Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU7917

Datum uitspraak2005-11-30
Datum gepubliceerd2005-12-13
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers409797 CV EXPL 05-2550, 409798 CV EXPL 05-2551, 409814 CV EXPL 05-2555, 409815 CV EXPL 05-2556 enz.
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Huur standplaats en hennep: Toewijzing ontbinding huurovereenkomsten en ontruiming van woonwagenstandplaatsen in verband met kweken van hennep.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT SECTOR KANTON, LOCATIE AMERSFOORT Vonnis in de gevoegde zaken van: De stichting STICHTING DE ALLIANTIE, gevestigd te Hilversum, kantoorhoudende te Amersfoort onder de naam SCW, eisende partij, gemachtigde: mr. T.J. de Groot, advocaat te Woerden, tegen: 1. [GEDAAGDE 1], wonende [adres] te [woonplaats], toev.nr. 4EZ5969, gemachtigde: mr. G.J. Boven, advocaat te Leusden, 2. [GEDAAGDE 2A], [GEDAAGDE 2B], beiden wonende [adres] te [woonplaats], gemachtigde: mr. M. Lanen, advocaat te Utrecht, 3. [GEDAAGDE 3], wonende [adres] te [woonplaats], toev.nr. 4FC4856, gemachtigde: mr. H. Kayed, advocaat te Nieuwegein, 4. [GEDAAGDE 4], wonende [adres] te [woonplaats], toev.nr. 4FA1979, gemachtigde: mr. G.J. Boven, advocaat te Leusden, 5. [GEDAAGDE 5A], toev.nr. 4FC5444 en gemachtigde: mr. G.J. Boven, advocaat te Leusden, en [GEDAAGDE 5B], beiden wonende [adres] te [woonplaats], niet verschenen, 6. [GEDAAGDE 6], wonende [adres] te [woonplaats], toev.nr. 4FC5439, gemachtigde mr. G.J. Boven, advocaat te Leusden, gedaagde partijen. 1. Het verloop van de procedures De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 24 augustus 2005 met de daarin genoem-de stukken. Vervolgens - heeft eiseres ter rolle van 21 september 2005 een “akte inzake bewijs” genomen; - hebben alle gedaagden, met uitzondering van de niet-verschenen [gedaagde 5B], ter rolle van 19 oktober 2005 van antwoord gediend. Hierna is uitspraak bepaald op heden. 2. De verdere beoordeling 2.1 De kantonrechter komt aan verdere beoordeling in de zaak met rolnummer 409815 CV EXPL 05-2556 tussen eiseres en gedaagde sub 4 niet toe nu reeds bij vonnis van heden onder rolnummer 4205032 CV EXPL 05-4894 ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zijn toegewezen. Daarmee mist eiseres belang bij haar vorderingen in onderhavige zaak. Als in het ongelijk te stellen partij wordt eiseres ver-oordeeld in de kosten aan de zijde van gedaagde sub 4. 2.2 Bij voormeld tussenvonnis is eiseres toegelaten feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat eiseres als verhuurster van de standplaatsen c.a. dient te worden beschouwd. 2.3 Ter voldoening aan haar bewijsopdracht heeft eiseres een tweetal uittreksels uit het Handelsregister overgelegd alsmede een notariële akte van fusie van 29 juni 2001. Volgens eiseres blijkt uit de akte dat de stichting Woningcorporatie SCW evenals een aantal andere stichtingen is overgegaan in eiseres, Stichting de Alliantie. 2.4 De kantonrechter stelt vast dat in de door mr. Boven namens [gedaagde 1], [gedaagde 5A] en [gedaagde 6] genomen antwoordakten vermelde stelling van eiseres niet is betwist. Hetzelfde geldt voor de door mr. Kayed namens gedaagde [gedaagde 3] ge-nomen, vrijwel gelijkluidende, akte. Volgens [gedaagde 2A] en [gedaagde 2B] even-wel is de verwarring thans compleet. De kantonrechter concludeert, anders dan [gedaagde 2A] en [gedaagde 2B], dat uit de door eiseres overgelegde notariële akte van fusie blijkt dat de oorspronkelijke stichting Woningcorporatie SCW als verdwijnende stichting is opgegaan in Stichting de Allian-tie als verkrijgende stichting, met andere woorden in eiseres. 2.5 Ten aanzien van de opmerking van [gedaagde 1], [gedaagde 5A], [gedaagde 6] en [ge-daagde 3] dat uit bijlage 2. van de door eiseres op 6 juli 2005 overgelegde producties niet blijkt dat de stichting woningcorporatie SCW de nieuwe eigenaar is geworden van de woonwagencentra geldt – daargelaten de (on)juistheid van die opmerking - dat, zo-als overwogen in rov. 4.1 van het tussenvonnis van 24 augustus 2005, door de kanton-rechter als tussen partijen vaststaand is aangenomen dat gedaagden niet (langer) be-twisten dat eiseres eigenaar is van de standplaatsen welke door gedaagden worden ge-huurd. Aangezien het de rechter, behoudens hier niet ter zake doende uitzondering, naar vaste jurisprudentie (laatstelijk HR 16 januari 2004, NJ 2004, 318) niet vrijstaat op een eindbeslissing terug te komen, moet deze stelling tardief geoordeeld worden. 2.6 Gedaagden wijzen op hetgeen is overwogen in rov. 2.2 van het tussenvonnis van 24 augustus 2005 en werpen de vraag op of de huurovereenkomsten niet hadden dienen te worden overgesloten als eiseres de nieuwe verhuurster was geworden of eiseres dit expliciet aan gedaagden kenbaar had dienen te maken. [gedaagde 2A] en [gedaagde 2B] stellen dat “de overgang van de gemeente Amersfoort (…) niet (is) geregeld in de door eiseres overgelegde akte (…).” Deze stellingen falen. Vooropgesteld wordt dat gedaagden niet hebben betwist dat er sprake is van huurovereenkomsten. In rov. 2.5 is reeds aangehaald, dat eiseres eigenaar is van de aan gedaagden in gebruik gegeven standplaatsen. Deze standplaatsen worden door gedaagden tegen betaling gebruikt. Daarmee is voldaan aan de definitie van de huurovereenkomst in artikel 7:201 lid 1 BW en bestaan er dus huurovereenkomsten tussen eiseres en gedaagden. 2.7 Het voorgaande dwingt tot de vaststelling dat eiseres is geslaagd in hetgeen aan haar te bewijzen is opgedragen. Dat betekent dat thans de vorderingen van eiseres en verwe-ren van gedaagden dienen te worden beoordeeld. Daartoe wordt het volgende overwo-gen. 2.8 Tot uitgangspunt dient dat bedrijfsmatige teelt van hennep op een als woonwagen-standplaats verhuurde onroerende zaak een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst is, die in beginsel ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Gelet op het volgens het overzicht weergegeven in rov. 2.6 van het tussenvonnis van 24 augustus 2005 bij ieder van de gedaagden aangetroffen aantal hennepplanten en de daarbij geconstateerde voorzieningen ten behoeve van de hennepteelt, kan niet ter dis-cussie staan dat het hier om bedrijfsmatige teelt gaat. De omstandigheid dat men van-wege de korte duur van de hennepteelt in financieel opzicht wellicht niets wijzer is geworden is niet van belang omdat de bedoeling er wel was maar de verwezenlijking daarvan (wellicht) slechts door de inval van de politie is verijdeld. 2.9 Vervolgens doet zich de vraag voor of in de specifieke omstandigheden van elk geval op het in rov. 2.8 genoemde uitgangspunt uitzondering moet worden gemaakt omdat, in de bewoordingen van art. 6:265 BW, de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Daarbij dient vooropgesteld te worden dat, gelet op de aard van de overeenkomst, de tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van gedaagden/huurders jegens eiseres over de perioden dat de hennepkwekerijen bestonden niet meer ongedaan kan worden ge-maakt. 2.10 Eiseres heeft een gerechtvaardigd belang bedrijfsmatige activiteiten, waaronder hen-nepteelt, op haar standplaatsen tegen te gaan om zo verloedering in de woonomgeving te voorkomen. De kantonrechter betrekt hierbij dat eiseres als toegelaten instelling in de zin van artikel 70 van de Woningwet, mede gelet op het bepaalde in art. 12a BBSH, de taak heeft bij te dragen aan de leefbaarheid in buurten en wijken waar haar wonin-gen en standplaatsen zijn gelegen. Hoewel gedaagden zulks uitdrukkelijk hebben betwist, dient aangenomen te worden dat van de bedrijfsmatige hennepteelt, zoals op het woonwagenkamp van gedaagden aan de [adres] vrijwel wagen aan wagen gebeurde, gemakkelijk een negatieve invloed uitgaat op de woonomgeving. Zulks geldt in het bijzonder wanneer de teelt gepaard gaat met andere criminaliteit zoals diefstal van energie. Eiseres heeft er groot belang bij dat haar woonwagencentra niet verworden tot no-go area’s, waar geen medewerker van of namens eiseres (of Eneco) zich nog durft vertonen en waar correcte nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomsten door ieder der gedaagden, waaron-der het in correcte staat houden van het gehuurde en de betaling van huurpenningen, niet plaatsvindt. Naar van algemene bekendheid is, is daarvan in het recente verleden op woonwagencentra in den lande wel sprake geweest en eiseres zal al hetgeen in haar vermogen ligt hebben aan te wenden om die situatie op de [adres] te voorkomen, niet het minst vanwege het belang van woonwagenbewoners die niets met hennepteelt of ander crimineel gedrag te maken (willen) hebben. Dat brengt mee dat eiseres een groot belang heeft bij het daadwerkelijk handhaven van de woonbestemming van onderha-vige standplaatsen c.a. Gelet op de inrichting van het woonwagenkamp aan de [adres] is dat niet bedoeld voor bedrijfsmatige activiteiten, waaronder het exploiteren van hennepkwekerijen. Dat betekent dat daaraan een einde diende te komen. Dat, zoals ge-daagden stellen, eiseres geen schade heeft geleden en zij geen overlast of gevaar zou-den hebben veroorzaakt doet aan het voorgaande niet af. 2.11 Aan het voorgaande doet evenmin af de stelling van o.a. [gedaagde 3] dat niet zij de kwekerij exploiteerde maar een derde. De kantonrechter heeft partijen er ter gelegen-heid van de comparitie van partijen al op geattendeerd dat de verplichtingen uit de huurovereenkomst zich ook uitstrekken tot anderen die met goedvinden van de huur-der daarvan gebruik maken (artikel 7:219 BW). 2.12 De kantonrechter onderkent dat gedaagden ieder groot belang hebben bij het voortzet-ten van de huurovereenkomst. Zij wijzen erop dat er een groot tekort is aan standplaat-sen en dat ontruiming van het gehuurde hen ernstig treft. Echter de belangen van ge-daagden zijn uiteindelijk van onvoldoende gewicht om de toewijzing van de vordering tegen te houden. De persoonlijke omstandigheden van gedaagden leiden niet tot een ander oordeel. 2.12 De vorderingen zullen daarom worden toegewezen, behoudens die tegen gedaagde sub 4 als overwogen in rov. 2.1. De in het ongelijk gestelde partijen worden in de kosten van de procedure veroordeeld. 3. De beslissing De kantonrechter: - ontbindt de huurovereenkomst tussen eiseres en [gedaagde 1] met betrekking tot de standplaats met voorzieningengebouwtje aan de [adres] te [woonplaats] en veroordeelt [gedaagde 1] om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege [ge-daagde 1] bevindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van eiseres te stellen, met machtiging op eiseres om de ontruiming zo nodig zelf en op kosten van [gedaagde 1] uit te voeren met behulp van politie en justitie; - ontbindt de huurovereenkomst tussen eiseres en [gedaagde 2A] en/of [gedaagde 2B] met betrekking tot de standplaats met voorzieningengebouwtje aan de [adres] te [woonplaats] en veroordeelt [gedaagde 2A] en [gedaagde 2B] om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege [gedaagde 2A] en/of [gedaagde 2B] be-vindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van eiseres te stellen, met machtiging op eiseres om de ontruiming zo nodig zelf en op kosten van [gedaagde 2A] en/of [gedaagde 2B] uit te voeren met behulp van politie en justitie; - ontbindt de huurovereenkomst tussen eiseres en [gedaagde 3] met betrekking tot de standplaats met voorzieningengebouwtje aan de [adres] te [woonplaats] en veroordeelt [gedaagde 3] om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege [ge-daagde 3] bevindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van eiseres te stellen, met machtiging op eiseres om de ontruiming zo nodig zelf en op kosten van [gedaagde 3] uit te voeren met behulp van politie en justitie; - ontbindt de huurovereenkomst tussen eiseres en [gedaagde 5A] en/of [gedaagde 5B] met betrekking tot de standplaats met voorzieningengebouwtje aan de [adres] te [woonplaats] en veroordeelt [gedaagde 5A] en [gedaagde 5B] om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege [gedaagde 5A] en/of [gedaagde 5B] be-vindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van eiseres te stellen, met machtiging op eiseres om de ontruiming zo nodig zelf en op kosten van [gedaagde 5A] en/of [gedaagde 5B] uit te voeren met behulp van politie en justitie; - ontbindt de huurovereenkomst tussen eiseres en [gedaagde 6] met betrekking tot de standplaats met voorzieningengebouwtje aan de [adres] te [woonplaats] en veroordeelt [gedaagde 6] om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege [ge-daagde 6] bevindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van eiseres te stellen, met machtiging op eiseres om de ontruiming zo nodig zelf en op kosten van [gedaagde 6] uit te voeren met behulp van politie en justitie; - veroordeelt eiseres tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde 4], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde te voldoen aan de griffier van de Rechtbank Utrecht; - veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van eiseres, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 961,60 waarvan € 600,00 aan salaris gemach-tigde; - veroordeelt [gedaagde 2A] en [gedaagde 2B] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van eiseres, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 961,60 waarvan € 600,00 aan salaris gemachtigde; - veroordeelt [gedaagde 3] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van eiseres, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 961,60 waarvan € 600,00 aan salaris gemach-tigde; - veroordeelt [gedaagde 5A] en [gedaagde 5B] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van eiseres, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 961,60 waarvan € 600,00 aan salaris gemachtigde; - veroordeelt [gedaagde 6] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van eiseres, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 961,60 waarvan € 600,00 aan salaris gemach-tigde; - verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; - wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. van Rijkom, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 november 2005.