Jurisprudentie
AU7046
Datum uitspraak2005-10-27
Datum gepubliceerd2005-11-29
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers250875
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-11-29
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers250875
Statusgepubliceerd
Indicatie
[...] Het verzoek van de vrouw - zoals dat thans luidt - strekt tot:
- bepaling dat de vrouw bij uitsluiting van de man gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedel, met bevel dat de man die woning verder niet mag betreden, behoudens met voorafgaande instemming van de vrouw;
- bepaling dat de man tot aan de verkoop van de echtelijke woning de hypothecaire verplichtingen, de premie voor de aan de hypothecaire geldlening verboden polis en de overige lasten (zoals het eigenaarsdeel van de onroerende zaakbelasting, waterschapslasten, rioolheffing, opstalverzekering en dergelijke) van de echtelijke woning door rechtstreekse uitbetaling aan de gerechtigden zal voldoen; [...]
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Familie- en Jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Voorlopige voorzieningen
rekestnummer : FA RK 05-5477
zaaknummer : 250875
datum beschikking : 27 oktober 2005
BESCHIKKING op het op 27 september 2005 ingekomen verzoek van:
[de vrouw],
de vrouw,
wonende te [woonplaats],
procureur: mr. H.A. Terleth-Gerretse.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man],
de man,
wonende te [woonplaats],
procureur: mr. --
advocaat: mr. M.M.G. Weel-Krimp, kantoorhoudende te Haarlem.
PROCEDURE
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift.
Op 13 oktober 2005 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar procureur en de man met zijn advocaat. Namens de raad voor de kinderbescherming is verschenen de heer A.W. Kuijpers. Van de zijde van de man zijn pleitnotities overgelegd, met bijlagen.
VERZOEK EN VERWEER
Het verzoek van de vrouw - zoals dat thans luidt - strekt tot:
- bepaling dat de vrouw bij uitsluiting van de man gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedel, met bevel dat de man die woning verder niet mag betreden, behoudens met voorafgaande instemming van de vrouw;
- bepaling dat de man tot aan de verkoop van de echtelijke woning de hypothecaire verplichtingen, de premie voor de aan de hypothecaire geldlening verboden polis en de overige lasten (zoals het eigenaarsdeel van de onroerende zaakbelasting, waterschapslasten, rioolheffing, opstalverzekering en dergelijke) van de echtelijke woning door rechtstreekse uitbetaling aan de gerechtigden zal voldoen;
alsmede, wat de minderjarige kinderen van partijen betreft:
primair (bij wijze van voorlopige voorzieningen) en subsidiair (voor het geval de rechtbank geen voorlopige voorzieningen wenst te treffen ten aanzien van de minderjarigen: bij wijze van een zelfstandig verzoek ex artikel 1:253a BW en voor de duur van het geding in de bodemprocedure):
- toevertrouwing van de minderjarige kinderen van partijen [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], aan de vrouw;
- bepaling dat de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [minderjarige 2], en [minderjarige 3], met € 260,-- per maand per kind, met ingang van 1 september 2005, althans met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, bij vooruitbetaling te voldoen en te vermeerderen met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten en/of regelingen ten behoeve van genoemde minderjarigen kan of zal worden verstrekt;
meer subsidiair (voor het geval de rechtbank geen voorzieningen wenst te treffen ten aanzien van de minderjarigen):
- bepaling dat de man zal bijdragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met € 540,-- bruto per maand, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, althans met ingang van 1 september 2005 en bij vooruitbetaling te voldoen.
De man voert - onder referte voor het overige - verweer tegen de hoogte en de ingangsdatum van de verzochte bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen respectievelijk de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw.
BEOORDELING
Alvorens inhoudelijk op de diverse onderdelen van het verzoek in te gaan, overweegt de rechtbank met betrekking tot de primaire grondslag van de in verband met de minderjarigen gevraagde voorzieningen het volgende.
Partijen zijn in gemeenschap van goederen gehuwd geweest. Het huwelijk is op 30 december 2004 omgezet in een geregistreerd partnerschap. Partijen hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarigen. De vrouw is voornemens een verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap en eventuele nevenvoorzieningen in te dienen. Voorafgaand daaraan heeft zij op 27 september 2005 het thans onderhavige verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen ingediend.
Ingevolge artikel 821 juncto artikel 828 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) kan de rechtbank in het kader van een (voorgenomen) ontbindingsprocedure van geregistreerd partnerschap echter geen voorlopige voorzieningen treffen ten aanzien van de minderjarige kinderen.
De rechtbank zal, zoals de vrouw subsidiair heeft verzocht, de ten aanzien van de minderjarige kinderen gevraagde voorzieningen behandelen als zelfstandige verzoeken ex artikel 1:253a BW. De rechtbank ziet om redenen van proceseconomie voldoende aanleiding om deze zelfstandige verzoeken in de onderhavige procedure te behandelen. De man heeft zich op dit punt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en verklaard het praktisch te vinden dat alle verzoeken in één keer behandeld en beoordeeld worden.
Toevertrouwing minderjarigen
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw - hoewel er strikt genomen geen sprake is van een geschil tussen partijen omtrent de verblijfplaats van de minderjarigen - voldoende belang heeft bij haar verzoek ex artikel 1:253a BW.
De verzochte, voor de duur van de ontbindingsprocedure van geregistreerd partnerschap te treffen, voorziening zal als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen, onder de voorwaarde
- naar analogie van artikel 821, vierde lid, Rv.- dat de vrouw binnen vier weken na heden een verzoek tot ontbinding partnerregistratie indient.
Echtelijke woning
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw voldoende belang heeft bij haar verzoek tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, nu de minderjarigen voorlopig aan haar zullen worden toevertrouwd en zij nog niet over andere woonruimte beschikt. Dat de man de echtelijke woning reeds een jaar geleden heeft verlaten maakt dit niet anders, temeer nu de man zelf nog niet over zelfstandige woonruimte beschikt en zich nog niet uit de echtelijke woning heeft doen uitschrijven. De rechtbank zal dit verzoek als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.
Hypothecaire verplichtingen en overige zakelijke lasten
Het verzoek van de vrouw om te bepalen dat de man de met de echtelijke woning verband houdende zakelijke lasten zal blijven voldoen, totdat deze is verkocht, ziet niet op een van de in de artikelen 822 en 823 Rv. limitatief opgesomde voorzieningen en zal daarom als niet op de wet gegrond worden afgewezen.
Ter terechtzitting is afgesproken dat de man deze lasten, te weten de rente van de hypothecaire geldlening, de premie voor de aan de hypothecaire geldlening verbonden polis en de overige lasten, zoals het eigenaarsdeel van de onroerende zaakbelasting, waterschapslasten, rioolheffing, opstalverzekering en dergelijke, zal blijven voldoen totdat de echtelijke woning, die inmiddels is verkocht, dient te worden geleverd. Partijen verwachten dat de oplevering rond 1 maart 2006 zal plaatsvinden.
De rechtbank zal bij de beoordeling van de draagkracht van de man in het kader van de alimentatie rekening houden met deze afspraak.
Kinderalimentatie / partneralimentatie
De vrouw heeft verzocht om voor de duur van de ontbindingsprocedure van geregistreerd partnerschap te bepalen dat de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met € 260,-- per maand per kind, met ingang van 1 september 2005, althans met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift.
De man heeft verweer gevoerd tegen de hoogte en de ingangsdatum van de verzochte bijdrage. De man stelt dat hij niet meer dan € 175,-- per maand per kind aan kinderalimentatie kan betalen en dat de kinderen geen behoefte hebben aan de verzochte bijdrage. Hij verzoekt voorts deze voorziening te treffen met ingang van 1 november 2005, aangezien hij niet alleen steeds de lasten voor de echtelijke woning heeft betaald, maar ook tot de datum van de zitting de energiekosten van de echtelijke woning voor zijn rekening heeft genomen en de vrouw steeds huishoudgeld heeft verstrekt. De vrouw heeft dit niet weersproken. Zij heeft in dit verband slechts verklaard dat het huishoudgeld dat de man verstrekte niet voldoende was om alle door haar te maken kosten te dekken en dat de zoon [minderjarige 1], die eigen inkomsten heeft, financieel heeft bijgedragen.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het redelijk om de ingangsdatum van de kinderalimentatie op 1 november 2005 te stellen, waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat de man de energiekosten van de echtelijke woning tot en met de maand oktober 2005 voor zijn rekening neemt.
Behoefte
De rechtbank neemt voor het bepalen van de behoefte van de minderjarigen in aanmerking het netto besteedbaar inkomen van de man, dat volgens de door hem overgelegde draagkrachtberekening € 2.248,-- per maand bedraagt, welk bedrag door de vrouw niet is weersproken. De vrouw heeft geen eigen inkomen.
De rechtbank bepaalt het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de minderjarigen aan de hand van de tabel eigen aandeel bijdrage kosten van kinderen uit het Tremarapport op € 480,-- per maand. De rechtbank bepaalt de behoefte van de minderjarigen aan een bijdrage van de man op € 480,-- per maand, derhalve op € 240,-- per maand per kind.
Draagkracht
De rechtbank gaat bij de berekening van de financiële draagkracht van de man uit van een inkomen van de man van € 34.020,-- bruto per jaar inclusief vakantiegeld.
De rechtbank neemt de volgende niet - danwel onvoldoende - betwiste lasten in aanmerking:
- de door de man ingevolge voormelde afspraak tot aan de levering van de echtelijke woning te betalen lasten ad € 746,-- per maand (te weten € 651,-- aan rente van de hypothecaire geldlening en een forfaitair bedrag van € 95,-- voor de overige zakelijke lasten);
- ziektekosten ad € 220,-- per maand;
- de schuld aan de postbank (consumptief krediet) nr. M886-74584, in verband waarmee per maand een bedrag ad € 97,99 dient te worden betaald.
De vrouw heeft de volgende opgevoerde lasten betwist:
- de schuld in verband met de Comfort Card, in verband waarmee per maand een bedrag ad € 144,-- dient te worden betaald.
De man heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de met de Comfort Card opgenomen bedragen heeft aangewend ter betaling van gemeenschappelijke schulden, zoals achterstallige energiekosten en ziektekostenpremie en daarnaast ter betaling van huishoudelijke lasten van zowel de man als de vrouw. De vrouw heeft dit niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken. De rechtbank zal daarom met deze lasten rekening houden.
Voor de man geldt de bijstandsnorm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 60%.
Gezien het voorgaande en gelet op de fiscale gevolgen is de rechtbank van oordeel dat een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [minderjarige 2], en [minderjarige 3], van € 178,-- per maand per kind redelijk en billijk en in overeenstemming met de wettelijke maatstaven is. De rechtbank zal aan deze voorziening wederom de voorwaarde verbinden - naar analogie van artikel 821, vierde lid, Rv.- dat de vrouw binnen vier weken na heden een verzoek tot ontbinding partnerregistratie indient.
BESLISSING
De rechtbank:
bepaalt, dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te [adres] - met inbegrip van de inboedel - en beveelt mitsdien dat de man die woning verder niet mag betreden, behoudens met voorafgaande instemming van de vrouw;
bepaalt, dat de minderjarige kinderen [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], voorlopig - voor de duur van de ontbindingsprocedure - aan de vrouw zullen worden toevertrouwd, mits de vrouw binnen vier weken na heden een verzoek tot ontbinding geregistreerd partnerschap indient;
bepaalt de som welke de man met ingang van 1 november 2005 voorlopig - voor de duur van de ontbindingsprocedure - zal verstrekken tot verzorging en opvoeding van de minderjarigen [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] op € 178,-- per maand en per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen en vermeerderd met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van deze minderjarigen kan of zal worden verleend, een en ander mits de vrouw binnen vier weken na heden een verzoek tot ontbinding geregistreerd partnerschap indient;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.D. Bellaart, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. J.M.M. Bancken als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2005.