Jurisprudentie
AU2225
Datum uitspraak2005-08-31
Datum gepubliceerd2005-09-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
ZaaknummersR 833/05
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-09-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
ZaaknummersR 833/05
Statusgepubliceerd
Indicatie
Hof verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van een klaagschrift dat betrekking heeft op een beslaglegging in het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek waarmee het verder geen enkele bemoeienis heeft zolang niet tegen de eventuele ontnemingsbeslissing hoger beroep is ingesteld. Het hof geeft de griffier opdracht geven het klaagschrift door te sturen naar de rechtbank, alwaar het strafrechtelijk financieel onderzoek is ingesteld.
Uitspraak
rekestnummer: R 833/05
rolnummer: 23-003438-03
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
BESCHIKKING
op het op 21 februari 2005 ter griffie van dit hof ingekomen klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager]
Bijgestaan door mr. J. Zomer, advocaat te Vlissingen.
1. Inhoud van het klaagschrift
Het klaagschrift strekt onder andere tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan klager van de in het klaagschrift genoemde, op 16 november 2002 in en nabij de woning gelegen aan de [adres] en op 18 november 2002 bij de Rabobank te [adres], inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
2. Procesgang
Op 13 november 2002 heeft de rechter-commissaris in de rechtbank te Amsterdam een machtiging tot het instellen van een strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO) verstrekt. Ter terechtzitting in eerste aanleg van 19 augustus 2003 heeft de officier van justitie kenbaar gemaakt voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) aanhangig te maken. De rechtbank te Amsterdam heeft op 2 september 2003 vonnis gewezen in de hoofdzaak. Namens klager is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Het hof heeft klager bij arrest van 12 maart 2004 ter zake van -kort gezegd- handelen in strijd met artikel 2 van de Opiumwet, diefstal met braak en het meermalen (medeplegen) van opzetheling veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstraf. Namens klager is tegen dit arrest cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft inmiddels op 16 augustus 2005 arrest gewezen, waarbij het cassatieberoep is verworpen.
Op 5 januari 2005 heeft het hof, na klager op 24 november 2004 in raadkamer te hebben gehoord, een beschikking (rekestnummer R288/04) gegeven op het op 30 augustus 2004 ingekomen klaagschrift ex artikel 552a Sv van klager. Tegen deze beschikking is geen cassatieberoep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken in de strafzaak onder bovengenoemd parket- en rolnummer en heeft de advocaat-generaal en de raadsman van klager op 6 juli 2005 ter gelegenheid van de openbare behandeling van het klaagschrift in raadkamer gehoord.
De advocaat-generaal heeft medegedeeld dat een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel tegen klager aanhangig zal worden gemaakt en heeft geconcludeerd tot onbevoegdverklaring van het hof, voor zover het klaagschrift het conservatoir beslag betreft, en tot niet-ontvankelijkverklaring van klager, voorzover het klaagschrift het overig beslag betreft.
3. Beoordeling
Het klaagschrift is tijdig namens klager ingediend.
Het klaagschrift betreft de navolgende te onderscheiden goederen:
a. goederen die in het klaagschrift zijn aangeduid als goederen waarop conservatoir beslag is gelegd;
b. een geldbedrag van 136.160,00 euro;
c. een BMW-personenauto met kenteken [nummer];
d. een rond blik met muntgeld;
e. sieraden.
Bevoegdheid van het hof
Het hof is van oordeel dat met betrekking tot de goederen, waarop conservatoir beslag ex artikel 94a lid 2 Sv is gelegd, niet het hof maar de rechtbank te Amsterdam bevoegd is tot kennisneming van het klaagschrift. Het hof grondt dit oordeel op de omstandigheid dat die goederen in beslag zijn genomen in het kader van een nog aanhangig te maken ontnemingsvordering en redelijke wetsuitleg van artikel 552a lid 3 Sv, in het bijzonder van de daarin voorkomende term 'vervolging', in casu meebrengt dat het klaagschrift had moeten worden ingediend bij voornoemde rechtbank, alwaar het SFO is ingesteld. Een andere uitleg van voormelde bepaling heeft immers als ongewenst gevolg dat het hof zou moeten beslissen over een klaagschrift dat betrekking heeft op een beslaglegging in het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek waarmee het verder geen enkele bemoeienis heeft zolang niet tegen de eventuele ontnemingsbeslissing hoger beroep is ingesteld. Het hof zal zich dan ook in zoverre onbevoegd verklaren en de griffier opdracht geven het klaagschrift door te sturen naar die rechtbank.
Voormelde beslissing strekt zich uit tot de onder a. genoemde goederen, alsmede tot het onder b. genoemde geldbedrag en de onder c. genoemde BMW. Voor wat betreft het geldbedrag heeft de raadsman van klager betwist dat daarop conservatoir beslag rust. Het hof leidt echter uit de door de advocaat-generaal ten behoeve van de terechtzitting in hoger beroep van 27 februari 2004 overgelegde beslaglijst, onder verwijzing naar de aldaar onder 2 tot en met 13 genoemde bedragen van in totaal 136.160,00 euro, af dat op het door de raadsman bedoelde bedrag conservatoir beslag is gelegd. Dit geldt ook voor de op die beslaglijst onder 1 genoemde BMW met kenteken [nummer].
Ontvankelijkheid van klager
Bij beschikking van 5 januari 2005 heeft het hof reeds de teruggave aan klager gelast van het onder d. genoemde blik met muntgeld, voor zover daarop geen conservatoir beslag rust. Bij gelegenheid van de behandeling van het klaagschrift in raadkamer heeft de raadsman van klager medegedeeld dat voor wat betreft dit blik met muntgeld alleen bedoeld is te klagen over het verzuim het feitelijk terug te geven aan klager. Artikel 552a Sv biedt evenwel geen grondslag voor zodanige klacht, zodat klager in zoverre niet kan worden ontvangen in zijn beklag.
Voormelde klacht van de raadsman geldt ook de sieraden van de partner van klager ten aanzien waarvan het hof bij eindarrest (in de hoofdzaak) van 12 maart 2004 de teruggave heeft gelast. Nu noch in het klaagschrift noch bij de behandeling daarvan een nadere specificatie van de wel en niet aan klagers partner toebehorende sieraden is gegeven, gaat het hof ervan uit dat het klaagschrift geen betrekking heeft op andere sieraden dan die waarvan reeds de teruggave is gelast en die zijn vermeld op eerder genoemde beslaglijst onder 83, 84, 86, 87, 88, 89a, 90, 91, 92 en 93.
4. Beslissing
Het hof:
Verklaart zich onbevoegd tot kennisneming van beklag strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave aan klager van de goederen waarop met het oog op voordeelsontneming conservatoir beslag ex artikel 94a, lid 2 Sv is gelegd, te weten:
- personenauto [nummer] (beslaglijst hoger beroep onder 1);
- euro 136.160,00 (beslaglijst hoger beroep onder 2 t/m 13);
- digitale camera Canon (beslaglijst hoger beroep onder 14);
- videorecorder Philips (beslaglijst hoger beroep onder 16);
- herenhorloge Rolex (beslaglijst hoger beroep onder 82);
- herenhorloge Breitling (beslaglijst hoger beroep onder 85);
- gouden herencolliers, 5 stuks (beslaglijst hoger beroep onder 89b);
- fototoestel Canon Ixus (beslaglijst hoger beroep onder 101);
- videorecorder JVC (beslaglijst hoger beroep onder 104);
- kleurentelevisie Philips (beslaglijst hoger beroep onder 105);
- digitale cinema center Philips (beslaglijst hoger beroep onder 106);
- kleurentelevisie Philips (beslaglijst hoger beroep onder 107);
- surroundsysteem Philips (beslaglijst hoger beroep onder 112);
- euro 2.775,00 (beslaglijst hoger beroep onder 129 t/m 136).
Geeft de griffier de opdracht het beklagschrift in zoverre door te sturen naar de rechtbank te Amsterdam, om de zaak op het ingediende klaagschrift af te doen.
Verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag voor zover het strekt tot opheffing van het beslag en teruggave aan klager van:
- een rond blik met muntgeld;
- de sieraden (beslaglijst hoger beroep onder 83, 84, 86, 87, 88, 89a, 90, 91, 92, 93).
Aldus gedaan in raadkamer van de tweede strafkamer van dit hof, mrs. Fasseur, Van Woensel en Mevis, in tegenwoordigheid van mr. Tomassen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2005.
Mr. Mevis is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.