Jurisprudentie
AV0788
Datum uitspraak2006-01-31
Datum gepubliceerd2006-02-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/880232-05
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-02-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/880232-05
Statusgepubliceerd
Indicatie
Veelpleger, RISc, ISD-maatregel, verblijfsplan
Uitspraak
Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 31 januari 2006
Parketnummer: 17/880232-05
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [adres],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Noord - De Grittenborgh te Hoogeveen.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 17 januari 2006.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
PARTIËLE VRIJSPRAAK
De verdachte moet van het onder 1. primair telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het onder 1. subsidiair en 2. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 10 september 2005, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden,
tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit:
- het opzettelijk bij de kleding vastpakken van die [slachtoffer] en
- het opzettelijk dreigend die [slachtoffer] de woorden toevoegen:"Ik schop of sla je inelkaar als ik geen geld krijg", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
- het afpakken en in ontvangst nemen van de portemonnee van die [slachtoffer],
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een wegens diefstal opgelegde gevangenisstraf geheel of ten dele heeft ondergaan;
2. hij op 12 september 2005, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Als jij je aangifte niet intrekt dan weet je wat je te wachten staat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en vervolgens daarbij met verdachtes hand een snijbeweging langs de keel/hals gemaakt.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. subsidiair
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een tegen hem wegens een in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf uitgesproken gevangenisstraf, geheel of ten dele heeft ondergaan.
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1. primair en 2. telastegelegde tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren;
- het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (maatregel-ISD) zal opleggen. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Het betreft hier feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het documentatieregister van 12 januari 2006 blijkt dat verdachte voorafgaand aan de onderhavige feiten tenminste driemaal ter zake van een misdrijf tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld.
Verdachte is op 23 mei 2005 vrijgekomen na een langdurige detentieperiode. Op 1 juni daaropvolgend heeft hij weer een misdrijf gepleegd waarvoor hij tot een vrijheidsstraf is veroordeeld, welke straf hij inmiddels heeft ondergaan. Op 10 en 12 september 2005 pleegde verdachte de onderhavige strafbare feiten. Uit het rapport van de Stichting Verslavingszorg Noord Nederland van 13 januari 2006, opgemaakt door [naam], reclasseringswerker, blijkt dat verdachte te boek staat als veelpleger. Het diagnostisch instrument RISc geeft aan dat de kans op recidive groot is. De eerste veroordeling van verdachte dateert van 1990. Bij verdachte is sprake van verslavingsproblematiek waardoor in toenemende mate de problemen groter worden. Uit het voorlichtingsrapport blijkt voorts dat het verdachte op vrijwillige basis niet is gelukt een behandeling af te maken, terwijl het justitiële kader zoals voorwaardelijke veroordeling, toezicht en schorsing ook geen bijdrage hebben geleverd om de kans op recidive te verkleinen. In juni 2005 kon verdachte opgenomen worden in het IMC. Verdachte pleegde voor de opname echter weer een misdrijf waardoor die opname niet doorging. Vervolgens is verdachte geschorst uit preventieve hechtenis met een aantal bijzondere voorwaarden, waaronder opname in het IMC. Halverwege de opname is verdachte tegen het advies vertrokken uit het IMC. Op 13 september is verdachte opnieuw opgenomen in het IMC. Vervolgens is verdachte overgeplaatst naar de klinische voorziening van de Vondellaan in Groningen. Op 3 oktober is verdachte weer tegen advies vertrokken. In het rapport wordt aangegeven een ISD-maatregel een kans kan bieden om het hulpverleningstraject in te gaan omdat elke andere vorm van juridische druk geen bijdrage heeft geleverd om de kans op recidive te verminderen. Omdat de rapporteur moeilijk kan inschatten of verdachte verantwoordelijkheid neemt voor hetgeen hij gedaan heeft, kan hij niet aangeven of de maatregel een meerwaarde heeft.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval is voldaan aan alle vereisten die de wet stelt aan het opleggen van een ISD-maatregel. Hieraan doet niet af dat verdachte - die een ontkennende verdachte is - geen verantwoordelijkheid neemt voor de door de rechtbank bewezen verklaarde feiten. Gelet op de mate van recidive en de constatering dat verdachte niet in staat is om op eigen kracht van zijn verslaving af te komen, terwijl de door verdachte gepleegde delicten steeds daaraan gerelateerd waren, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist voor de maximale termijn van twee jaren. De tijd die verdachte heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis zal, nu dit niet in overeenstemming is met de aard van de maatregel, niet in mindering worden gebracht op de duur van de maatregel.
De rechtbank zal bij het opleggen van de maatregel bepalen dat het openbaar ministerie binnen zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging bericht over de wenselijkheid en de noodzakelijkheid van de voortzetting van de maatregel.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 38s, 57, 285, 310, 312 en 421 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair en 2. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar.
Beslist dat een beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal plaatsvinden zes maanden na aanvang van de maatregel.
Bepaalt dat de zaak daartoe over zes maanden zal worden geplaatst op een zitting van de meervoudige kamer en bepaalt dat de officier van justitie zal zorgdragen voor een verklaring van de directeur van de inrichting omtrent de stand van de uitvoering van het verblijfsplan van de veroordeelde.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. J. van Bruggen, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2006.