat er sprake is van strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan. De vraag die partijen verdeeld houdt is of er vrijstelling van het bestemmingsplan kan worden verleend. 24. Verweerder heeft aangegeven dat op grond van artikel 27, derde lid, van de Rwc het Reconstructieplan Peel en Maas voor de uitvoering daarvan als een vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de WRO geldt. Op basis hiervan wordt van rechtswege vrijstelling van het vigerende bestemmingsplan verleend. 25. Tussen partijen is niet in geschil - en ook de voorzieningenrechter gaat daar vanuit - dat een nertsenhouderij ingevolge het Reconstructieplan Peel en Maas wordt aangemerkt als intensieve veehouderij. Voorts is niet in geschil dat het bouwplan is gelegen in een extensiveringsgebied. 26. Op grond van het bepaalde in het Reconstructieplan Peel en Maas wordt aan bestaande intensieve veehouderijen een "bouwblok op maat" toegekend. Het vertrekpunt hierbij is het respecteren van in (actuele) bestemmingsplannen toegekende bouwrechten. Hierbij worden - zoals hiervoor reeds uiteen is gezet - een drietal randvoorwaarden in acht genomen. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat de bouwrechten in het bestemmingsplan zijn gebaseerd op het Streekplan van 1992. Derhalve mag op grond van het Reconstructieplan Peel en Maas het bouwblok ten behoeve van het voldoen aan de wettelijke vereisten met betrekking tot het dierenwelzijn worden uitgebreid. 27. Verweerder heeft in dit verband gewezen op de Verordening van het Productschap Pluimvee en Eieren van 11 december 2003, houdende regels ter zake van welzijnsnormen van nertsen (Verordening welzijnsnormen nertsen (PPE) 2003). Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat deze verordening wettelijke vereisten bevat, zoals bedoeld in het Reconstructieplan Peel en Maas. Hiertoe heeft verweerder aangegeven dat de regeling is uitgevaardigd door het Productschap Pluimvee en Eieren, dat zijn wetgevende bevoegdheid ontleent aan een grondwettelijke bepaling en aan de daarop gebaseerde wet in formele zin. In dit kader wordt verwezen naar de artikelen 6 en 7 van het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren, de artikelen 5,6 en 8 van de Instellingsverordening Productschap Pluimvee en Eieren 1998-1, de artikelen 93, 95, 102 en 104 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie en artikel 134 van de Grondwet. Voorts wijst verweerder erop dat de Verordening welzijnsnormen nertsen (PPE) 2003 gedetailleerde en objectieve regels omvat ten aanzien van de afmetingen en de bezetting van de leefruimten van nertsen. Voorts voorziet deze verordening bij overtreding van de voorschriften in het opleggen van maatregelen. De regeling bevat derhalve algemene regels waarin rechtsnormen zijn vervat. Bovendien geldt de Verordening welzijnsnormen nertsen (PPE) 2003 voor alle ondernemingen - in casu pelsdierfokkers - zodat hiermee de externe werking vast komt te staan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich gelet op het vorenstaande dan ook op goede gronden op het standpunt gesteld dat sprake is van wettelijke vereisten ten aanzien van dierenwelzijn. 28. Met betrekking tot de vraag of het bouwblok wordt uitgebreid om te voldoen aan de Verordening welzijnsnormen nertsen (PPE) 2003, wordt het volgende overwogen. 29. Vast staat dat op basis van de op 24 augustus 2004 verleende revisievergunning 3.000 fokteven met bijbehorende reuen en pups zijn toegestaan in de nertsenhouderij van vergunninghoudster. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting aangegeven dat uitgaande van gemiddeld zes pups per worp in totaal ongeveer 21.000 nertsen aanwezig kunnen zijn. Uitgaande van de welzijnseisen opgenomen in de Verordening welzijnsnormen nertsen (PPE) 2003 betekent dit dat er 8.400 kooien aanwezig moeten zijn en indien rekening wordt gehouden met zieke dieren 8.700 kooien. Uitgaande van de minimale vereiste breedte van 30 cm komt verweerder uit op 2.000 meter kooilengte. Onder verantwoordelijkheid van het Productschap wordt intensief gecontroleerd op de naleving van de Verordening welzijnsnormen nertsen (PPE) 2003. Hiermee heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende gemotiveerd aangegeven dat de uitbreiding van de hal plaatsvindt ten behoeve van het voldoen aan de wettelijke vereisten in verband met dierenwelzijn. 30. In principe is de uitbreiding van het bouwblok op grond van het beleid zoals vermeld in het Reconstructieplan Peel en Maas dan ook geoorloofd. Van dit beleid kan evenwel worden afgeweken voorzover er overwegende bezwaren bestaan vanuit ruimtelijke-, landschappelijke-, maatschappelijke en/of milieuhygiënische optiek. 31. Vooralsnog is onvoldoende gebleken dat bezwaren in vorenbedoelde zin bestaan, nu het bouwplan - met uitzondering van de situering van het bouwblok - voldoet aan de vereisten zoals vermeld in het vigerende bestemmingsplan. De uitbreiding vindt plaats teneinde te voldoen aan de dierenwelzijnsnormen. Het aantal dieren blijft gelijk, waardoor de stankoverlast voor de omwonenden niet zal toenemen. Voorts wijst de voorzieningenrechter erop dat bij de revisievergunning van 24 augustus 2004 - onherroepelijk geworden door de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 april 2005 - de nieuwe situatie al is meegenomen zodat niet gesteld kan worden dat milieunormen in de weg staan aan toepassing van het beleid. Dat er overwegende bezwaren bestaan vanuit maatschappelijke optiek is niet gebleken. De voorzieningenrechter onderkent dat realisering van het bouwplan wel landschappelijke gevolgen met zich brengt, doch niet aannemelijk is geworden dat de gevolgen zodanig zijn dat de uitzonderingsgrond van toepassing is waardoor het beleid niet geldt. 32. Voor zover namens verzoekster sub 1 is betoogd dat de goedkeuringsprocedure van het nieuwe bestemmingsplan - zoals door de gemeenteraad op 26 september 2005 is vastgesteld - nog aanhangig is bij Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant en dat die procedure eerst afgewacht dient te worden alvorens vrijstelling op grond van het Reconstructieplan Peel en Maas verleend kan worden, overweegt de voorzieningenrechter dat die procedure los staat van de onderhavige procedure. Geen rechtsregel staat er aan in de weg dat de procedure die bij de provincie loopt niet wordt afgewacht en verweerder een besluit neemt waarbij het Reconstructieplan Peel en Maas wordt betrokken in het kader van verlening van vrijstelling van rechtswege. 33. Op grond van het vorenstaande is met toepassing van artikel 27, derde lid, van de Rwc van rechtswege vrijstelling van het vigerende bestemmingsplan verleend. 34. Gesteld noch gebleken is dat een van de overige weigeringsgronden als bedoeld in artikel 44 van de Woningwet van toepassing zijn. Op grond van het limitatief-imperatieve stelsel van deze bepaling was verweerder gehouden de bouwvergunning te verlenen. Aan een afweging van de betrokken belangen, wordt niet toegekomen. 35. Gezien het vorenstaande zal het bestreden besluit naar alle waarschijnlijkheid in bezwaar stand kunnen houden. Hetgeen verzoekers overigens hebben aangevoerd, kan in dit oordeel geen verandering brengen. Het verzoek om een voorlopige voorziening zal dan ook worden afgewezen. 36. Voor een veroordeling van één der partijen in de proceskosten acht de voorzieningenrechter geen termen aanwezig. 37. Beslist wordt als volgt. Beslissing De voorzieningenrechter: - wijst het verzoek om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb af. Aldus gedaan door mr. L.C. Michon als voorzieningenrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. E.A. Vermunt als griffier op 3 februari 2006. Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden ingesteld. Afschrift verzonden: AWB 06/192 8 uitspraak