Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU0259

Datum uitspraak2005-06-23
Datum gepubliceerd2005-07-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/500208-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank Dordrecht heeft vrijgesproken van een poging doodslag op een politieagent. Toen verdachte zou worden aangehouden gaf hij vol gas en reed met spinnende wielen met zijn auto weg. De betreffende politieagent, die enkele meters voor de auto van verdachte stond, sprong opzij omdat hij dacht te zullen worden overreden. Verdachte heeft verklaard zo in paniek te zijn geweest dat hij bij het wegrijden niemand voor zijn auto heeft zien staan. Mede gelet op de plaats waar deze politieman stond acht de rechtbank dit niet onmogelijk. Aldus ontbreekt de opzet gericht op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Tegenspraak Parketnummer : 11/500208-05 Zittingsdatum : 9 juni 2005 Uitspraak : 23 juni 2005 VERKORT STRAFVONNIS De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen: [Verdachte], geboren te op 1980, wonende te. De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij. 1. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 31 januari 2005 te Papendrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (agent van politie Zuid-Holland-Zuid) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een personenauto met die personenauto (vol gas gevend en/of met spinnende wielen) in de richting van die [slachtoffer] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 31 januari 2005 te Papendrecht, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] (agent van politie Zuid-Holland-Zuid) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte als bestuurder van een personenauto opzettelijk dreigend met die personenauto (vol gas gevend en/of met spinnende wielen) in de richting van die [slachtoffer] gereden. 2. De voorvragen 2.1 De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 2.2 De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. 2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. 2.4 De schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 3. Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft -het primair ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. 3.2 De verdediging De verdediging heeft een bewijsverweer en een strafmaatverweer gevoerd. 3.3 De vordering van de benadeelde partij Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer], [adres]. Hij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van € 350,-- ter zake van immateriële schadevergoeding. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering. Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade niet betwist. 4.De bewijsbeslissingen 4.1 De vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte primair ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende. Uit de bewijsmiddelen is af te leiden dat verdachte zich aan zijn aanhouding door de politie trachtte te onttrekken. Zodra verdachte te horen kreeg dat hij was aangehouden en hij verzocht werd zijn auto aan de kant te zetten ten einde mee te gaan naar het politiebureau, raakte hij in paniek, gaf hij vol gas en reed hij met slippende banden en spinnende wielen weg van de plaats waar hij zou worden aangehouden. Op het moment dat verdachte vol gas gaf en weg wilde rijden, stond politieagent [slachtoffer] op een afstand van enkele meters van de auto van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij zo in paniek was, dat hij niemand voor zijn auto heeft zien staan op het moment dat hij wegreed, maar dat hij maar aan één ding dacht: wegkomen. Politieagent [slachtoffer] had zich volledig geconcentreerd op het handelen van verdachte en kon zich tijdig uit de voeten maken. Gelet op de plaats waar deze politieman stond - enkele meters voor de auto van verdachte vrijwel aan de zijkant van deze auto en niet middenvoor - acht de rechtbank het niet onmogelijk dat verdachte inderdaad [slachtoffer] niet heeft gezien bij het wegrijden. Aldus kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte bewust heeft gepoogd - bij voorbeeld door rechttoe rechtaan op deze politieagent in te rijden - [slachtoffer] van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, noch dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer] van het leven zou beroven. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dat feit. 4.2 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte (subsidiair) op 31 januari 2005 te Papendrecht [slachtoffer] (agent van politie Zuid-Holland-Zuid) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte als bestuurder van een personenauto opzettelijk dreigend met die personenauto (vol gas gevend en met spinnende wielen) in de richting van die [slachtoffer] gereden. Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. 4.3 De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. 5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Het bewezenverklaarde levert op: (subsidiair) BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT. 6. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid 7.1 Strafmotivering De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich onttrokken aan zijn aanhouding door twee agenten van politie door in zijn auto flink gas te geven en vervolgens hard weg te rijden. De agenten hoorden plotseling het geluid van spinnende wielen en zagen dat het voertuig zich naar voren bewoog. Eén van beide agenten is snel opzij gesprongen omdat hij vreesde geraakt te zullen worden door de auto. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van deze agent met enig misdrijf tegen het leven gericht. Verdachte heeft het slachtoffer veel schrik aangejaagd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de bedreiging extra zwaar aangerekend dient te worden nu het gepleegd is tegen een ambtenaar van politie gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Een bedreiging tegen het leven gericht maakt inbreuk op de gevoelens van veiligheid van het slachtoffer en leidt tevens tot gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen. De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte op het moment dat hij gas gaf en in de richting van het slachtoffer reed in paniek was. Toch rekent zij het verdachte aan dat hij op dat moment uitsluitend zijn eigen belang voor ogen had en geen rekening heeft gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor de betreffende agenten. Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het door DeltaBouman omtrent verdachte uitgebrachte adviesrapport d.d. 22 maart 2005 en op het uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 17 maart 2005, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden veelvuldig met justitie in aanraking is gekomen. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een deels vrijheidsbenemende straf van na te melden duur dient te worden opgelegd, waarbij de rechtbank -gelet op de bewezenverklaring- een straf aangewezen acht die relatief zwaarder is dan door de officier van justitie is gevorderd. 7.2 De vordering van de benadeelde partij De benadeelde partij is ontvankelijk is haar vordering, nu aan verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd en aan haar rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het bewezen verklaarde strafbare feit toegebrachte schade. De rechtbank acht de vordering toewijsbaar in de vorm van een voorschot voor een bedrag van € 250,-- nu deze voor dat gedeelte niet onrechtmatig en ongegrond voorkomt. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren, aangezien dit gedeelte van de vordering niet eenvoudig van aard is. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijk rechter kan worden aangebracht. Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. 8. De toepasselijke wettelijke voorschriften De opgelegde straf gegrond op de volgende wettelijke voorschriften: artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 285 van het Wetboek van Strafrecht. 9. De beslissing De rechtbank verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis; verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5. vermelde strafbare feit oplevert; verklaart de verdachte hiervoor strafbaar; veroordeelt de verdachte wegens dit feit tot: EEN GEVANGENISSTRAF voor de duur van NEGEN (9) MAANDEN; bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten DRIE (3) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoer gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE (2) JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht; veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [slachtoffer], [adres], een bedrag van € 250,-- (tweehonderdvijftig euro), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil; bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in het resterende deel van de vordering en dat de benadeelde partij dit gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 250,-- (tweehonderdvijftig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer]; beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 5 dagen; bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door: mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter, mr. H. Bedee en mr. G.A.J.M. van Vugt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Spengen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juni 2005. Mr. drs. Van der Lugt en mr. Van Vugt zijn door afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.