Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU5675

Datum uitspraak2005-11-07
Datum gepubliceerd2005-11-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/997079-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank in Amsterdam heeft vandaag een 17 jarige jongen veroordeeld tot jeugd TBS. De rechtbank heeft hem deze straf opgelegd voor het in bezit hebben van een zelfgemaakt explosief en voor het bedreigen van kamerlid G. Wilders met een terroristisch misdrijf.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Parketnummer: 13/997079-05 Datum uitspraak: 7 november 2005 op tegenspraak VERKORT VONNIS van de rechtbank Amsterdam, vierde meervoudige kamer A, in de strafzaak tegen: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, wonende op het [adres] gedetineerd in het R.I.J. de Hartelborgt te Spijkenisse. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2005. 1. Telastelegging Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd. 2. Voorvragen … Parketnummer: 13/997079-05 -2- [verdachte] 3. Waardering van het bewijs 3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat hetgeen onder 1 is telastegelegd is begaan met een terroristisch oogmerk als bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht dan wel met het oogmerk om een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83 van dat wetboek voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Zij volgt hierin de officier van justitie. Voorts acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 is telastegelegd, voor zover de telastelegging ziet op de bedreiging van [A. H.A.], nu uit de stukken niet naar voren is gekomen dat zij weet heeft van de bedreigingen. Verdachte dient van deze onderdelen te worden vrijgesproken. 3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1. op 11 juli 2005 te Amsterdam een geïmproviseerd explosief, bestaande uit een kartonnen staaf, gevuld met kruit en stukjes metaal, en een ontstekingsmechanisme, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad; 2. op 18 maart 2005 te Amsterdam en Den Haag, meermalen één persoon, te weten [W.], heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [W.] per e-mail onder meer de woorden toegevoegd: 'jouw vijanden groeien sneller dan jouw aanhangers. Zolang de Islam bestaat zul jij moeten vluchten' en 'Als jouw partij ooit doorbreekt en de gedachtes die je nastreeft ten orde komen in dit land zullen wij gezamenlijk opstaan en strijden tegen jullie ongelovige extremisten' en 'wij zullen afrekenen met jullie allen. De strijders van de Islam en de soldaten van Allah zullen de Islam in praktijk brengen en elke vijand van de Islam kennis laten maken met het zwaard', en 'de afvallige [A. H.A.] (moge Allah haar een snelle en pijnlijke dood brengen) ' en '[A. H.A.], je zal jezelf stukslaan op de Islam' en 'wees nooit bang voor dit laaghartige volk, Allah zal ze vernederen vanwege hun verachtelijke motivatie en de gelovigen zullen zegevieren, vanwege hun verbond met Allah De Almachtige'. Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. 4. Het bewijs De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Parketnummer: 13/997079-05 -3- [verdachte] 5. De strafbaarheid van de feiten De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. 6. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 7. Motivering van de maatregel De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot: - een jeugddetentie voor de duur van 5 maanden met aftrek van het voorarrest; - de maatregel van Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen. De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de maatregel en bij de vaststelling daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte in het bezit is geweest van een zelf geïmproviseerd explosief. Nog afgezien van het feit dat explosieven gevaarlijk zijn en dat daarmee anderen angst aangejaagd kan worden en ernstig lichamelijk letsel kan worden aangedaan, vindt de rechtbank het zorgelijk dat verdachte dit explosief zelf heeft gemaakt en op zijn jonge leeftijd dus over de kennis en capaciteiten daartoe beschikt. Daarnaast heeft verdachte kamerlid [G. W.] bedreigd met een terroristisch misdrijf. Verdachte heeft hem tot tweemaal toe een e-mail gestuurd met daarin bedreigende teksten. Niet alleen heeft verdachte het kamerlid bedreigd, tevens heeft hij zich richting dhr. [W.] bedreigend uitgelaten ten opzichte van mw. [A. H.A.]. Verdachte heeft ter zitting laten weten deze bedreigingen te hebben geuit in verband met uitspraken van beide politici jegens de Islam. Door een volksvertegenwoordiger te bedreigen naar aanleiding van zijn uitlatingen kan deze worden gehinderd in de uitoefening van zijn ambt en kan daarmee de Nederlandse democratie in haar wezen worden aangetast. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. De rechtbank heeft voorts de omstandigheid laten meewegen dat verdachte eerder in aanraking is geweest met justitie blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van 12 oktober 2005. Parketnummer: 13/997079-05 -4- [verdachte] Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden met de volgende rapportages: - het rapport, opgemaakt door de kinder- en jeugdpsychiater, drs. N. Duits, d.d. 28 september 2005; - het rapport, opgemaakt door de GZ-psycholoog, drs. S.A. Moonen, d.d. 17 oktober 2005. Uit het rapport, opgemaakt door psychiater N. Duits, is onder meer gebleken dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens. Verdachte heeft kenmerken van een autisme spectrum stoornis. Dit uit zich met name in de beperkte kwaliteit van de sociale interacties, egocentrisme, diffuse identiteitsvorming en de monomane fascinaties en obsessies. Dit hangt samen met de interferenties en de beperkingen van de opvoedingssituatie en de mogelijke predispositie. De gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens was ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte is niet in staat zijn boosheid te reguleren. Zijn obsessieve vereenzelviging met de Islam, zijn egocentrisme en monomanie en neiging tot projecteren en externaliseren hebben hem ertoe gebracht dat hij Tweede Kamerlid [G. W.] (en [H. A. ]) heeft bedreigd. Hij was daar al langer mee bezig en plaatste ook gewelddadige foto’s van [W.] op de site. Het lijkt dus geen impulsieve daad. Verdachte is gefascineerd door geweld en kan verbeten en wraakzuchtig reageren. Er is geen spijt, schuld of schaamte anders dan dat hij last heeft van detentie. Hij kan zich niet verplaatsen in een ander. Verdachtes vereenzelviging met de radicale Islam is langzaam ontstaan. Medio 2003 ‘bekeerde’ hij zich en begin 2005 werd hij toenemend radicaal. Hij zonderde zich steeds meer af en had alleen nog contact met geloofsgenoten. Gezien zijn (dis)functioneren ten tijde van het tenlastegelegde in relatie tot zijn gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens en bovenstaande is sprake van verminderde toerekeningsvatbaarheid. Hij was zich verminderd bewust van aard en omvang van het tenlastegelegde, hij had verminderd besef van de gevolgen, voordien en nadien. Hij was en is zich verminderd schuldbewust van het verkeerde en van het ontoelaatbare van zijn handelingen. Hij beschouwt zijn handelingen terugkijkend op het tenlastegelegde nauwelijks als verkeerd. Hij heeft geen alternatief scenario paraat. Er was geen twijfel voorafgaand aan en ten tijde van het tenlastegelegde, hij kan niet naar twijfel handelen en kan zich slecht beheersen. Hij kon zich ten tijde van en na het tenlastegelegde niet met gevoel én verstand verplaatsen in het slachtoffer. De kans dat verdachte zal recidiveren met bedreiging is gezien het onderzoek en de factoren hierboven genoemd hoog als verdachte geen (in eerste instantie gesloten) bemoeienis krijgt. Het gaat niet zozeer om zijn Islamgeloof op zich, maar het gaat om de optredende cyclus van bekrachtiging en de toenemende ernst van verdachtes tekortkomingen. Hij is niet in staat zelfstandig te pareren, hij is er niet eens van op de hoogte en voelt geen lijdensdruk en er is weinig behoefte tot verandering. Hij zal zich weer monomaan gaan verliezen in zijn fascinaties, hij ontleent er veel aan. De kans op recidive is hoog door de Trias: focus op de radicale Islam, projectie van boosheid en verbetenheid en de preoccupatie en fascinatie voor vuur, vuurwerk en geweld. Het is niet ondenkbaar dat bedreigen van anderen zou kunnen samengaan met zijn fascinaties. Parketnummer: 13/997079-05 -5- [verdachte] Een andere belangrijke risicofactor voor recidive is verdachtes omgeving. De ouders en met name vader zijn onvoldoende doordrongen van de ernst van verdachtes tekortkomingen. Daarbij wordt er onvoldoende gecommuniceerd en is deze tussen vader en zoon dwingend, polariserend van aard. Verdachte zoekt zijn steun nu bij geloofsgenoten. Daarbij komt verdachtes heimelijke gedrag. Supervisie en steun voor verdachte blijven van belang, verdachte heeft vele tekortkomingen en is verre van zelfstandig. Verdachte dient individuele en gezinsbehandeling te krijgen waar zijn preoccupaties en fascinaties vuur, vuurwerk, geweld) verduidelijkt en bespreekbaar gemaakt worden. Hij dient betere gedragsmatige manieren te vinden om daarmee om te gaan. De prognose van behandeling van verdachtes problematiek is redelijk tot matig als deze intensief is en ‘aan kan slaan’. Bedacht dient te worden dat er nu een diagnostisch kader is en dat er nooit een behandeling is geweest. Gezien de ontkenning van de problematiek bij verdachte heeft het de voorkeur dat deze behandeling (gesloten)residentieel wordt aangevangen, ook gezien het recidiverisico. Het kader van de PIJ-maatregel is aangewezen. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel ligt niet in de rede, er zijn te weinig controlemogelijkheden binnen dat kader in relatie tot verdachtes fascinaties en heimelijk gedrag en recidiverisico. De PIJ-maatregel is nodig om de cyclus van bekrachtiging van verdachtes problematiek te doorbreken. Zijn radicale geloofsbelijdenis dient pathologisch doeleinden. Hij raakt geïsoleerd en raakt vervreemd van zijn ouders. Zijn ouders hebben de emotionele en pedagogische grip op hem verloren. Het projecteren van zijn boosheid in combinatie met zijn geloofsovertuiging en de fascinatie voor geweld in relatie tot vuur en vuurwerk is zorgelijk. Verdachte is zich hier niet van bewust. Daarom is een dwingend kader nodig om hem ontwikkelingskansen te geven, zijn positieve gerichtheid op werk te stimuleren en om beter om te kunnen gaan met zijn beperkingen, aldus de psychiater. Ook de GZ-psycholoog, S.A. Moonen komt in zijn rapport tot de conclusie dat een PIJ-maatregel geboden is voor verdachte. Hij baseert zich daarbij in grote lijnen op dezelfde gronden als de psychiater. De rechtbank neemt bovenstaande conclusies van vorengenoemde deskundigen over en volgt het advies op. Tot slot heeft de rechtbank kennis genomen van de volgende rapportages: - het rapport, opgemaakt door C. Ruland van de Raad voor de Kinderbescherming, d.. 17 oktober 2005; - het verslag groepsobservaties, vanuit R.I. de Hartelborgt, afdeling Foba very intensive care ‘het Anker’, d.d. 30 september 2005. Gelet op het voorgaande en mede gelet op het feit dat het bewezen geachte misdrijven zijn waarvoor de voorlopige hechtenis is toegelaten, en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte, dient de maatregel van Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen te worden opgelegd. Parketnummer: 13/997079-05 -6- [verdachte] 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 77g, 77s, 77gg, 285 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 van de Wet wapens en munitie. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. 9. Beslissing Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.2 is aangegeven. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op: 1. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II; 2. Bedreiging met een terroristisch misdrijf, meermalen gepleegd; Verklaart het bewezene strafbaar. Verklaart [verdachte], daarvoor strafbaar. Legt aan verdachte op de maatregel van Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen. Zij adviseert als plaats van tenuitvoerlegging de Justitiële Jeugdinrichting Rentray. Parketnummer: 13/997079-05 -7- [verdachte] Dit vonnis is gewezen door mr. F.P.M. Eberhard, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. J. Kloosterhuis en A. Philips, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bos, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 november 2005. De jongste rechter is buiten staat te ondertekenen.