Jurisprudentie
AU1861
Datum uitspraak2005-09-01
Datum gepubliceerd2005-09-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/430169-04
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-09-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/430169-04
Statusgepubliceerd
Indicatie
Voorhanden hebben van kinderporno-bestanden.
Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Meervoudige strafkamer te Zwolle
Parketnummer: 07/430169-04
Uitspraak: 1 september 2005
S T R A F V O N N I S
in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte]
geboren op [geboorteplaats en - plaats]
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaats gevonden op 18 augustus 2005. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.H. Voors, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. M.W. van der Borg, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte voor het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde tot:
- een werkstraf van 100 uur subsidiair 50 dagen hechtenis;
- jeugddetentie voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de afdeling jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg Overijssel, ook als dat een behandeling van verdachte zal inhouden bij De Waag of De Tender.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder 1 primair ten laste gelegde.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De verdachte dient van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde het navolgende.
Naar het oordeel van de rechtbank staat buiten twijfel dat de omschreven digitale bestanden kinderporno in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht betreft. Zulks is door verdachte zelf overigens ook niet betwist. De vraag die in casu moet worden beantwoord is of verdachte deze bestanden, juridisch bezien, in zijn bezit heeft gehad. Daarbij is navolgende van belang. De bestanden zijn aangetroffen in de zogenaamde prullenbak op de computer. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen aanwijzingen dat verdachte de bestanden in de prullenbak heeft geplaatst met een andere bedoeling dan deze te verwijderen, zodat aannemelijk is geworden dat verdachte, zoals hij zelf ook heeft verklaard, juist geen kinderporno in zijn bezit wilde hebben. Zulks blijkt bovendien uit het feit dat:
- verdachte terstond na het aantreffen van deze bestanden op zijn computer zijn ouders en de buren daarover heeft ingelicht;
- uit het politie-onderzoek is gebleken dat verdachte nadien deze bestanden niet meer heeft bekeken en dat een deel van deze bestanden al was overschreven.
Bovendien heeft de raadsman met juistheid betoogd dat het ongerijmd zou zijn als verdachte de bestanden eigenlijk had willen bewaren waar ze slechts met moeite weer zichtbaar zouden kunnen worden gemaakt, terwijl hij ze op uiterst eenvoudige wijze via Kazaa-lite weer op het zijn beeldscherm zou kunnen brengen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het onder 1 subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 1 subsidiair:
Poging tot met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, strafbaar gesteld bij artikel 244 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op hetgeen uit voornoemde onderzoeksrapportage betreffende de persoon van de verdachte naar voren is gekomen ten aanzien van zijn persoonlijkheidsontwikkeling, alsmede gelet op de indruk die de rechtbank ter terechtzitting heeft verkregen omtrent de persoon van de verdachte, acht de rechtbank gronden aanwezig om het minderjarigenstrafrecht toe te passen.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat in aanmerking genomen dat verdachte op ernstige wijze misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat het zeer jonge slachtoffer in hem had op grond van de bestaande onderlinge contacten, waarbij verdachte onder meer regelmatig oppas was.
Een en ander is voor de rechtbank aanleiding om verdachte naast een voorwaardelijke jeugddetentie tevens een werkstraf op te leggen.
Gelet op de naar voren gekomen persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte vindt de rechtbank grond om aan de voorwaardelijk op te leggen jeugddetentie als bijzondere voorwaarde een verplicht jeugdreclasseringscontact te koppelen, hetgeen naast de noodzakelijk geachte begeleiding van verdachte tevens de mogelijkheid biedt om de verdachte de geadviseerde behandeling te laten volgen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel d.d. 28 oktober 2004 uit het algemeen documentatieregister van de justitiƫle documentatiedienst;
- een de verdachte betreffend psychiatrisch onderzoeksrapport d.d. 9 februari 2005 uitgebracht door W. Postema, psychiater;
- een de verdachte betreffend psychologisch onderzoeksrapport d.d. 10 maart 2005 uitgebracht door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog;
- een de verdachte betreffend plan van aanpak d.d. 16 augustus 2005 uitgebracht door het Bureau Jeugdzorg Overijssel;
- de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
De rechtbank neemt over de in voornoemde onderzoeksrapportage vervatte conclusies en gronden betreffende de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
De verdachte is in zoverre strafbaar.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77o, 77x, 77y, 77z, 77aa en 77gg van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 4 maanden.
De jeugddetentie zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door de afdeling jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg Overijssel te Zwolle, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt.
Deze voorschriften en aanwijzingen mogen ook inhouden dat de verdachte gedurende de proeftijd een individuele en/of groepsbehandeling zal volgen bij de forensisch psychiatrische polikliniek De Waag in Utrecht of De Tender in Deventer.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 50 uren, te voltooien binnen 6 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 25 dagen jeugddetentie, althans een aantal dagen jeugddetentie dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
Aldus gewezen door mr. C. Kleinrensink, voorzitter tevens plaatsvervangend kinderrechter, mrs. C.W. van Kooten en S. Kuypers, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 september 2005.