Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV0998

Datum uitspraak2005-10-31
Datum gepubliceerd2006-02-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersVI 7-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het hof is van oordeel dat veroordeelde na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf zich hieraan heeft onttrokken, als bedoeld in de zin van artikel 15a, eerste lid aanhef en sub d van het Wetboek van Strafrecht. Het hof zal de vordering van de officier van justitie (tot achterwege blijven vervroegde invrijheidstelling) geheel toewijzen, als na te melden. Daarbij heeft het hof de omstandigheid in aanmerking genomen dat veroordeelde tot op heden nog voortvluchtig is.


Uitspraak

VI-nummer: 7-05 Uitspraak: 31 oktober 2005 Gerechtshof te Arnhem Kamer als bedoeld in artikel 67 van de wet op de rechterlijke organisatie. Het hof heeft te beslissen op de op 13 juli 2005 ingekomen vordering van de officier van justitie te Middelburg van 7 juli 2005, strekkende tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling van: [VEROORDEELDE] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Het hof heeft ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2005 gehoord de advocaat-generaal bij dit hof, die heeft geconcludeerd de vordering van de officier van justitie strekkende tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling toe te wijzen. De ter terechtzitting aanwezige raadsman, mr N.A. Koole, advocaat te Middelburg, is niet gemachtigd de verdediging te voeren. Overwegingen De vordering strekt ertoe dat de vervroegde invrijheidstelling met betrekking tot de bij vonnis van 15 september 2004 van de rechtbank te Middelburg opgelegde gevangenisstraf van twee jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, achterwege zal blijven. Aan de vordering is ten grondslag gelegd dat veroordeelde na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf zich hieraan heeft onttrokken, zoals bedoeld in artikel 15a, eerste lid aanhef en sub d van het Wetboek van Strafrecht. Uit de stukken van het dossier en het verhandelde tijdens het onderzoek ter terechtzitting is het hof hierover het volgende gebleken. Veroordeelde is op 8 mei 2005 uit de penitentiaire inrichting Veenhuizen, locatie Esserheem ontvlucht. Veroordeelde heeft samen met een medegedetineerde de tralies van een celraam doorgezaagd. Met behulp van touwen en stukken hout is een touwladder gemaakt, welke gebruikt is om langs de buitenmuur naar beneden te klimmen. Vervolgens zijn zij de bossen ingegaan. Nabij de inrichting bleek een auto op hen te wachten. Het hof is van oordeel dat veroordeelde na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf zich hieraan heeft onttrokken, als bedoeld in de zin van artikel 15a, eerste lid aanhef en sub d van het Wetboek van Strafrecht. Het hof zal de vordering van de officier van justitie geheel toewijzen, als na te melden. Daarbij heeft het hof de omstandigheid in aanmerking genomen dat veroordeelde tot op heden nog voortvluchtig is. Toegepaste wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 15a, 15b en 15c van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING: Het hof: Wijst toe de vordering van de officier van justitie te Middelburg en bepaalt, dat de vervroegde invrijheidstelling van veroordeelde in zijn geheel achterwege zal worden gelaten. Aldus gewezen door: mr P.C. Vegter, voorzitter mrs J.M.J. Denie en J.W.P. Verheugt, raadsheren in tegenwoordigheid van mr N.M.H. van Ek, griffier en op 31 oktober 2005 ter openbare terechtzitting uitgesproken.