Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU5820

Datum uitspraak2005-11-08
Datum gepubliceerd2005-11-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.810192-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Zeven jaar gevangenisstraf voor poging tot moord Den Burg (Texel).


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Parketnummer : 14.810192-05 Datum uitspraak: 8 november 2005 OP TEGENSPRAAK VERKORT VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], gedetineerd in PI Noord Holland Noord - HvB Zwaag te Zwaag. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 oktober 2005. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank: ? het aan verdachte onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen verklaart; ? de verdachte zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar, met aftrek van de tijd gedurende welke de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht; ? met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummers 7, 18, 24 tot en met 33 onttrokken aan het verkeer zal verklaren en ? met betrekking tot de overige op de lijst van inbeslaggenomen vermelde voorwerpen de teruggave zal bevelen aan verdachte. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en mr. D. Moszkowicz, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht. 1. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat 1. hij op of omstreeks 29 maart 2005 te Den Burg, gemeente Texel, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, het volgende heeft gedaan: - verdachte en/of zijn mededader is/zijn, in het bezit van een vuurwapen, naar die [slachtoffer] toegegaan vervolgens heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader: - tweemaal, althans eenmaal, geschoten op die [slachtoffer] en/of - de zoon van die [slachtoffer] tegengehouden om zijn vader te hulp te komen, - terwijl die [slachtoffer] reeds op de grond lag, nogmaals van korte afstand geschoten op die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 29 maart 2005 te Den Burg, gemeente Texel, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet het volgende heeft gedaan: - verdachte en/of zijn mededader is/zijn, in het bezit van een vuurwapen, naar die [slachtoffer] toegegaan vervolgens heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader: - tweemaal, althans eenmaal, geschoten op die [slachtoffer] en/of - de zoon van die [slachtoffer] tegengehouden om zijn vader te hulp te komen, - terwijl die [slachtoffer] reeds op de grond lag, nogmaals van korte afstand geschoten op die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op of omstreeks 29 maart 2005 te Den Burg, gemeente Texel, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Crvena Zastava, kaliber 7,65 milimeter), voorhanden heeft gehad; Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging. 2. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat 1. hij op 29 maart 2005 te Den Burg, gemeente Texel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, het volgende heeft gedaan: - verdachte is, in het bezit van een vuurwapen, naar die [slachtoffer] toegegaan vervolgens heeft verdachte: - tweemaal geschoten op die [slachtoffer] en - terwijl die [slachtoffer] reeds op de grond lag, nogmaals van korte afstand geschoten op die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 29 maart 2005 te Den Burg, gemeente Texel, een wapen van categorie III, te weten een pistool, merk Crvena Zastava, kaliber 7,65 millimeter, voorhanden heeft gehad. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3. BEWIJS De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben. 4. NADERE MOTIVERING De rechtbank is van oordeel dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Reeds in zijn eerste verhoor op 30 maart 2005 (pagina 164 en volgende van het dossier) heeft verdachte verklaard dat hij direct, nadat hij gebeld was door zijn zoon, het pistool heeft gepakt. Zijn zoon is intussen terug naar huis gekomen en verdachte heeft zijn zoon vóór hun woning aangetroffen. Vervolgens is verdachte met de auto naar het huis van het slachtoffer [slachtoffer] gereden. Daar aangekomen heeft verdachte het wapen doorgeladen, aldus heeft verdachte op 29 april 2005 (pagina 186) verklaard. Verdachte heeft voorts in voornoemd eerste verhoor verklaard dat hij naar het slachtoffer is gelopen en daarbij [getuige 2], de zoon van het slachtoffer, heeft weggeduwd. Als verdachte voor het slachtoffer staat, schiet hij twee maal vanaf een afstand van ongeveer twee meter in de richting van het slachtoffer. Daarna valt [slachtoffer]. Na enige tijd schiet verdachte voor een derde maal vanaf, zoals verdachte zelf heeft verklaard, een afstand van (ongeveer) één meter. Met dit schot heeft verdachte het slachtoffer in het gezicht geraakt. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van deze opeenvolgende handelingen dient naar het oordeel van de rechtbank te worden afgeleid dat verdachte doelgericht heeft gehandeld. Verdachte heeft zich op verschillende momenten kunnen bezinnen op zijn handelen. Verdachte heeft dit echter nagelaten. Het derde schot is bovendien van korte afstand, gericht en in koelen bloede afgevuurd. 5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert op: ten aanzien van feit 1: poging tot moord ten aanzien van feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie. 6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE Namens verdachte is een beroep gedaan op relatieve psychische overmacht. Verdachte heeft zich in de visie van de verdediging gedwongen gevoeld om aan een beklemmende situatie een einde te maken. Verdachte werd bevangen door angst dat zijn zoon het slachtoffer zou worden van een daad van agressie van de zijde van het slachtoffer. De verdediging heeft dit standpunt, kort samengevat en zakelijk weergegeven, met de volgende elementen uit het dossier onderbouwd. Verdachte en [slachtoffer] zijn beiden afkomstig uit Armenië, maar hebben een geheel verschillende achtergrond en geschiedenis. Voorts zou bij [slachtoffer] frustratie zijn ontstaan over de omstandigheid dat de familie [verdachte] het beter had dan zijn familie. [slachtoffer] heeft verschillende malen bedreigingen geuit in de richting van de familie [verdachte]. De gebeurtenissen van 8 januari 2005 zijn daarbij van belang. Op die dag heeft de jongste zoon van verdachte, [betrokkene], zijn verjaardag gevierd. Tijdens dit feest heeft [slachtoffer] teveel gedronken en heeft [slachtoffer] de vrouw van verdachte geslagen en [medeverdachte], de oudste zoon van verdachte, bedreigd met een mes. Als gevolg hiervan is verdachte bang geworden voor [slachtoffer]. In het bijzonder vreesde verdachte dat [slachtoffer] zijn zoon [medeverdachte] iets zou aandoen. Als verdachte op 29 maart 2005 door [medeverdachte] wordt gebeld en hem door [medeverdachte] wordt verteld dat [slachtoffer] hem wil vermoorden, wordt hij overmand door angst en woede. De rechtbank overweegt dat verdachte een beroep op psychische overmacht toekomt als er sprake is van uitoefening van psychische dwang waarvan redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat verdachte daar weerstand tegen biedt. Voor de beantwoording van de vraag of een dergelijke situatie zich in dit geval heeft voorgedaan, dienen twee deelvragen beantwoord te worden. Allereerst de vraag of en in welke mate psychische druk is uitgeoefend en vervolgens de vraag of en in welke mate het bieden van weerstand, gegeven de omstandigheden, gevergd mocht worden. De rechtbank overweegt hieromtrent dat uit de verklaringen van verdachte niet blijkt dat de verschillen tussen verdachte en het slachtoffer bij verdachte angst, woede of irritatie hebben doen ontstaan. In zoverre mist de stelling van de verdediging feitelijke grondslag. Uit hetgeen verdachte heeft verklaard over de bedreigingen en agressie van de kant van [slachtoffer], komt een beeld naar voren dat verdachte bang was dat [slachtoffer] op enig moment hem of leden van zijn gezin iets zou aandoen (pagina 172 tot en met 176). Een belangrijk moment is, blijkens de verklaring van verdachte van 31 maart 2005 (pagina 176), het feest van zijn zoon [betrokkene] op 8 januari 2005. Kort na deze datum heeft verdachte het vuurwapen gekocht. Hij heeft het wapen gekocht, zo heeft verdachte verklaard, om zo nodig te kunnen dreigen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij foute beslissingen wilde voorkomen, controle over de situatie wilde houden en, mede daarom, geen alcohol meer dronk. Verdachte heeft niet verklaard over andere incidenten tussen 8 januari 2005 en 29 maart 2005. Uit het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat de mentale weerstand en/of het vermogen tot redelijk handelen van verdachte kort voor het delict veel minder waren dan die van een gemiddeld mens. Als [medeverdachte] op 29 maart 2005 verdachte belt en hem vertelt dat hij door [slachtoffer] met messen wordt bedreigd, wordt verdachte kwaad en raakt hij geëmotioneerd. [medeverdachte] is gespannen en roept verdachte op hem te komen helpen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat dit telefoongesprek een uitzonderlijke psychische druk op verdachte heeft gelegd. Bovendien heeft verdachte consistent verklaard dat hij zijn zoon ongedeerd thuis heeft zien komen, voordat hij met de auto naar het huis van het slachtoffer vertrok. Er bestond op dat moment derhalve geen aanleiding meer om te vrezen voor bevestiging van de beelden die verdachte, blijkens zijn verklaring van 31 maart 2005 (pagina 179 en 180), in zijn hoofd had betreffende de mogelijke toestand van zijn zoon. Nu evenmin is gebleken dat het vermogen van verdachte om weerstand te bieden aan psychische druk of om moeilijke omstandigheden het hoofd te bieden, aanzienlijk was verminderd, kan niet gezegd worden dat verdachte nog slechts kon handelen op de wijze zoals hij heeft gedaan. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte op enig moment in een overmachtsituatie heeft verkeerd. De rechtbank overweegt ten slotte dat uit het handelen van verdachte, na de schietpartij, zoals verdachte dat weergeeft in zijn verklaring van 31 maart 2005 (pagina 182), evenmin de aannemelijkheid van een overmachtsituatie kan worden afgeleid. Immers, bij thuiskomst legt verdachte het pistool neer, legt zijn pasport ernaast, maant iedereen rustig te blijven en belt de politie. Tenslotte is namens verdachte gesteld dat de overmacht mogelijk heeft gelegen “in de putatieve sfeer”. Voor zover dit standpunt moet worden opgevat als de stelling dat verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald over het feit dat hij verwijtbaar heeft gehandeld, stelt de rechtbank vast dat dit verweer niet nader met feiten of omstandigheden is onderbouwd. Reeds daarom moet geoordeeld worden dat een situatie van putatieve overmacht niet aannemelijk is geworden. Het verweer wordt verworpen. Evenmin geeft de inhoud van de in dit vonnis onder 7. genoemde rapportage van mevrouw drs. P. van Vliet, gezondheidszorgpsycholoog, de rechtbank aanleiding tot niet-strafbaarheid van de verdachte te concluderen. Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7. MOTIVERING VAN DE STRAF De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen: Verdachte heeft na 8 januari een vuurwapen aangeschaft en bewaard in zijn woning. Nadat hij op 29 maart 2005 was gebeld door zijn zoon dat deze werd bedreigd door [slachtoffer], is verdachte kwaad naar diens woning toe gereden. Daar heeft hij het wapen doorgeladen en is hij doelgericht, met het wapen in de hand, op het slachtoffer afgelopen. Hij heeft [getuige 2], de zoon van het slachtoffer, daarbij opzij geduwd. Vanaf korte afstand heeft verdachte twee maal op [slachtoffer] geschoten. Nadat deze op de grond was gevallen en met zijn hoofd aan de voeten van verdachte lag, heeft verdachte nogmaals met gestrekte arm en vanaf zeer korte afstand, in het gezicht van het slachtoffer, geschoten. Verdachte heeft, terwijl er voorafgaand aan de eerste twee schoten een korte periode was om tot inkeer te komen, doelbewust gehandeld om [slachtoffer] van het leven te beroven. Ook daarna wilde verdachte nog niet stoppen. De rechtbank rekent verdachte met name het derde schot sterk aan. Zowel voor het slachtoffer als voor zijn familieleden vormt dit misdrijf naar verwachting een gebeurtenis die voor hen nog lange tijd een bron van spanning, onrust en onveiligheid zal zijn. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 30 maart 2005, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake van enig misdrijf tot straf is veroordeeld. - het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 2 juni 2005 van E. van Baarsen als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. Dit voorlichtingsrapport houdt onder meer het volgende in: Betrokkene is in Armenië geboren. Het gezin maakte deel uit van een groot sociaal netwerk. Betrokkene was in Armenië politiek actief in de oppositie. Echter werd dit door de Armeense regering niet gewaardeerd. Vanwege zijn politieke acties werd het op een gegeven moment te gevaarlijk waardoor betrokkene genoodzaakt werd te vluchten. Eind oktober 1994 kwam het gezin in Nederland. In 1996 kregen zij een verblijfsvergunning en vertrokken naar Texel. Sinds mei 2000 werkte hij als internationaal vrachtwagenchauffeur bij een bedrijf in Broek op Langedijk. Hij voelt zich in grote mate verantwoordelijk voor het welzijn van zijn gezin. Betrokkene ervaart zijn detentie als zwaar. Het idee dat zijn zoon in dezelfde situatie verkeert vindt hij ondraaglijk. Betrokkene is first offender. Betrokkene blijkt uit een stabiele gezinssituatie te komen. Hij maakt deel uit van een groot sociaal netwerk. Hij is goed geïntegreerd in de Nederlandse samenleving. De welvaart en bescherming van het gezin blijken van groot belang voor betrokkene. De bedreigingen die betrokkene van het slachtoffer heeft ervaren gericht op zijn zoon lijken betrokkene in staat te brengen iemand neer te schieten. De aanloop naar het delict heeft zich gekenmerkt door oplopende angstgevoelens en opgebouwde frustraties naar het slachtoffer toe. Onderzoek naar het omgaan met bepaalde emoties en het verwerken van bepaalde emotionele gebeurtenissen door betrokkene lijkt noodzakelijk om de kans op recidive in te kunnen schatten. Onduidelijk is gebleven wat de rol van religieuze en/of culturele bepalende aspecten was. - het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 17 juni 2005, van mevrouw drs. P.van Vliet, Gezondheidszorgpsycholoog Het psychologisch rapport, gedateerd 17 juni 2005 houdt onder meer het volgende in: Bij betrokkene konden tijdens dit onderzoek geen ziekelijke stoornissen dan wel gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens worden vastgesteld. Betrokkene lijkt voldoende inzicht te hebben in de wederrechtelijkheid van het gepleegde feit. Betrokkene weet dat het verboden is om iemand neer te schieten. Betrokkene geeft hiermee aan de verantwoordelijkheid voor de daad zelf op zich te nemen. Betrokkene acht zichzelf echter niet emotioneel verantwoordelijk als het gaat om de reden tot die daad of de afweging die daartoe heeft geleid. Betrokkene wordt in staat geacht zijn wil overeenkomstig zijn inzicht te hebben kunnen bepalen, aangezien betrokkene in staat is de normen van de Nederlandse en de Armeense cultuur tegen elkaar af te zetten en aldus een keuze te maken tussen beide. Op basis van betrokkene’s verhaal blijft er gevaar voor recidive bestaan zolang de vete tussen de beide families voortduurt. Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van lange duur passend en geboden is. 8. MOTIVERING VAN DE MAATREGEL De rechtbank is van oordeel, dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: 7 2.00 STK Patroon Kl:Zilver 33 1.00 STK Pistool Kl:Zwart ZASTAVA dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang. Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting gebleken dat het voorwerpen betreft met behulp van welke het feit is begaan. 9. NIET-ONTVANKELJKVERKLARING VORDERING BESLAG Van de volgende goederen heeft de officier van justitie gevorderd dat deze worden onttrokken aan het verkeer. 18 1.00 STK Holster Kl:Zwart 24 1.00 STK Honkbalknuppel Kl:Zilver ABBEY BAT 25 1.00 STK Wapen Kl:Zwart Wapenstok 26 1.00 STK Muts Kl:Zwart Bivak 27 1.00 STK Alarmpistool Kl:Zwart GUN TOYS 28 3.00 STK Schoonmaakartikel voor 5.5 mm pistool 29 1.00 STK Pistool Kl:Zilver Luchtdruk M92F 30 1.00 STK Mes ANDUFAR 31 1.00 STK Stiletto TOLEDO 32 1.00 STK Dolk De rechtbank stelt vast dat deze goederen in beslag zijn genomen onder [betrokkene], de jongste zoon van verdachte. Een beslissing tot onttrekking aan het verkeer kan noch op artikel 36c, noch op artikel 36d Wetboek van Strafrecht worden gebaseerd. Het ligt op de weg van de officier van justitie om langs andere weg te bereiken dat deze goederen niet opnieuw in het ongecontroleerde bezit van personen terechtkomen. Gelet hierop dient de officier van justitie in deze vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. 10. BESLISSING OMTRENT IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN De rechtbank is van oordeel dat de volgende goederen dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. 1 1.00 STK Handdoek Kl:Blauw 2 1.00 STK Handdoek Kl:Groen/Wit 3 1.00 STK Theedoek Kl:Blauw/Wit 4 1.00 STK Handdoek Kl:Paars 12 1.00 STK Slaapzak Kl:OranjeGeel 13 1.00 STK Gereedschapstas Kl:Zwart 17 1.00 STK Mes Keuken Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank is van oordeel, dat de in beslaggenomen voorwerpen, te weten: 5 2.00 STK Schoeisel Kl:Zwart TREK Tex 6 1.00 STK Trui Kl:Zwart PAOLO PESCARA maat XXL 8 1.00 STK Hemd Kl:Wit 9 2.00 STK Sok Sport 10 1.00 STK Trainingsjas Kl:Wit CMP Larch 11 1.00 STK Broek Kl:Zwart 14 1.00 STK Vest Kl:Zwart Gilet 23 1.00 STK Paspoort Kl:Rood dienen te worden teruggegeven aan verdachte. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, dat deze persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt. Ten aanzien van de volgende goederen op de beslaglijst stelt de rechtbank vast dat deze al zijn teruggegeven aan de beslagenen dan wel de beslissing tot teruggave reeds is genomen. 16 1.00 STK Telefoontoestel Kl: grijs NOKIA 19 1.00 STK Telefoontoestel Kl:Zilver LG 20 1.00 STK Telefoontoestel Kl:Zilver LG 21 1.00 STK Telefoontoestel Kl:Blauw KPN Swing 600 22 1.00 STK Telefoontoestel Kl:Zwart NOKIA 39 2.00 STK Schoeisel Kl:Zwart 40 1.00 STK Broek Kl:Zwart 41 1.00 STK Blouse 11. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 45, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. 12. BESLISSING De rechtbank: Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten. Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar. ? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 7 (ZEVEN) jaar. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in diens vordering tot onttrekking aan het verkeer van de volgende voorwerpen: 18 1.00 STK Holster Kl:Zwart 24 1.00 STK Honkbalknuppel Kl:Zilver ABBEY BAT 25 1.00 STK Wapen Kl:Zwart Wapenstok 26 1.00 STK Muts Kl:Zwart Bivak 27 1.00 STK Alarmpistool Kl:Zwart GUN TOYS 28 3.00 STK Schoonmaakartikel voor 5.5 mm pistool 29 1.00 STK Pistool Kl:Zilver Luchtdruk M92F 30 1.00 STK Mes ANDUFAR 31 1.00 STK Stiletto TOLEDO 32 1.00 STK Dolk ? Verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende voorwerpen: 7 2.00 STK Patroon Kl:Zilver 33 1.00 STK Pistool Kl:Zwart ZASTAVA ? Gelast de teruggave aan de verdachte van de navolgende voorwerpen: 5 2.00 STK Schoeisel Kl:Zwart TREK Tex 6 1.00 STK Trui Kl:Zwart PAOLO PESCARA maat XXL 8 1.00 STK Hemd Kl:Wit 9 2.00 STK Sok Sport 10 1.00 STK Trainingsjas Kl:Wit CMP Larch 11 1.00 STK Broek Kl:Zwart 14 1.00 STK Vest Kl:Zwart Gilet 23 1.00 STK Paspoort Kl:Rood Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de volgende voorwerpen: 1 1.00 STK Handdoek Kl:Blauw 2 1.00 STK Handdoek Kl:Groen/Wit 3 1.00 STK Theedoek Kl:Blauw/Wit 4 1.00 STK Handdoek Kl:Paars 12 1.00 STK Slaapzak Kl:OranjeGeel 13 1.00 STK Gereedschapstas Kl:Zwart 17 1.00 STK Mes Keuken Dit vonnis is gewezen door mr. B.H. Franke, voorzitter, mr. R. Steinhaus en mr F.J. Lourens rechters, in tegenwoordigheid van D.H. Geuze, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 november 2005.