Jurisprudentie
AU7105
Datum uitspraak2005-11-25
Datum gepubliceerd2005-11-30
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 259/03 Vennootschapsbelasting
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-11-30
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 259/03 Vennootschapsbelasting
Statusgepubliceerd
Indicatie
Te dezen is in geschil het antwoord op de vraag of de inspecteur bij het opleggen van de aanslag terecht de administratie van belanghebbende heeft verworpen en de omzet met betrekking tot de verkoop van haardhout terecht heeft gecorrigeerd met een bedrag van f. 14.798,--.
Uitspraak
BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 259/03 25 november 2005
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste meervoudige belastingkamer, op het beroep van X BV te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de Belastingdienst/Ondernemingen Emmen/Vestiging Assen (thans: de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Noord/kantoor Assen, verder te noemen: de inspecteur) op het bezwaar van belanghebbende tegen de haar opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1998.
1. Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende werd voor het jaar 1998, gedagtekend 15 september 2000, ambtshalve een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd ingevolge de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, gelijk deze wet voor het onderhavige tijdvak gold, naar een belastbaar bedrag van f. 100.000,--.
Tegen deze aanslag heeft belanghebbende op 26 oktober 2000 een pro forma bezwaarschrift ingediend, dat enige tijd daarna is gemotiveerd middels het inleveren van een aangifte zonder jaarstukken.
Op 14 december 2002 heeft de inspecteur uitspraak gedaan op het bezwaarschrift, waarbij hij de aanslag heeft verminderd tot een aanslag naar een belastbare winst voor 1998 van f. 36.114,-- waarmee een verlies van 1997 ad f. 13.495,-- werd verrekend, zodat de aanslag uiteindelijk naar een belastbaar bedrag van f. 22.619,-- werd vastgesteld.
De gemachtigde van belanghebbende heeft vervolgens op 16 december 2002 opnieuw bij de inspecteur een bezwaarschrift ingediend, aangevuld bij schrijven van 10 januari 2003. De inspecteur heeft dit hernieuwde bezwaarschrift aangemerkt als beroepschrift en het doorgezonden naar het hof, alwaar het op 14 maart 2003 is ingekomen. De gemachtigde heeft dit beroep voorts aangevuld bij schrijven van 27 juni 2003.
Nadat de inspecteur haar verweerschrift (met bijlagen) heeft ingezonden, heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 5 september 2005, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren de gemachtigde van belanghebbende A zomede als inspecteur mw.mr. B, die werd vergezeld door haar collega mr. C. De onderhavige zaak is behandeld tegelijk met het door belanghebbende ingestelde beroep inzake de haar opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 1999, nummer BK 294/04, alsmede met het door belanghebbendes directeur/grootaandeelhouder D ingestelde beroep inzake de aan hem opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998, nummer BK 411/03.
Ter voormelde zitting heeft de inspecteur de door haar ter zitting voorgedragen pleitnota overgelegd.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 Belanghebbende, opgericht op 17 februari 1997, heeft als daadwerkelijke activiteiten de import van haardhout vanuit Estland en de doorverkoop daarvan in Nederland. Voorts heeft belanghebbende in 1998 de activiteiten van handelsonderneming E overgenomen, bestaande uit het drijven van handel –meestal betreffende voedingsmiddelen- met personen in het voormalige Joegoslavië.
2.2 Omdat voor het jaar 1998 door belanghebbende geen aangifte voor de vennootschapsbelasting werd ingediend heeft de inspecteur ambtshalve een aanslag opgelegd. Het daartegen gerichte (pro forma) bezwaarschrift is na enge tijd gemotiveerd door het indienen van een aangifte zonder jaarstukken, uitkomend op een belastbare winst en een belastbaar bedrag van negatief f. 2.604,--.
2.3 Uit een daarna in 2001 en 2002 ingesteld boekenonderzoek bleek de inspecteur dat belanghebbendes administratie bestond uit een niet-ordelijk bijeengehouden, onduidelijke en onvolledige verzameling van gegevens. Belanghebbende is toen in de gelegenheid gesteld de administratie op orde te brengen, waartoe belanghebbendes gemachtigde activiteiten heeft ontwikkeld. De daarbij opgestelde jaarstukken kwamen uit op een belastbare winst voor 1998 van f. 21.316,-- en een te verrekenen verlies over 1997 van f. 13.495,-- zodat de gemachtigde concludeerde tot een belastbaar bedrag voor 1998 van f. 7.821,--.
2.4 De nieuwe administratie vertoonde de volgende kenmerken:
- er is geen kasadministratie bijgehouden;
- er zijn geen bescheiden betreffende kasmutaties van de houtverkoop, noch van de handel met de Joegoslaven;
- diverse valutatransacties die het gevolg zijn van leveringen aan het buitenland zijn buiten de boeken gehouden;
- niet alle inkopen van goederen zijn geboekt en er ontbreken inkoopfacturen;
- er ontbreken verkoopfacturen zodat leveringen aan het buitenland vaak alleen via de financiële weg worden getraceerd;
- er zijn geen voorraadlijsten en van geëxporteerde goederen is niet altijd een bewijs van uitvoer aanwezig;
- er zijn veel veronderstellingen en aannames die niet door bescheiden worden gedekt;
- pas in een later stadium bleek dat de directeur–groot aandeelhouder ook nog een bankrekening in Duitsland had;
- op de aangiften voor de omzetbelasting voor de jaren 1998 en 1999 is nooit melding gemaakt van export van goederen;
- aanvankelijk bedroeg de voorraad hout volgens de jaarstukken per 31 december 1998 f. 25.514,--, waarna belanghebbendes directeur telefonisch meedeelde dat die voorraad kleiner was, en volgens een brief van 20 oktober 2002 van de gemachtigde de voorraad f. 2.998,-- diende te bedragen.
2.5 Op vragen van de inspecteur betreffende de telkens wisselende gegevens zijn verschillende verklaringen gegeven. Zulks geldt ook voor de in de jaarstukken vermelde voorraad hout en de verschotten, waarvan uiteindelijk is gesteld dat deze als sluitpost fungeerden.
2.6 Bij een eerder boekenonderzoek bij de directeur/grootaandeelhouder van belanghebbende betreffende omzetbelasting voor de jaren 1996 en 1997 is geconstateerd dat deze geen boekhouding voerde en geen kasboek bijhield. Hem is toen een waarschuwing uitgereikt.
2.7 Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak de aanslag verminderd.
3. Het geschil.
Te dezen is in geschil het antwoord op de vraag of de inspecteur bij het opleggen van de aanslag terecht de administratie van belanghebbende heeft verworpen en de omzet met betrekking tot de verkoop van haardhout terecht heeft gecorrigeerd met een bedrag van f. 14.798,--.
4. Het standpunt van belanghebbende.
Namens belanghebbende is - voorzover te dezen van belang, kort samengevat - gesteld in het beroepschrift en mondeling ter zitting:
4.1 Doordat de administratie op verzoek van de inspecteur opnieuw is opgezet, is voldaan aan de in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (: de AWR) vervatte verplichtingen.
4.2 De nieuw opgezette boekhouding is juist. De inspecteur heeft de voorraad netten als verpakkingsmateriaal ten onrechte mede gerekend tot de verkopen. De nummering van de facturen begon bij 100.
4.3 De uitspraak en de aanslag dienen te worden vernietigd.
5. Het standpunt van de inspecteur.
De inspecteur heeft daartegenover -voorzover te dezen van belang, kort samengevat- aangevoerd in het verweerschrift en mondeling ter zitting:
5.1 Belanghebbendes administratie voldoet op geen enkele manier aan de eisen van artikel 52 van de AWR, en is onbetrouwbaar, ook na de herziening door de gemachtigde. Daarom is de administratie terecht verworpen. Tevens moet ervan worden uitgegaan dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Derhalve dienen de artikelen 25, zesde lid, en 27e (voorheen 29) van de AWR toepassing te vinden.
5.2 Belanghebbende heeft geen enkel bewijs aangedragen dat het belastbaar bedrag onjuist is vastgesteld. Met de voorraad verpakkingsmateriaal (netten) is rekening gehouden.
5.3 De omzet en winst van belanghebbende zijn zo goed mogelijk benaderd met –voorzover mogelijk- de door belanghebbende aangeleverde gegevens.
5.4 De uitspraak dient te worden bevestigd.
6. De overwegingen omtrent het geschil.
6.1 Administratieplichtigen zijn op grond van het bepaalde in artikel 52, eerste lid, van de AWR gehouden van alles betreffende hun bedrijf, naar de eisen van dat bedrijf, op zodanige wijze administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.
6.2 Uit de sub 2.3 tot en met 2.5 vermelde vaststaande feiten is het hof van oordeel dat belanghebbende met betrekking tot het onderhavige jaar niet heeft voldaan aan de sub 6.1 vermelde administratieve verplichtingen.
6.3 Voorts staat vast, gelijk sub 2.2 vermeld, dat belanghebbende voor het onderhavige jaar geen aangifte – anders dan als toelichting op zijn bezwaar - heeft gedaan voor de vennootschapsbelasting.
6.4 Op grond van het bepaalde in de artikelen 25, zesde lid, en 27e (voorheen 29) van de AWR heeft de inspecteur, van oordeel dat belanghebbende nu zij geen aangifte heeft gedaan en daarenboven niet heeft doen blijken dat en in hoeverre de aanslag onjuist is, bij de bestreden uitspraak de aanslag gehandhaafd en dient het hof het beroep ongegrond te verklaren, tenzij gebleken is dat en in hoeverre de aanslag of de uitspraak op het bezwaar onjuist is.
6.5 Naar ’s hofs oordeel heeft belanghebbende met het door haar gestelde in het beroepschrift en mondeling ter zitting onvoldoende aangevoerd om te doen blijken dat de uitspraak op het bezwaar onjuist is. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
6.6 Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, noch aan de zijde van de inspecteur, noch aan de zijde van belanghebbende.
6. De beslissing.
Het hof verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan op 25 november 2005 door prof.mr. E. Aardema, vice-president, mr. F.J.W. Drion, raadsheer, en prof.dr. H.G.M. Dijstelbloem, raadsheer-plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. de Jong en op die dag in het openbaar uitgesproken en
ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Op 30 november 2005 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.