Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU8836

Datum uitspraak2005-12-29
Datum gepubliceerd2005-12-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/551800-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Uitspraak inzake tragisch verkeersongeval op 24 juni 2005 in Heerde, waarbij een jeugdig meisje om het leven in gekomen.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Meervoudige kamer voor strafzaken Parketnummer: 06/551800-05 Uitspraak d.d.: 29 december 2005 tegenspraak / dip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [naam], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [adres]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 december 2005. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 24 juni 2005 in de gemeente Heerde als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee heeft gereden over de weg, de Eperweg, terwijl de omstandigheden als volgt waren; - ter plaatse bevond zich een kruispunt van voornoemde weg met de Wezeweg en/of de Haneweg en/of - naast de rijbaan lag aan beide zijden van de Eperweg een vrijliggend fietspad die door middel van de berm was/waren gescheiden van de rijbaan en/of - op, althans kort voor en/of kort na, voornoemd kruispunt, bevond(en) zich (een) fietsoversteekplaats(en), die ter plaatse op het wegdek met (een) verkeersteken(s) als bedoeld in artikel 6, tweede lid, Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, (te weten twee rijen met witte blokken over de breedte van de rijbaan), is/zijn aangegeven en/of - in de rijrichting van verdachte worden/wordt voornoemde fietsoversteekpla(a)ts(en) kenbaar gemaakt middels het bord J24 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (aanduidende: waarschuwing: fietsers en bromfietsers), immers was op de Eperweg op een afstand van ongeveer 60 meter en/of kort voor het kruispunt, althans de plaats van het ongeval, voornoemd bord geplaatst en/of - ter plaatse gold voor verdachte een maximum snelheid van 50 kilometer per uur. Hij - verdachte - heeft zich, gelet op voornoemde omstandigheden, toen daar zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, welk rijgedrag hieruit heeft bestaan dat hij: - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 77 kilometer per uur, althans met een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of - na het passeren van voornoemd bord J24 zonder snelheid te minderen is doorgereden in de richting van voornoemd kruispunt en/of - het door hem bestuurde voertuig niet tot stilstand heeft kunnen brengen binnen een afstand waarover hij het kruispunt en/of de fietsoversteekplaats(en) kon overzien en/of waarover deze vrij was/waren, waarbij hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen een overstekende fietser, is gebotst, aangereden en/of aangegleden, waar[slachtoffer] is overleden, althans ten gevolge van het ongeval zwaar lichamelijk letsel (te weten hersenletsel) heeft bekomen; art 6 Wegenverkeerswet 1994 ALTHANS, dat hij op of omstreeks 24 juni 2005 in de gemeente Heerde als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Eperweg; - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 77 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de voor verdachte geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, althans met een (veel) te hogen snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of - met onverminderde snelheid in de richting van een kruispunt is gereden, alwaar zich (een) fietsoversteekplaats(en) bevond(en), welke oversteekplaats(en) ongeveer 60 meter voor voornoemd kruispunt, althans de plaats van het ongeval, in de rijrichting van verdachte kenbaar werd(en) gemaakt middels het bord J24 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (aanduidende: Waarschuwing: fietsers en bromfietsers) en/of - het door hem bestuurde voertuig niet tot stilstand heeft kunnen brengen binnen een afstand waarover hij het kruispunt en/of de fietsoversteekplaats(en) kon overzien en/of waarover deze vrij was/waren, waarbij hij verdachte met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen een (overstekende) fietser is gebotst, aangereden en/of aangegleden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 5 Wegenverkeerswet 1994. Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: hij op 24 juni 2005 in de gemeente Heerde als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee heeft gereden over de weg, de Eperweg, terwijl de omstandigheden als volgt waren; - ter plaatse bevond zich een kruispunt van voornoemde weg met de Wezeweg en/of de Haneweg en - naast de rijbaan lag aan beide zijden van de Eperweg een vrijliggend fietspad die door middel van de berm waren gescheiden van de rijbaan en - kort voor voornoemd kruispunt, bevond zich een fietsoversteekplaats, dat ter plaatse op het wegdek met een verkeersteken als bedoeld in artikel 6, tweede lid, Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (te weten twee rijen met witte blokken over de breedte van de rijbaan), is aangegeven en - in de rijrichting van verdachte wordt voornoemde fietsoversteekplaats kenbaar gemaakt middels het bord J24 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (aanduidende: waarschuwing: fietsers en bromfietsers), immers was op de Eperweg op een afstand van ongeveer 60 meter en kort voor het kruispunt, voornoemd bord geplaatst en - ter plaatse gold voor verdachte een maximum snelheid van 50 kilometer per uur. Hij - verdachte - heeft zich, gelet op voornoemde omstandigheden, toen daar zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden, welk rijgedrag hieruit heeft bestaan dat hij: - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 77 kilometer per uur en - na het passeren van voornoemd bord J24 zonder snelheid te minderen is doorgereden in de richting van voornoemd kruispunt en - het door hem bestuurde voertuig niet tot stilstand heeft kunnen brengen binnen een afstand waarover hij het kruispunt en de fietsoversteekplaats kon overzien en waarover deze vrij was, waarbij hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen een overstekende fietser, is aangereden en waardoor [slachtoffer] is overleden. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte op 24 juni 2005 te Heerde een verkeersongeval heeft veroorzaakt tengevolge waarvan de 12-jarige [slachtoffer] is komen te overlijden. Verdachte reed op die bewuste dag met zijn personenauto op de Eperweg te Heerde. Bij de nadering van het verkeersbord “einde bebouwde kom” heeft hij zijn snelheid vermeerderd, ondanks dat hij op dezelfde weg nog een tweetal en als zodanig aangeduide fietsoversteekplaatsen moest passeren. Verdachte heeft bij de nadering van de oversteekplaats het op het fietspad aan zijn linkerzijde fietsende meisje niet opgemerkt. Pas op het allerlaatste moment, dat wil zeggen toen het meisje op haar fiets de oversteekplaats opkwam, heeft hij haar opgemerkt. Ondanks remmen heeft hij vervolgens een aanrijding met het meisje, zij bevond zich toen ongeveer op het midden van het wegdek, niet kunnen voorkomen. De gevolgen van dit ongeval waren noodlottig. Het behoeft geen betoog dat dit fatale ongeval diepe sporen achterlaat bij de nabestaanden en vrienden van dit jeugdige slachtoffer, zoals ook aangegeven in de zich in het dossier bevindende en door de moeder van [slachtoffer] ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring. Een strafrechtelijke reactie in welke vorm dan ook zal het door dit verlies veroorzaakte intense leed niet ongedaan kunnen maken. De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder terzake verkeersdelicten met politie en justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft daarnaast gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze mede uit de opgemaakte reclasseringsrapportage van 4 november 2005 voor voren komen, en zijn betrokken en schuldbewuste houding ter terechtzitting. Verdachte heeft aangegeven dat hij bedachtzamer is geworden op onverwachte momenten die zich in het verkeer kunnen voordoen. In het vorenstaande ziet de rechtbank, mede gelet op uitspraken die door deze rechtbank in vergelijkbare zaken zijn gedaan, aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen. Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 15 (vijftien) maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot 5 (vijf) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bepaalt, dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 167 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht. Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 december 2005.